ECLI:NL:RBMNE:2024:6491

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
11251460 \ UE VERZ 24-227 en 11273703 UE VERZ 24-247
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en geheimhoudingsbeding in arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 20 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, [verzoeker], en zijn werkgever, [verweerder] B.V. [verzoeker] was sinds 1 augustus 2020 in dienst als Districtmanager en is op 6 juni 2024 op staande voet ontslagen wegens het schenden van het geheimhoudingsbeding in zijn arbeidsovereenkomst. De aanleiding voor het ontslag was een e-mail die [verzoeker] op 24 mei 2024 per ongeluk had verzonden naar een oud-collega, waarin vertrouwelijke omzetgegevens van [verweerder] waren opgenomen. Na een intern onderzoek, dat werd gestart naar aanleiding van een voicemailgesprek waarin [verzoeker] werd beschuldigd van het stelen van informatie, heeft [verweerder] besloten tot ontslag op staande voet. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag rechtsgeldig was, omdat er sprake was van een dringende reden en dat [verzoeker] ernstig verwijtbaar had gehandeld door vertrouwelijke informatie naar buiten te brengen. Het verzoek van [verzoeker] om een billijke vergoeding en transitievergoeding werd afgewezen. Daarnaast werd [verweerder] in het gelijk gesteld in zijn verzoek om betaling van een contractuele boete en onderzoekskosten. De kantonrechter heeft de verzoeken van [verzoeker] afgewezen en hem veroordeeld tot betaling van de boete, de onderzoekskosten en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummers: 11251460 UE VERZ 24-227 en 11273703 UE VERZ 24-247
Beschikking van 20 november 2024
inzake
[verzoeker],
wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen [verzoeker] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in de tegenverzoeken,
gemachtigde: mr. O. Sahin,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerder] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [verweerder] ,
verwerende partij,
verzoekende partij in de tegenverzoeken,
gemachtigde: mr. E. van der Meulen.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
in zaaknummer 11251460:
- een verzoekschrift van [verzoeker] met producties 1 tot en met 18;
- een verweerschrift van [verweerder] met producties 1 tot en met 17;
- aanvullende producties 19 tot en met 25 en een akte vermeerdering/wijziging van eis van de zijde van [verzoeker] ;
- aanvullende producties 18 tot en met 23 van de zijde van [verweerder] .
in zaaknummer 11273703:
- een verzoekschrift van [verweerder] met producties 1 tot en met 13;
- een verweerschrift van [verzoeker] met producties 1 tot en met 13;
- aanvullende producties 14 tot en met 20 van de zijde van [verweerder] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2023. Daarbij is [verzoeker] verschenen, vergezeld door [A] en bijgestaan door de gemachtigde. Namens [verweerder] zijn verschenen mevrouw [B] , HR Directeur en mevrouw [C] …., bijgestaan door de gemachtigde.
Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht, waarbij zij gebruik hebben gemaakt van spreekaantekeningen. Partijen hebben op elkaar kunnen reageren en zij hebben de vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak bepaald op vandaag.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[verzoeker] (geboren op [geboortedatum] 1994) is met ingang van 1 augustus 2020 in dienst getreden bij [verweerder] . Hij werkte laatstelijk in de functie van Districtmanager op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met een arbeidsomvang van 40 uur per week en een salaris van € 4.702,50 bruto per maand.
2.2.
In de artikelen 8 en 9 van de arbeidsovereenkomst zijn de volgende bepalingen opgenomen:
“…
Artikel 8 – Geheimhouding
1.
Werknemer zal zowel tijdens als na het einde van de overeenkomst tegenover derden strikte geheimhouding betrachten ten aanzien van al hetgeen hem bij de uitvoering van zijn functie bekend is geworden omtrent zaken en personen betreffende het bedrijf van werkgever en de met werkgever gelieerde ondernemingen, met name, doch niet uitsluitend, omtrent omzetcijfers, resultaten, kostprijzen en leveranciers van werkgever. Dit verbod geldt niet voor mededelingen die werknemer op grond van wettelijke bepalingen verplicht is te verstrekken.
Artikel 9 – Boetebeding
1.
Bij overtreding van een van de onder artikel 3 en 8 omschreven verboden verbeurt werknemer ten behoeve van werkgever een onmiddellijk opeisbare boete ineens van € 4.500,= voor iedere overtreding, te vermeerderen met € 1.000,= voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, waarbij uitdrukkelijk wordt afgeweken van artikel 7:650 lid 3 en lid 5 BW, onverlet het recht van werkgever om, in plaats van de boete dan wel voor het meerdere, de werkelijk geleden schade te vorderen of andere rechten jegens werknemer geldend te maken, zulks naar keuze van werkgever.”
2.3.
Op 18 april 2024 heeft [verzoeker] zijn arbeidsovereenkomst met [verweerder] opgezegd om met ingang van 1 juli 2024 bij [bedrijf] in dienst te kunnen treden. Ook de oud-leidinggevende van [verzoeker] bij [verweerder] , mevrouw [A] , is per 1 mei 2024 in dienst getreden bij [bedrijf] .
2.4.
Op 24 mei 2024 stuurt [verzoeker] per e-mail een document naar [A] . Het was, volgens [verzoeker] , zijn bedoeling om de lay-out van een omzetfile te mailen, maar per ongeluk heeft hij een ingevulde file toegezonden naar [A] , met hierin de omzetcijfers van [verweerder] winkels in Nederland over de periode van 1 februari 2024 tot mei 2024. Na ontvangst van deze e-mail door [A] , neemt zij telefonisch contact op met [verzoeker] , waarbij het [verzoeker] in dat gesprek duidelijk wordt dat hij niet enkel de lay-out heeft gemaild, maar een volledig ingevulde file met de omzetgegevens. [A] heeft hierop de e-mail met de omzetfile verwijderd. Namens [bedrijf] is ook bevestigd dat de e-mail niet verder is verspreid en dat derden er geen kennis van hebben genomen.
2.5.
Op 4 juni 2024 heeft [verzoeker] een gesprek gehad op het hoofdkantoor van [bedrijf] om kennis te maken met zijn nieuwe collega’s bij [bedrijf] . Tijdens dat gesprek was ook [A] aanwezig. Tijdens dit gesprek voerde [verzoeker] per ongeluk een ‘broekzakgesprek’ met een collega van [verweerder] , [D] . Dit gesprek is binnengekomen op de voicemail van [D] . In het gesprek is te horen dat er wordt gesproken over het stelen van informatie.
2.6.
[D] heeft het voicemailgesprek intern doorgestuurd binnen [verweerder] . Gelet op de inhoud van dit gesprek, heeft [verweerder] besloten nader onderzoek te doen om te achterhalen of [verzoeker] vertrouwelijke informatie van [verweerder] had gedeeld met derden. Ten behoeve van het onderzoek is de zakelijke mailbox van [verzoeker] gecontroleerd, waarbij [verweerder] kennis kreeg van de e-mail die [verzoeker] op 24 mei 2024 had gestuurd naar [A] .
2.7.
Op 5 en 6 juni 2024 hebben er gesprekken plaatsgevonden tussen [verweerder] en [verzoeker] en in het gesprek van 6 juni 2024 is [verzoeker] op staande voet ontslagen. Het ontslag op staande voet is per brief van 6 juni 2024 schriftelijk aan [verzoeker] bevestigd.
2.8.
Op 13 juni 2024 heeft [bedrijf] vroegtijdig het dienstverband met [verzoeker] beëindigd.
in zaaknummer 11251460
2.9.
[verzoeker] verzoekt in deze procedure primair voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd en aan hem een billijke vergoeding, een gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging en een transitievergoeding toe te kennen. Ook verzoekt hij om het verstrekken van een gecorrigeerde eindafrekening, een rectificatie en een proceskostenveroordeling. Subsidiair verzoekt hij om een schadevergoeding wegens het schenden van zijn privacy en een proceskostenveroordeling.
2.10.
[verweerder] verzoekt [verzoeker] te veroordelen tot betaling van een verkeersboete, de onderzoekskosten, de contractuele boete wegens overtreding van het geheimhoudingsbeding en de proceskosten.
in zaaknummer 11273703
2.11.
[verweerder] verzoekt voor recht te verklaren dat [verzoeker] terecht op staande voet is ontslagen, aan hem geen transitievergoeding toekomt, [verzoeker] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding tot een bedrag van € 4.232,25 bruto en [verzoeker] te veroordelen tot betaling van een verbeurde boet voor een bedrag van € 4.500,--, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van deze beschikking tot de datum van volledige betaling.

3.De beoordeling

in zaaknummer 11251460
de verzoeken van [verzoeker]
3.1.
Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of [verzoeker] al dan niet terecht op staande voet is ontslagen. Voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet moet sprake zijn van een onverwijlde opzegging wegens een dringende reden en die reden moet onverwijld aan de werknemer zijn meegedeeld.
Dringende reden
3.2.
Volgens artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen voor een ontslag op staande voet beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen.
3.3.
[verweerder] heeft in de brief van 6 juni 2024 de redenen die ten grondslag zijn gelegd aan het ontslag op staande voet toegelicht. Zo blijkt uit de brief dat [verweerder] uit een voicemailbericht is gebleken dat [verzoeker] betrokken is geweest bij een gesprek waarbij het ging over “het stelen van informatie” van [verweerder] ten behoeve van [bedrijf] . Naar aanleiding van dit voicemailbericht is nader onderzoek gedaan en is [verweerder] vervolgens gebleken dat [verzoeker] op 24 mei 2024 een zeer vertrouwelijk, omvangrijk en gedetailleerd omzetoverzicht van [verweerder] naar het [bedrijf] -emailadres van ex-werkneemster [A] heeft verzonden. [verweerder] geeft in de brief aan dat [verzoeker] hiermee in strijd heeft gehandeld met het geheimhoudingsbeding uit zijn arbeidsovereenkomst, met de Code of Ethics en met de Wet bescherming bedrijfsgeheimen. Deze overtredingen vormen, aldus [verweerder] , zowel ieder voor zich als in onderlinge samenhang, een dringende reden voor het ontslag op staande voet.
3.4.
Door [verzoeker] wordt niet ontkend dat hij op 24 mei 2024 een bestand met omzetcijfers van [verweerder] naar zijn voormalig leidinggevende, die inmiddels werkzaam is bij [bedrijf] , heeft gestuurd. Volgens [verzoeker] is dit echter per ongeluk gegaan en bevatten de gegevens geen bedrijfsgevoelige informatie.
3.5.
De kantonrechter stelt vast dat met het verzenden van de e-mail op 24 mei 2024 [verzoeker] het geheimhoudingsbeding, zoals opgenomen in artikel 8 van zijn arbeidsovereenkomst, heeft overtreden. De e-mail bevatte informatie over de omzetcijfers van de [verweerder] winkels in Nederland over de periode van 1 februari 2024 tot 1 mei 2024. Dit zijn gegevens die [verzoeker] bekend zijn geworden bij de uitvoering van zijn functie. Met het versturen van die e-mail zijn die gegevens in handen gekomen van een derde. Gegevens over de omzet van een bedrijf zijn vertrouwelijk en bedrijfsgevoelig. De kantonrechter is van oordeel dat het mailen van dergelijke gegevens naar een derde, een dringende reden oplevert. Het is evident dat dergelijke informatie binnen de zakelijke en vertrouwde bedrijfsomgeving van [verweerder] behoorde te blijven. Hierbij speelt ook een rol dat [verweerder] een duidelijk beleid hanteert als het gaat om de bescherming van haar vertrouwelijke en bedrijfsgeheime informatie, zoals beschreven in de Code of Ethics.
3.6.
Dat [verzoeker] mogelijk deze gegevens per ongeluk zou hebben gemaild, acht de kantonrechter niet van belang voor het bestaan van een dringende reden. Voor een ontslag op staande voet is immers geen opzet of verwijtbaarheid vereist. Ook een slordigheidsfout kan daarom een dringende reden opleveren. Dat [verzoeker] in dit geval de gegevens per ongeluk zou hebben verzonden acht de kantonrechter overigens niet aannemelijk. [verzoeker] heeft als verklaring voor het per ongeluk verzenden van de gegevens aangegeven dat hij gewend is aan het werken met een MacBook, maar dat aan hem vanuit [verweerder] een Microsoft laptop was verstrekt en de fout zou zijn gekomen door de verschillende besturingssystemen. Uit productie 10 bij het verweerschrift blijkt echter dat [verzoeker] de e-mail naar [A] heeft verzonden vanaf zijn iPhone en niet vanaf zijn laptop.
3.7.
Verder heeft [verzoeker] nog aangevoerd dat de e-mail helemaal geen bedrijfsgevoelige informatie bevatte. Ook in dit standpunt volgt de kantonrechter [verzoeker] niet. Omzetgegevens van een onderneming zijn per definitie bedrijfsgevoelig en behoren dan ook binnen de vertrouwde bedrijfsomgeving te blijven. Dat de omzetgegevens ook in Whatsapp-groepen zou worden gedeeld, maakt niet dat de informatie niet meer bedrijfsgevoelig zou zijn. In deze Whatsapp-groepen zaten enkel medewerkers van [verweerder] , zo begrijpt de kantonrechter uit de stukken, zodat met de verzending van deze informatie binnen de Whatsapp-groep de informatie binnen de bedrijfsomgeving van [verweerder] bleef.
3.8.
Dat [A] de ontvangen gegeven meteen heeft verwijderd en deze niet verder zijn verspreid binnen [bedrijf] doet niets af aan het feit dat deze gegevens buiten de bedrijfsomgeving van [verweerder] zijn gebracht en dit handelen van [verzoeker] door [verweerder] uiterst zwaar mag worden aangerekend.
3.9.
Zowel [verzoeker] als [verweerder] zijn in hun processtukken en ook tijdens de mondelinge behandeling uitvoerig ingegaan op de vraag of [bedrijf] nu wel of niet gezien moet worden als een concurrent van [verweerder] . Voor de kantonrechter is de beantwoording van deze vraag niet relevant. Het gaat erom dat [verzoeker] met het versturen van zijn e-mail bedrijfsgevoelige, vertrouwelijke informatie naar buiten heeft gebracht en alleen dat feit maakt al dat er sprake is van een dringende reden.
3.10.
Door [verzoeker] is nog gewezen op de ernstige persoonlijke gevolgen die het ontslag op staande voet voor hem zal hebben. Mocht dit zo zijn, dan betreurt de kantonrechter dit, maar de kantonrechter is van oordeel dat deze persoonlijke omstandigheden niet leiden tot een ander oordeel met betrekking tot het gegeven ontslag op staande voet. [verzoeker] heeft door op deze wijze te handelen, zoals hierboven overwogen en in onderling verband en samenhang beschouwd, het beleid van [verweerder] met betrekking tot de bescherming van bedrijfsgevoelige en vertrouwelijke informatie doelbewust overtreden. Aan dit belang van [verweerder] moet zwaar worden getild.
Onverwijldheid
3.11.
Ook moet worden beoordeeld of het ontslag onverwijld is gegeven. Hiervoor is beslissend het tijdstip waarop de dringende reden tot dat ontslag ter kennis is gekomen van degene die bevoegd was het ontslag te verlenen.
3.12.
Van het versturen van de e-mail naar [A] op 24 mei 2024 was [verweerder] niet direct op de hoogte, zo blijkt uit de stukken. [verweerder] raakte op 5 juni 2024 bekend met het broekzakgesprek dat [verzoeker] had gevoerd met collega [D] . Vanwege de inhoud van dit gesprek heeft [verweerder] besloten een onderzoek te verrichten in de mailbox van [verzoeker] . Op dat moment raakte [verweerder] op de hoogte van het feit dat [verzoeker] de betreffende e-mail met omzetgegevens had verzonden naar [A] . Diezelfde dag nog heeft [verweerder] hierover gesproken met [verzoeker] , waarbij hij direct na het gesprek op non-actief is gesteld. Na interne beraadslaging is [verzoeker] uiteindelijk na het vervolggesprek op 6 juni 2024 op staande voet ontslagen.
3.13.
De kantonrechter is van oordeel dat [verweerder] voldoende voortvarend heeft gehandeld, zodat er sprake is van een onverwijld gegeven ontslag op staande voet waarbij de dringende reden onverwijld is meegedeeld.
Conclusie
3.14.
De kantonrechter is van oordeel dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven en wijst het verzoek tot verklaring voor recht dat het ontslag op staande niet rechtsgeldig is gegeven af.
Transitievergoeding, billijke vergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging
3.15.
De kantonrechter is van oordeel dat de gedragingen van [verzoeker] niet alleen een dringende reden opleveren, maar ook ernstig verwijtbaar zijn. [verzoeker] heeft bedrijfsgevoelige informatie, waarvoor het geheimhoudingsbeding gold, buiten de beveiligde bedrijfsomgeving gebracht. Dat dit niet mag heeft ook [verzoeker] moeten begrijpen. Meteen na het telefoontje van [A] dat hij een ingevulde file had verzonden, realiseerde [verzoeker] zich ook dat hij hiermee fout zat, zo gaf hij ook aan tijdens de mondelinge behandeling. Het is evident dat een werknemer die op deze wijze bedrijfsgevoelige informatie van zijn werkgever buiten de organisatie brengt ernstig verwijtbaar handelt. Er is dus geen transitievergoeding verschuldigd.
3.16.
Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer een billijke vergoeding kan toekennen, als de werkgever de werknemer ten onrechte op staande voet heeft ontslagen. Het ontslag op staande voet is rechtsgeldig, dus zal ook het verzoek van [verzoeker] om toekenning van die billijke vergoeding worden afgewezen.
3.17.
Hiervoor is geoordeeld dat [verweerder] de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] onverwijld heeft opgezegd en dat zij daartoe bevoegd was, zodat het toekennen van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging niet aan de orde is.
Rectificatie
3.18.
Het verzoek van [verzoeker] tot het versturen van een rectificatie, zowel binnen [verweerder] als [bedrijf] , zal eveneens worden afgewezen. Van het verspreiden van onjuiste informatie is geen sprake, nu het gegeven ontslag op staande voet terecht is gebleken.
Schending privacy
3.19.
Subsidiair heeft [verzoeker] verzocht aan hem een schadevergoeding toe te kennen wegens schending van zijn privacy door [verweerder] . Hij stelt daartoe dat [verweerder] in strijd met de vereisten van goed werkgeverschap, met artikel 8 EVRM en met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) heeft gehandeld, enerzijds doordat [verweerder] zich de toegang tot de zakelijke mailbox van [verzoeker] heeft verschaft en anderzijds doordat [verweerder] informatie met derden zou hebben gedeeld, waaronder werknemers van [verweerder] en [bedrijf] .
3.20.
[verweerder] heeft zich op 5 juni de toegang verschaft tot de zakelijke mailbox van [verzoeker] . De rechtvaardiging daarvan is volgens [verweerder] gelegen in het feit dat zij kennis had gekregen van een gesprek waarbij [verzoeker] betrokken was, waarbij er werd gesproken over het stelen van informatie ten behoeve van [bedrijf] . [verweerder] wilde met het bekijken van de zakelijke mailbox
van [verzoeker] onderzoeken of vertrouwelijke informatie had gedeeld met derden.
3.21.
Het recht op privacy van een werknemer valt onder de bescherming van artikel 8 EVRM en de AVG. Vast staat dat een werkgever e-mailberichten van zijn werknemer alleen mag controleren indien voor de werknemer kenbaar is of kan zijn dat zijn e-mailberichten kunnen worden gecontroleerd door de werkgever (bijvoorbeeld via een personeelsreglement), er sprake is van een gerechtvaardigd doel en er voldaan is aan de proportionaliteitseis. Vast staat verder dat [verweerder] beleid hanteert met betrekking tot het gebruik van internet, e-mail & social media binnen haar organisatie (productie 23 van de zijde van [verweerder] ). In dat beleid is bepaald dat inhoudelijke controle van het internet-, e-mail en social media gebruik plaats kan vinden indien sprake is van een vermoeden van strijd met de gedrags- en gebruiksregels door de gebruiker. Ook is in dat beleid bepaald dat, indien de gegevens van de betrokken gebruiker worden uitgedraaid, bekeken en gebruikt, dit conform de regels van de onderzoeksprocedure moet worden uitgevoerd.
3.22.
De kantonrechter is van oordeel dat de door [verweerder] aangevoerde aanleiding de inbreuk op de privacy van [verzoeker] kon rechtvaardigen. Het kennisnemen van een gesprek waarbij één van haar werknemers aanwezig was en waarin werd gesproken over het stelen van informatie van [verweerder] kan aangemerkt worden als een gerechtvaardigd doel. Niet is komen vast te staan dat [verweerder] op andere wijze achter deze informatie had kunnen komen, zeker niet nu is gebleken dat [verzoeker] in het eerste gesprek op 5 juni 2024 zowel heeft ontkend dat er een gesprek had plaatsgevonden waarin gesproken zou zijn over het stelen van informatie van [verweerder] als van het versturen van een e-mail met bedrijfsgevoelige informatie. Verder is gebleken dat [verweerder] de interne regels van haar onderzoeksprocedure heeft nageleefd.
3.23.
Met betrekking tot de communicatie van [verweerder] met derden, waaronder werknemers van [verweerder] en [bedrijf] , over het vertrek van [verzoeker] , is de kantonrechter van oordeel dat [verweerder] hiermee geen inbreuk heeft gemaakt op de privacy van [verzoeker] . Zo stelt [verzoeker] wel dat op een congres op 6 juni 2024 door de CEO van [verweerder] aan medewerkers van [bedrijf] zou zijn verteld dat [verzoeker] op staande voet was ontslagen, maar deze stelling wordt door [verzoeker] op geen enkele wijze onderbouwd. Daarbij wordt deze stelling door [verweerder] uitdrukkelijk betwist.
Verder heeft [verweerder] inderdaad op 7 juni 2024 medewerkers van [verweerder] ingelicht over het vertrek van managementleden in de sales en de tijdelijk gewijzigde districtsindeling. Dit heeft [verweerder] moeten doen voor een continuering van haar bedrijfsvoering, zodat de medewerkers zouden weten wie hun leidinggevende zou worden en tot wie ze zich konden wenden bij vragen. Niet gebleken is dat [verweerder] zich in deze communicatie negatief heeft uitgelaten over [verzoeker] . Tot slot heeft [verweerder] zich inderdaad gemeld bij [bedrijf] met het verzoek de door [verzoeker] aan [A] verzonden omzetgegevens niet te zullen gebruiken of openbaar te maken, maar te zullen vernietigen. Een dergelijk verzoek is goed voorstelbaar, nu [verweerder] zeker moest weten dat haar bedrijfsgevoelige informatie niet nog verder verspreid zou worden. Dat [bedrijf] vervolgens heeft besloten de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te beëindigen is een omstandigheid die niet aan [verweerder] kan worden toegerekend.
de verzoeken van [verweerder]
Verkeersboete
3.24.
[verweerder] verzoekt vergoeding van een bedrag van € 102,65 wegens een verkeersboete die is ontvangen met de leaseauto die op dat moment in het bezit was van [verzoeker] . Uit de onderbouwing bij deze boete (productie 18 van de zijde van [verweerder] ) blijkt dat het initiële boetebedrag € 75,50 bedroeg en dat het overige ziet op aanmaningskosten en btw-verhogingen. Dat de boete niet tijdig door de leasemaatschappij is betaald is een omstandigheid die niet voor rekening van [verzoeker] dient te komen. [verzoeker] zal dan ook worden veroordeeld tot het betalen van de verkeersboete ter hoogte van het bedrag van
€ 75,50. De verzochte rente zal worden toegewezen op de wijze zoals hierna vermeld.
Onderzoekskosten
3.25.
[verweerder] stelt dat zij kosten heeft moeten maken ter vaststelling van de schade en de aansprakelijkheid. Onderzoeksbureau PSG Recherche heeft het voicemailbericht dat [D] had ontvangen onderzocht en hiervan een transcript opgesteld. De kosten die [verweerder] hiervoor heeft moeten maken bedragen € 975,56 en zij verzoekt [verzoeker] te veroordelen tot betaling van deze kosten.
3.26.
De kantonrechter acht de gemaakte kosten noodzakelijk en de omvang ervan redelijk. Het verzochte bedrag zal dan ook worden toegewezen.
Contractuele boete wegens overtreding geheimhoudingsbeding
3.27.
Zoals hierover overwogen heeft [verzoeker] met het versturen van de e-mail van 24 mei 2024 met hierin bedrijfsgevoelige, vertrouwelijke informatie van [verweerder] , het geheimhoudingsbeding zoals opgenomen in artikel 8 van de arbeidsovereenkomst overtreden. In artikel 9 van de arbeidsovereenkomst is bepaald dat bij overtreding van – onder meer – het geheimhoudingsbeding een boete wordt verbeurd van € 4.500,--. Dit onderdeel van het verzoek van [verweerder] zal dan ook worden toegewezen. De verzochte wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen.
Proceskosten
3.28.
[verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proces- en nakosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [verweerder] worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 407,00
- nakosten €
135,00
Totaal € 949,00
in zaaknummer 11273703
3.29.
[verweerder] verzoekt [verzoeker] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding op grond van artikel 7:677 lid 2 jo. 3 sub a BW. Dat artikel bepaalt dat een partij die door opzet of schuld aan de wederpartij een dringende heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen schadeplichtig is, indien de wederpartij van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. Uit wat hiervoor is overwogen heeft [verzoeker] schuld aan het ontslag op staande voet, zodat hij de gefixeerde schadevergoeding aan [verweerder] verschuldigd is. [verzoeker] heeft de hoogte van het verzochte bedrag niet betwist, zodat de verzochte vergoeding toewijsbaar is. Ook de verzochte wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen.
3.30.
Gelet op hetgeen hiervoor in zaaknummer 11251460 is overwogen, zullen ook de verzoeken tot verklaring voor recht dat het gegeven ontslag op staande voet terecht is gegeven worden toegewezen, evenals dat [verzoeker] geen aanspraak kan maken op de transitievergoeding.
3.31.
Op het verzoek tot betaling van de contractuele boete wegens overtreding van het geheimhoudingsbeding zal niet verder worden ingegaan, nu op dit tegenverzoek al is beslist in zaaknummer 11251460.
3.32.
[verzoeker] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proces- en nakosten worden veroordeeld. Voor het salaris gemachtigde is de kantonrechter uitgegaan van de helft van het gebruikelijke tarief, nu de inhoud van de processtukken in deze procedure grotendeels gelijk is aan de inhoud van de processtukken in zaaknummer 11251460. De kosten aan de zijde van [verweerder] worden daarmee begroot op:
- salaris gemachtigde € 407,00
- nakosten €
135,00
Totaal € 542,00
De verzochte wettelijke rente zal ook worden toegewezen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in zaaknummer 11251460
de verzoeken van [verzoeker]
4.1.
wijst de verzoeken af;
de verzoeken van [verweerder]
4.2.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling aan [verweerder] van:
- een bedrag van € 75,50 aan verkeersboete;
- een bedrag van € 975,56 aan onderzoekskosten;
- een bedrag van € 4.500,- aan boete wegens overtreding van het geheimhoudingsbeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 november 2024 tot het moment van volledige betaling;
in de verzoeken van [verzoeker] en [verweerder]
4.3.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van € 949,00 te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe. Als [verzoeker] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend, dan moet [verzoeker] ook de kosten van de betekening betalen;
in zaaknummer 11273703
4.4.
verklaart voor recht dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven;
4.5.
verklaart voor recht dat aan [verzoeker] geen transitievergoeding toekomt;
4.6.
veroordeelt [verzoeker] tot betaling aan [verweerder] van € 4.232,25 bruto aan gefixeerde schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 november 2024 tot het moment van volledige betaling;
4.7.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van € 542,00, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe. Als [verzoeker] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend, dan moet [verzoeker] ook de kosten van betekening betalen;
4.8.
veroordeelt [verzoeker] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
in zaaknummers 11251460 en 11273703:
4.9.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.10.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.A. van Steenbeek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken door mr. Y.M. Vanwersch, kantonrechter, op 20 november 2024.