ECLI:NL:RBMNE:2024:6489

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
UTR 24/1990
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking beroep tegen niet tijdig nemen van beslissing op bezwaar

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 5 december 2024, wordt het verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten behandeld. De verzoeker, die in beroep was gegaan tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, heeft zijn beroep ingetrokken nadat verweerder alsnog een beslissing had genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen zonder dat partijen voor een zitting hoeven te worden uitgenodigd.

De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten moet vergoeden. In dit geval heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om veroordeling van de proceskosten. Verweerder heeft aangegeven de proceskosten te willen vergoeden, maar verzocht om rekening te houden met een wegingsfactor van 0,25, omdat het beroep was gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft vervolgens de proceskosten vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op de waarde per punt en de toegepaste wegingsfactor. Daarnaast moet verweerder het griffierecht van € 187,- aan verzoeker betalen. De rechtbank heeft besloten dat verweerder dit bedrag aan verzoeker moet betalen, en de uitspraak is openbaar uitgesproken op 5 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/1990

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 december 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M.T. Smits),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoeker) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verzoeker is in beroep gegaan tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar door verweerder (ontvangen op 18 maart 2024). Op 8 april 2024 heeft verweerder alsnog een beslissing op bezwaar genomen. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
4. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld binnen twee weken te reageren op het verzoek om veroordeling van de proceskosten. Verweerder heeft op 28 oktober 2024 aan de rechtbank laten weten dat zij de proceskosten willen vergoeden. Verweerder verzoekt de rechtbank om hierbij rekening te houden met een wegingsfactor van 0,25, omdat het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
5. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van het beroep tot aan deze uitspraak heeft moeten maken.
6. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op
€ 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 875,- en een wegingsfactor 0,5). Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een wegingsfactor van 0,5 toegepast. [1]
7. Verweerder moet ook het griffierecht van € 187,- aan verzoeker betalen
(artikel 8:41 van de Awb). Verzoeker zal zich hiervoor tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 437,50 aan proceskosten.
Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van
J.M.J. Kooistra, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 december 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1796.