4.8.[eiseres] stelt zich op het standpunt, zo volgt uit de opzeggingsbrief, dat [gedaagde] meermaals herhaaldelijke uitnodigingen voor een gesprek heeft afgewezen, dat de begeleiding in de woning sinds de zomer van 2022 niet meer welkom is, dat zij zich niet begeleidbaar opstelt en dat [gedaagde] daarom de verplichting die is opgenomen in het hiervoor onder de feiten aangehaalde artikel 10.2. van de huurovereenkomst niet nakomt. Waaruit het zich niet begeleidbaar opstellen van [gedaagde] sinds de zomer van 2022 bestaat heeft [eiseres] niet voldoende onderbouwd. Uit de stukken volgt dat er in ieder geval tot half december 2022 begeleiding is geweest van [gedaagde] in haar woning. Tijdens de zitting is voorts gebleken dat [gedaagde] met haar begeleidster [C] vanaf de zomer 2022 heeft gewerkt aan de Zelfredzaamheid Matrix, hierna te noemen ZRM, maar dat zij daarover niet tot overeenstemming kwamen en er om die reden op 28 september 2022 een gesprek heeft plaatsgevonden met directielid [D] . Wat er precies in dat gesprek is besproken is, bij gebreke van verslaglegging daarvan, niet duidelijk geworden. In ieder geval kan uit hetgeen partijen daarover hebben verklaard tijdens de zitting, wel opgemaakt worden dat partijen verschillen over de hoeveelheid zorg die nodig is voor [gedaagde] . Volgens [gedaagde] kan worden volstaan met 1,5 uur aan zorgbegeleiding per week, maar volgens [eiseres] zijn er veel meer uren zorg nodig dan die 1,5 uur. In dat laatste geval kan dat niet onder de WMO plaatsvinden, maar kom je in de Wet Langdurige Zorg terecht, aldus [eiseres] , hetgeen [gedaagde] nu juist niet wil. Op grond waarvan [eiseres] tot het oordeel komt dat [gedaagde] veel meer uren zorg nodig heeft dan 1,5 uur per week heeft [eiseres] niet onderbouwd. Ook een rapportage van haar begeleidster [C] over de inhoud van de door haar gegeven begeleiding en het eventueel niet meewerken daaraan door [gedaagde] is niet in het geding gebracht, voor zover deze er al is. Evenmin zijn er door [eiseres] andere documenten, gespreksverslagen, logboeken of evaluaties afkomstig van professioneel hulpverleners van [gedaagde] overgelegd, waaruit blijkt dat meer zorg nodig is en/of dat [gedaagde] niet meewerkt aan de begeleiding. In ieder geval is wel gebleken uit door partijen aan elkaar gestuurde brieven dat zij herhaaldelijk hebben gepoogd om over de omvang en inhoud van de zorg aan [gedaagde] met elkaar in gesprek te gaan, maar dat aan beide kanten “drempels” werden opgeworpen om dit van de grond te laten komen. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid, zo is ter zitting gebleken, dat partijen het vertrouwen in elkaar behoorlijk kwijt zijn geraakt. Hoewel beide partijen daarin een aandeel hebben, mag wel van [eiseres] verwacht worden, gelet op haar doelgroep, dat zij grote zorgvuldigheid betracht in de omgang met haar cliënten. Het voeren van een constructief en oplossend gesprek is echter niet van de grond gekomen omdat [eiseres] , zoals ook de kortgedingrechter in zijn vonnis heeft overwogen, te halsstarrig vasthoudt aan het voeren van een gesprek met alleen [gedaagde] , waarbij haar ouders op de achtergrond blijven (laatstelijk in een e-mail van 4 januari 2023). Gelet op de kwetsbaarheid van [gedaagde] had van [eiseres] een zorgvuldiger benadering verwacht mogen worden. Dit volgt ook uit de brief van 6 juni 2023 van de behandelaar van [gedaagde] bij het [instelling] (waar [gedaagde] eerder onder behandeling is geweest), die nu juist aangeeft dat het belangrijk is om aan te sluiten bij de behoefte van [gedaagde] gezien haar sociale angststoornis. Hoewel begrijpelijk, [gedaagde] is immers de cliënt van [eiseres] en handelingsbekwaam, is het de kantonrechter, ook na vragen op dit punt tijdens de zitting, onduidelijk gebleven waarom, zoals [gedaagde] heeft voorgesteld, niet eerst een gesprek met haar ouders plaats kan vinden, waarna zij zelf het gesprek met [eiseres] kan aangaan, met haar ouders op de achtergrond. Gelet op de kwetsbaarheid van [gedaagde] had van [eiseres] verwacht mogen worden daaraan gehoor te geven. Wat er in de periode van 4 januari 2023 tot de opzegging op 27 februari 2023 is gebeurd, of er zorg is verleend en of [gedaagde] deze zorg heeft geweigerd, is bij gebreke van een onderbouwing door [eiseres] , ook onduidelijk gebleven. Wat wel vaststaat is dat de begeleidster van [gedaagde] , [C] , per 1 januari 2023 is vertrokken bij [eiseres] en dat daar geen nieuwe begeleidster voor in de plaats is gekomen. Wat daar de reden van is geweest, heeft [eiseres] niet nader toegelicht.