4.2Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 en feit 2
Een
proces-verbaal van een voorlopige samenvatting van een studioverhoor, houdende de verklaring van getuige [slachtoffer 2] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Getuige: [slachtoffer 2] , geboren op [2012] te [geboorteplaats] .
V: Vertel me eens alles over opa [verdachte] ?
[slachtoffer 2] vertelde:
- Hij heeft gezegd dat hij lijm kan maken.
- Hij heeft dat gedaan.
- En waarschijnlijk heeft hij mij zwanger geprobeerd te maken.
- Hij heeft het een half jaartje gedaan.
- Nu snap ik eigenlijk altijd dat oma beneden moest slapen.
[slachtoffer 2] vertelde dat ze pas vier of vijf jaar oud was. [slachtoffer 2] vertelde:
- Hij deed zijn broek naar beneden en zeg maar dat.
V: Wat bedoel je met zeg maar dat?
- Zeg maar zo aan zijn ding, dus toen zat hij daaraan en in een keer kwam er wat uit.
- Ik noem het pielemoes. Er kwam wit spul uit.
- Ik was dan naast het bed. Meestal zat ik op de grond als we tv aan het kijken waren.
- Opa zat op het bed.
- Hij ging met zijn hand heen en weer.
- Hij deed het in een handdoek en daarna gooide het weg.
- De handdoek kwam uit de badkamer.
V: Je vertelde over dat hij waarschijnlijk geprobeerd had je zwanger te maken hoe
probeerde hij dat dan?
- Hij probeerde mij te laten proeven en ik zei dan nee, dat gaan we niet doen. Hij zei
dat het lekker zoet was.
V: Hoe ging het logeren?
- Ik lag met mijn opa en mijn broer [B] in bed.
- Oma lag beneden.
Het
proces-verbaal van aangiftedoor [aangeefster] , moeder van de minderjarige [slachtoffer 2] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wat vertelde [slachtoffer 2] ?
A: Dat opa lijm kon maken. Ik vroeg wat zij daarmee bedoelde. Dat hij aan zijn ding
zat en dat hij of zij daarna een handdoek moest pakken. Ze had het over dat er wit
spul uitkwam. Ze vertelde ook dat opa zei dat ze moest proeven want het smaakt zoet.
Maar dat wilde ze echt niet doen. Ik vroeg nog wel of het één keer of vaker gebeurd was en toen zei ze vaker.
Toen mijn jongste dochter, [A] , een paar weken oud was, ergens in augustus 2017,
zaten wij in de woonkamer. Toen zei [slachtoffer 2] uit het niets: "Ik moest opa's piemel in mijn mond doen. Ik verstijfde en vroeg haar: "Wat zeg je?" Toen herhaalde ze het nog een keer.
Mijn zoon [B] heeft in het verleden twee dingen verteld:
[slachtoffer 2] moest zonder onderbroek slapen bij opa in bed en dan moest oma beneden slapen. [B] heeft dat ook gezien. Dit was nog in zijn basisschooltijd. Het tweede is dat hij zei dat opa een keer zijn (van [B] ) piemel vast ging houden bij de rotonde.
Opa heeft 3 zoons. De middelste zoon heeft altijd geroepen: "Dit is geen normale opa."
V: Wat bedoelde [C] daarmee?
A: Als wij bij elkaar op visite waren en we hadden het over opa dan zei hij dat opa zich altijd opdrong aan zijn kinderen en kleinkinderen.
V: Wanneer is [slachtoffer 2] voor het laatst bij opa geweest?
A: Ik weet zeker nog in 2018. Vanaf het moment dat de omgang met haar vader gestopt
is, is ze er niet meer geweest. Van 2012 tot 2018 is ze daar geweest.
V: Waar heeft dit strafbare feit plaatsgevonden?
A: Bij hem thuis in [woonplaats] .
Het
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van getuige [slachtoffer 1] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Getuige: [slachtoffer 1] , geboren op [2008] .
V: In 2019 overleed jouw stiefoma, wat veranderde er toen?
A: Ik ging steeds meer bij hem slapen, elk weekend. Hij bracht mij ook naar school, terwijl dit niet mocht van mijn moeder. Dat ging stiekem. Van mijn moeder moest ik op de fiets. Ik zette mijn fiets een paar straten verderop neer en dan bracht hij mij weg met de auto. Op een gegeven moment deed hij dat iedere dag.
V: Zijn er dingen in de auto gebeurd?
A: Dan moest ik dingen bij hem doen.
V: En dan ging hij de auto parkeren. Waar zat jij op dat moment?
A: Ernaast, op de voorstoel.
V: Was het steeds dezelfde plek waar jullie heengingen?
A: Nee.
V: Waar gingen jullie dan nog meer heen?
A: Parkeerplaats waar niet veel mensen waren.
V: Je stiefopa zit achter het stuur. En wat doet hij dan?
A: Hij doet zijn broek open.
V: Zit er nog wat onder zijn broek?
A: Zijn onderbroek.
V: Wat doet hij daarmee?
A: Die deed hij omlaag.
V: En dan doet hij zijn onderbroek naar beneden. En zijn 'niks' die zie je dan. Wat
doet hij daar dan mee?
A: Dan moest ik hem vastpakken.
V: Wat zei hij dan? Hoe weet jij dan dat je hem vast moet pakken?
A: Omdat hij mijn hand vastpakt.
V: Wat deed jouw hand toen?
A: Ik moest heen en weer gaan.
V: Wat was dan het moment waardoor het stopte?
A: Dan kwam hij klaar.
V: Zag je iets? Voelde je iets?
A: (knikt)
V: Je voelde iets. Waar voelde je dat dan?
A: Gewoon over mijn hand.
V: Als we nog even naar de auto gaan? Je voelde iets over je hand gaan. Hoe heb je
dat er vanaf gekregen?
A: Met een handdoek.
V: Had hij die dan bij zich, of heb je dat later gedaan?
A: Had hij bij zich.
V: Waar haalde hij die handdoek vandaan?
A: Van de achterbank.
V: Weet je ongeveer hoe vaak het gebeurd is in de auto, hoeveel keer?
A: Bijna elke dag.
V: Zou je een inschatting kunnen maken over hoelang het allemaal geduurd heeft?
A: Sowieso een jaar.
V: Datgeen in de auto gebeurd is, is dat ook wel eens in de woning gebeurd?
A: (knikt)
V: En waar in de woning?
A: Op de bank en boven.
V: Waar boven?
A: In de slaapkamers.
V: Was dat op je blote huid, of op je broek of onderbroek?
A: Op de blote huid.
V: En was dat dan met zijn hand of met iets anders?
A: Allebei.
Een
proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[getuige] vertelde dat [slachtoffer 1] een kind van haar is. [getuige] verklaarde dat [slachtoffer 1] op maandag 15 augustus 2022 van huis weggelopen was. Nadat zij door de politie thuisgebracht was had zij aan haar stiefvader, [D] , verteld dat opa [verdachte] dingen gedaan heeft die niet kunnen. [slachtoffer 1] had [getuige] vervolgens verteld over het misbruik. [getuige] verklaarde: “Zij lag op haar bed te huilen. Ik zei dat ik van [D] gehoord had wat [verdachte] had gedaan. Ik zei haar dat ik haar altijd zou geloven. Ik vroeg haar of hij aan haar borsten had gezeten, of hij aan haar billen gezeten had en of hij aan haar poenani gezeten had. Ik vroeg haar of zij ook aan hem gezeten had en of hij met zijn worst in haar heeft gezeten. Hierop antwoordde ze: "ja". Ze huilde toen ze dit zei."
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 15 november 2024, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Mijn kleinkinderen [slachtoffer 2] en [B] sliepen soms bij mij in bed. Hun oma wilde niet met hen in bed slapen. Ik haalde [slachtoffer 1] één keer in de twee weken op met de auto, terwijl dit van haar moeder niet mocht.
[slachtoffer 1] heeft mijn piemel vastgepakt toen ik in bed lag. Zij was toen ongeveer twaalf jaar oud. Ik heb toegelaten dat zij mijn penis pakte. Ik sliep toen naakt. Mijn piemel werd stijf toen [slachtoffer 1] eraan zat. Zij ging heen en weer. Ik werd er opgewonden van. Op een gegeven moment liet [slachtoffer 1] mijn penis los en werd deze slap. We zijn toen in bed tv gaan kijken. Daarna is hetzelfde nog een keer gebeurd. Toen was zij ook nog twaalf jaar oud.
Het
proces-verbaal van verhoor verdachte, houdende de verklaring van verdachte, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
O: We hebben begrepen dat jouw vrouw overleden is.
V: Wanneer was dit?
A: [2019] .
(…)
V: Als u masturbeerde, wat deed u dan met het sperma?
A: Dan neem ik aan dat ik het opving met een handdoek. Dat deed ik wel zo als ik masturbeerde.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 en feit 2
Inleiding
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten geldt het volgende. Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Deze bepaling heeft, naar vaste rechtspraak, betrekking op de tenlastelegging als geheel en niet op een onderdeel daarvan. De bepaling beoogt de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat artikel 342, tweede lid, Sv de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Bij zaken die zien op seksueel misbruik, gaat het voornamelijk om zaken waarin slechts twee personen aanwezig zijn geweest en is het daarmee meestal het woord van de aangever/getuige tegen dat van verdachte. In dergelijke zaken is het niet vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar is het afdoende wanneer de verklaring van de aangever/getuige op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen. Tussen die verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
De rechtbank zal vanwege bewijstechnische redenen eerst overwegingen wijden aan het onder 2 tenlastegelegde en vervolgens stil staan bij het bewijs ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
Feit 2
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) heeft bij de politie verklaard dat zij meerdere malen door haar stiefopa seksueel is misbruikt. De rechtbank stelt vast dat deze verklaring moeizaam tot stand is gekomen, in die zin dat het [slachtoffer 1] aanvankelijk niet lukte om een verklaring af te leggen. In augustus 2022 is geprobeerd [slachtoffer 1] te horen naar aanleiding van de verklaring van haar moeder [getuige] . De politie constateerde dat [slachtoffer 1] niet in staat was om te praten over wat er gebeurd zou zijn. In december 2022 bleek [slachtoffer 1] opnieuw niet in staat om een verklaring af te leggen. Uiteindelijk heeft [slachtoffer 1] in december 2023 een verklaring bij de politie afgelegd. Zij was toen vijftien jaar oud.
De rechtbank merkt op dat uit het politieverhoor met [slachtoffer 1] volgt dat zij het moeilijk vond om te praten over wat er zou zijn gebeurd. Zo kon [slachtoffer 1] vaak na enig doorvragen ‘pas’ concreet worden. De wijze waarop de verklaring van [slachtoffer 1] tot stand is gekomen, namelijk na eerdere verhoorpogingen en het enigszins doorvragen door de politie, doet naar het oordeel van de rechtbank echter geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van die verklaring. Door de politie zijn grotendeels open vragen gesteld en [slachtoffer 1] heeft die vragen beantwoord. Daarbij heeft ze over het misbruik in de auto uiteindelijk gedetailleerd verklaard over hoe dat volgens haar is gegaan. Verdachte deed zijn onderbroek naar beneden, hij pakte haar hand vast en dan moest zij zijn penis vastpakken en heen en weer gaan. Hij kwam dan klaar en dat voelde zij over haar hand. Zij heeft verder heel specifiek verklaard dat verdachte, nadat hij was klaargekomen, een handdoek van de achterbank pakte en deze aan haar gaf om haar hand schoon te maken. Van ongerijmdheden of tegenstrijdigheden in haar verklaring blijkt niet. Over wat er in de woning van verdachte is gebeurd, verklaart zij iets minder gedetailleerd, maar wel verklaart zij daarover dat het op de bank en boven in de slaapkamers gebeurde. De rechtbank vindt het voorstelbaar dat [slachtoffer 1] het erg moeilijk heeft gevonden om te praten over wat er was gebeurd en ziet dit niet als contra-indicatie voor het waarheidsgehalte van haar verklaring. Integendeel, het benadrukt de authenticiteit van haar verklaring. Dat betekent dat de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 1] bruikbaar acht voor het bewijs. De rechtbank is verder van oordeel dat deze verklaring voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtbank zal dit uitleggen.
Verdachte heeft bij de politie het seksuele misbruik van [slachtoffer 1] ontkend. Ook ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 1] in zijn auto niet seksueel heeft misbruikt. Wel heeft verdachte op de zitting voor het eerst verklaard dat er in bed seksuele handelingen met [slachtoffer 1] hebben plaatsgevonden. [slachtoffer 1] heeft daarbij zijn penis vastgehouden waardoor deze stijf werd en verdachte opgewonden raakte. [slachtoffer 1] ging daarbij ook heen en weer. Dit zou twee keer gebeurd zijn volgens verdachte, waarbij er enige tijd heeft gezeten tussen de eerste en de tweede keer, maar beide keren was [slachtoffer 1] volgens verdachte 12 jaar oud.
De rechtbank ziet in de verklaring van verdachte ter zitting steun voor de verklaring van [slachtoffer 1] dat zij verdachte heeft moeten aftrekken.
Ook op een ander essentieel punt wordt de verklaring van [slachtoffer 1] bevestigd. Zij heeft verklaard dat zij meerdere keren door verdachte werd opgehaald met de auto, terwijl dit niet mocht van haar moeder. Verdachte heeft hierover ook ter zitting verklaard dat hij [slachtoffer 1] ophaalde met de auto, terwijl dit niet mocht van haar moeder.
Conclusie
Nu de verklaring van [slachtoffer 1] over het door haar meermaals aftrekken van verdachte wordt ondersteund door de verklaring van verdachte zelf, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte meerdere malen zijn heeft penis heeft laten vastpakken, heeft laten betasten en zich heeft laten aftrekken door [slachtoffer 1] , zoals onder 2 ten laste is gelegd. Dit wordt ook wel seksueel corrumperen genoemd.
Partiële vrijspraken
Ten aanzien van de verdenking dat verdachte de vagina van [slachtoffer 1] heeft betast, zoals ook onder 2 ten laste is gelegd, overweegt de rechtbank het volgende.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij eens onder een deken op bank lag, terwijl verdachte naast haar op de bank zat. Als de verbalisant [slachtoffer 1] vraagt of verdachte haar heeft aangeraakt op plekken waarvan zij dat niet wilde, knikt zij. Als wordt gevraagd of dat aan de voor- of aan de achterkant van haar lichaam is, zegt zij “voor”. De verbalisant kijkt vervolgens naar het lichaam van [slachtoffer 1] en ziet haar knikken bij haar plasser. Als haar vervolgens wordt gevraagd hoe het is gegaan en wat verdachte dan bij haar plasser zou hebben gedaan, lukt het [slachtoffer 1] niet om daar antwoord op te geven. Wat er dus precies is gebeurd op de bank is daardoor niet duidelijk geworden. De rechtbank zal verdachte daarom (partieel) vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde betasten van de vagina van [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van het onder het derde gedachtestreepje ten laste gelegde (het zoenen op de mond), overweegt de rechtbank het volgende. Niet ter discussie staat dat dit daadwerkelijk heeft plaatsgevonden; verdachte heeft [slachtoffer 1] ’s verklaring hierover namelijk bevestigd. De vraag is echter of in de gegeven context kan worden gesproken van een ontuchtige handeling.
Of een zoen op de mond een ontuchtige handeling is, hangt af van de omstandigheden van het geval. De rechtbank overweegt dat van omstandigheden op grond waarvan het zoenen op de mond door verdachte als ontuchtig is aan te merken niet uit het dossier volgt. Niet is gebleken dat dit zoenen op de mond bijvoorbeeld plaatsvond ten tijde van de hiervoor vastgestelde seksuele handelingen. Dit maakt dat de expliciet seksuele aard van de zoenen op de mond niet vastgesteld kan worden. De rechtbank zal verdachte daarom (partieel) vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde zoenen op de mond van [slachtoffer 1] .
Feit 1
[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) heeft bij de politie verklaard dat verdachte in haar bijzijn zichzelf heeft afgetrokken. [slachtoffer 2] was toen naar eigen zeggen vier of vijf jaar oud. Zij heeft verklaard dat verdachte zei dat hij lijm kon maken. Dit deed hij door aan zijn “pielemoes” te zitten. Er kwam dan wit spul uit. Volgens [slachtoffer 2] deed hij “het” in een handdoek die uit de badkamer kwam. Verder heeft [slachtoffer 2] verklaard dat verdachte haar waarschijnlijk zwanger probeerde te maken door haar “te laten proeven”. Volgens [slachtoffer 2] heeft verdachte gezegd dat “het lekker zoet was”.
Gelet op deze specifieke, gedetailleerde en daardoor authentiek overkomende verklaring, ziet de rechtbank geen reden om aan de betrouwbaarheid en de juistheid van de verklaring van [slachtoffer 2] te twijfelen. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat [slachtoffer 2] ook eerlijk heeft verklaard als zij bepaalde dingen niet meer weet. De rechtbank neemt de verklaring van [slachtoffer 2] dan ook als uitgangspunt voor de bewezenverklaring.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting ontkend dat hij zich in het bijzijn van [slachtoffer 2] heeft afgetrokken. Wel heeft verdachte, evenals [slachtoffer 2] , verklaard dat [slachtoffer 2] (en haar broer [B] ) soms bij hem in bed sliepen. Zijn vrouw sliep dan beneden. Ook heeft hij bij de politie verklaard dat hij, als hij masturbeerde, zijn sperma opving met een handdoek.
Deze op zich zelf staande verklaringen maken nog niet dat is voldaan aan het bewijsminimum zoals hierboven is bedoeld Toch komt de rechtbank uit op een bewezenverklaring door middel van schakelbewijs.
De rechtbank constateert dat bepaalde feiten en omstandigheden met betrekking tot het seksuele misbruik van [slachtoffer 1] op onderdelen gelijkenissen vertonen met de feiten en omstandigheden ten aanzien van het ten laste gelegde seksueel corrumperen van [slachtoffer 2] . Die gelijkenissen kunnen onder omstandigheden als aanvullend bewijs worden gebruikt, zodat alsnog aan het bewijsminimum wordt voldaan.
Voor de bewezenverklaring van een feit wordt in dat geval mede redengevend geacht de – uit één of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheden dat verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij moet het gaan om bewijs ten aanzien van andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijs van het te bewijzen feit. Er dient sprake te zijn van een herkenbaar en gelijksoortig patroon ten aanzien van het handelen van verdachte; de modus operandi.
De rechtbank overweegt in dit verband het volgende.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren beiden (zeer) jonge meisjes die aan hun (stief)opa, verdachte, waren toevertrouwd en door hem werden verzorgd en deels opgevoed. Uit de verklaring van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] volgt dat de seksuele handelingen (mede) in de slaapkamer werden verricht. Ook verdachte zelf heeft verklaard dat het vastpakken van zijn penis door [slachtoffer 1] in zijn slaapkamer plaatsvond. Het zou bovendien in beide gevallen gaan om het masturberen door verdachte dan wel het aftrekken van verdachte, kort gezegd om “handwerk”. In elk geval ging het bij beide meisjes dus om dezelfde soort handelingen. Ook kwam er in beide gevallen een handdoek aan te pas om het sperma op te vangen dan wel – in het geval van [slachtoffer 1] – haar hand mee schoon te maken.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank een duidelijk aanwijsbare modus operandi waarneembaar in het handelen van verdachte.
Conclusie
De verklaring van [slachtoffer 2] vindt voldoende steun in de verklaring van [slachtoffer 1] én de verklaring van verdachte gelet op de gelijkenissen ten aanzien van de feiten, de context, de omstandigheden en het handelen van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat tussen de verklaring van [slachtoffer 2] en het overige gebezigde bewijsmateriaal geen sprake is van een te ver verwijderd verband.
Gelet op de bewijsmiddelen acht de rechtbank ook het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.