In deze zaak heeft de eisende partij, een tandarts, een kort geding aangespannen tegen Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V., handelend onder de naam Movir, vanwege de stopzetting van haar arbeidsongeschiktheidsuitkering. De tandarts heeft sinds 2013 mentale klachten en heeft een beroepsarbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij Movir. Na een periode van uitkeringen, die in 2019 op 100% werden vastgesteld, heeft Movir in februari 2024 de uitkering stopgezet en een terugvordering aangekondigd. De tandarts heeft bezwaar gemaakt tegen deze terugvordering en de stopzetting van de uitkering, wat heeft geleid tot dit kort geding.
De voorzieningenrechter heeft beoordeeld of de tandarts een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen en of deze vorderingen kans van slagen hebben in een bodemprocedure. De rechter heeft vastgesteld dat de tandarts een spoedeisend belang heeft, aangezien de stopzetting van de uitkering haar financiële situatie ernstig beïnvloedt. De vorderingen van de tandarts omvatten onder andere de hervatting van de uitkering, nabetaling van te laag betaalde uitkeringen, en het staken van het onderzoek door Bureau Terzet.
De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de vorderingen van de tandarts niet toewijsbaar zijn. De rechter heeft geconcludeerd dat de arbeidsongeschiktheid op basis van deskundigenrapporten moet worden vastgesteld en dat Movir zich op het standpunt heeft gesteld dat de tandarts te veel uitkering heeft ontvangen. De rechter heeft de vorderingen afgewezen en de tandarts veroordeeld in de proceskosten.