Op 4 september 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer UTR 24/3474. Eiser(es) heeft op 26 april 2024 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder, de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, van 25 maart 2024. De rechtbank heeft in deze zaak besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat het griffierecht niet op tijd is betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een beroep. In dit geval bedroeg het griffierecht € 51,-. De rechtbank heeft eiser(es) op 7 juni 2024 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen vier weken betaald moest worden. Aangezien het griffierecht niet op tijd is ontvangen en eiser(es) geen geldige reden heeft gegeven voor deze vertraging, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals vermeld in artikel 8:54 Awb. De rechtbank heeft daarom besloten het beroep niet inhoudelijk te behandelen en er is geen sprake van een vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.