ECLI:NL:RBMNE:2024:6561

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
UTR 24/6239
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om herbeoordeling WIA-uitkering

Op 19 november 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had op 2 oktober 2024 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar verzoek om herbeoordeling van de WIA-uitkering van [A]. De rechtbank constateerde dat de beslistermijn van acht weken, die op 5 juni 2024 afliep, was overschreden. Eiseres had verweerder op 26 juni 2024 in gebreke gesteld, waarna zij beroep heeft ingesteld.

De rechtbank oordeelde dat het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder gegrond was. Verweerder had in zijn verweerschrift aangegeven dat een capaciteitsgebrek aan verzekeringsartsen de reden was voor de vertraging. De rechtbank bepaalde dat verweerder binnen vier weken na de uitspraak alsnog een besluit moest nemen en dat hij een dwangsom van € 100,- per dag moest betalen voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-.

Daarnaast werd vastgesteld dat eiseres recht had op een vergoeding van de proceskosten ter hoogte van € 437,50 en dat verweerder het griffierecht van € 371,- aan eiseres moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier E.J.H.C. Hui.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6239

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: N. Krens)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld op 2 oktober 2024 omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op het verzoek om herbeoordeling van de uitkering van
[A] op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Op 17 oktober 2024 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op haar aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft haar verzoek ingediend op 10 april 2024. Verweerder moet binnen acht weken beslissen op het verzoek van eiseres. Dat staat in artikel 102, derde lid, van de WIA. Verweerder had dus uiterlijk op 5 juni 2024 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 26 juni 2024 in gebreke heeft gesteld en sindsdien twee weken zijn verstreken. Eiseres heeft op 2 oktober 2024 beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek.
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De standaardtermijn waarbinnen verweerder alsnog op het verzoek moet beslissen bedraagt in beginsel twee weken na deze uitspraak (artikel 8:55d, eerste lid, Awb). Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen (artikel 8:55d, derde lid, Awb).
5. Verweerder geeft in zijn verweerschrift aan dat hij tot op heden niet in staat is geweest om een herbeoordeling af te geven door een capaciteitsgebrek aan verzekeringsartsen. Het is nog onduidelijk wanneer een spreekuur met de verzekeringsarts kan worden ingepland. In hetgeen verweerder heeft aangevoerd ziet de rechtbank aanleiding om de beslistermijn vast te stellen op vier weken. Dit betekent dat verweerder uiterlijk vier weken na verzending van deze uitspraak een beslissing moet nemen op het verzoek van eiseres.
6. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-.
7. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
8. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De rechtbank stelt de proceskosten van eiseres die verweerder moet betalen vast op
€ 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 0,5). [1]
9. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 371,- aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 437,50 aan proceskosten;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 371,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Conform de uitspraak van de Afdeling van bijvoorbeeld 2 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1796.