ECLI:NL:RBMNE:2024:6550

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
UTR 23/6319
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Renswoude behandeld. Het besluit waartegen beroep is ingesteld, dateert van 30 oktober 2023. Eiser heeft zijn beroepschrift, gedateerd op 28 november 2023, te laat ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift pas op 15 december 2023 per post is verzonden en op 19 december 2023 door de rechtbank is ontvangen. Dit is na de wettelijke termijn van zes weken, zoals voorgeschreven in de artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat het beroep niet inhoudelijk kon worden behandeld door de te late indiening. Eiser is op 14 maart 2024 per aangetekende brief in de gelegenheid gesteld om te reageren op de te late indiening, maar deze brief is onbestelbaar geretourneerd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen geldige redenen zijn voor de late indiening van het beroep. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard, conform artikel 8:54 Awb. Er is geen vergoeding van proceskosten toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 29 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/6319

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Renswoude, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van
30 oktober 2023.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt. Op grond van artikel 6:9 van de Awb is een beroep tijdig ingediend, indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 30 oktober 2023. Het beroepschrift met dagtekening 28 november 2023 had dus uiterlijk op 11 december 2023 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. Uit de stukken, namelijk uit de datumstempel op de envelop waarmee eiser het beroepschrift heeft verzonden, blijkt dat het beroep op 15 december 2023 per post is verzonden. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 19 december 2023. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft eiser op 14 maart 2024 een aangetekende brief gestuurd waarin eiser in de gelegenheid is gesteld om de laten weten waarom hij zijn beroep na afloop van de beroepstermijn heeft ingediend. Deze brief is onbestelbaar aan de rechtbank geretourneerd. Hierna is deze brief, ter voldoening aan het bepaalde in artikel 8:38 van de Awb, op
12 april 2024 per gewone post verzonden aan eiser. Daarbij is vermeld dat de in de brief van
14 maart 2024 genoemde termijn niet opnieuw aanvangt. De rechtbank stelt vast dat eiser hierop niet heeft gereageerd.
5. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
6. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.