ECLI:NL:RBMNE:2024:6557

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
UTR 23/6580
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens ontbreken beroepsgronden

Op 6 november 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer UTR 23/6580. Deze uitspraak betreft een beroep dat door eiser is ingediend op 23 december 2023. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht. Het beroepschrift voldeed niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kon behandelen. Volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een eiser beroepsgronden te formuleren, die uitleggen waarom hij het niet eens is met het besluit. Het ontbreken van deze beroepsgronden leidt tot de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen, tenzij er geldige redenen zijn voor het ontbreken ervan.

De rechtbank heeft eiser op 29 juli 2024 een aangetekende brief gestuurd, waarin hij werd verzocht om uiterlijk 26 augustus 2024 aan te geven waarom hij het niet eens was met het besluit. Tevens werd eiser verzocht om het volledige adres van [A] op te geven, een kopie van het besluit en een schriftelijke machtiging te overleggen. Deze brief werd echter onbestelbaar geretourneerd. De rechtbank heeft de brief op 22 augustus 2024 per gewone post verzonden, met de mededeling dat de termijn niet opnieuw aanvangt. Eiser heeft niet gereageerd op deze verzoeken.

Uiteindelijk heeft de rechtbank vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals bepaald in artikel 8:54 Awb. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier E.J.H.C. Hui, en is openbaar uitgesproken op 6 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/6580

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , veronderstellenderwijs namens [A], te [woonplaats] , eiser
en

Onbekende verweerder, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend op 23 december 2023.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Het beroepschrift voldoet niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet zeggen waarom hij of zij het niet eens is met het besluit en dit ook uitleggen. Dat worden ‘beroepsgronden’ genoemd. Dit staat in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als dat niet gebeurt is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom er geen beroepsgronden zijn genoemd. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
3. De rechtbank heeft eiser op 29 juli 2024 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat hij uiterlijk 26 augustus 2024 moet aangeven waarom hij het niet eens is met het besluit.
4. Tevens heeft de rechtbank eiser in dezelfde brief verzocht om een het volledige adres van [A] op te geven, een kopie van het besluit waar hij het niet mee eens is over te leggen en een schriftelijke machtiging op te sturen waarin staat dat eiser namens [A] mag optreden in deze beroepsprocedure. Deze brief is onbestelbaar aan de rechtbank geretourneerd. Hierna is deze brief, ter voldoening aan het bepaalde in artikel 8:38 van de Awb, op 22 augustus 2024 per gewone post verzonden aan eiser. Daarbij is vermeld dat de in de brief van 29 juli 2024 genoemde termijn niet opnieuw aanvangt.
5. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft gereageerd.
6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
7. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 november 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.