Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1A tot en met 9D
- de aanvullende producties 9E tot en met 9G van [eiser]
- de aanvullende productie 9H van [eiser]
- de producties 1 tot en met 14 van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 7 november 2024
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde] .
2.De kern van de zaak
3.De achtergrond van het geschil
Toen de zoon van [A] ging studeren heeft zij een huis gekocht waar hij met een aantal vrienden kon wonen. Haar zoon en zijn vrienden wilden graag dat het een corpshuis werd en [A] heeft [eiser] om een huurovereenkomst gevraagd. Die heeft hij haar toegestuurd. Het huis functioneerde niet goed. Er zijn nare dingen gebeurd tussen de huisgenoten. Een aantal jongens waaronder de zoon van [A] hebben het huis verlaten. [A] heeft [eiser] om hulp gevraagd. [eiser] heeft voorgesteld om twee jonge reünisten van het [studentenvereniging 1] in te schakelen om te bemiddelen en een oplossing te vinden. [A] was het niet eens met de door de jonge reünisten voorgestelde oplossing. Zij heeft [eiser] toen gezegd dat zij van plan was alle huurders uit huis te zetten. [eiser] heeft haar dat afgeraden. Daarna is de vriendschap tussen [eiser] en [A] geëindigd. Er is een rechtszaak geweest tussen [A] en de huurders. Uiteindelijk is er een schikking getroffen waarbij de huurders op een bepaalde datum het huis zullen verlaten tegen betaling van [A] van een bepaald bedrag.
4.De beoordeling
Toetsingskader kort geding
“Alles wat ik geschreven heb, wordt bevestigd door [gedaagde] jva ’74 [studentenvereniging 1] , die mij als ENIGE reünist geholpen heeft.”
[eiser] was helemaal geen partij bij die rechtszaak (en het [studentenvereniging 1] ook niet). De rechtszaak speelde tussen [A] en de huurders van het studentenhuis. Mr. Broos stond de huurders bij. Bovendien blijkt de schikking op de zitting getroffen en niet daarvoor. Er ontbrak kennelijk een handtekening op de op de zitting getekende vaststellingsovereenkomst, maar de relevantie daarvan is nagenoeg nul en [eiser] heeft er al helemaal niets mee te maken. De zaak is beëindigd doordat op de zitting een vaststellingsovereenkomst is gesloten, die is vastgelegd in een proces-verbaal. [A] bleek later dat de handtekening van mr. Broos, die gemachtigd was om te tekenen voor de huurders, op de laatste pagina ontbrak. Mr. Broos heeft daarna per e-mail bevestigd dat partijen hoe dan ook gebonden zijn aan de vaststellingsovereenkomst. Hij vond het niet nodig de overeenkomst alsnog te tekenen. Dat is goed te volgen, het gaat immers om een schikking die is getroffen in aanwezigheid van de kantonrechter. Wat partijen waren overeengekomen, was duidelijk. Een partij die later zou zeggen dat er geen overeenkomst is omdat er een handtekening ontbreekt, zou een kansloos standpunt innemen. Niettemin is mr. Broos op aandringen van [A] bereid geweest zijn handtekening te zetten op de laatste pagina van de vaststellingsovereenkomst. [gedaagde] was daarbij aanwezig en vertelde volgens mr. Broos allerlei onnavolgbare verhalen over [eiser] . Mr. Broos heeft hem toen verteld dat hij niet de advocaat van [eiser] is, maar van de huurders. Deze gang van zaken blijkt uit de verklaringen van mr. Broos en de bijlagen daarbij (producties 5 en 9H van [eiser] ). De voorzieningenrechter vindt de verklaringen van mr. Broos geloofwaardig. Hij is advocaat, zijn verklaring is (anders dan het verhaal in de brief) coherent en goed te volgen en wordt bevestigd door de overgelegde stukken. Dat dit verwijt een vergezochte samenzweringstheorie is, maakt het niet minder schadelijk voor [eiser] . De lezer van de brief heeft immers geen idee van wat er werkelijk aan de hand was.
hijde brief heeft verzonden. Daaronder vallen dus niet de adressen aan wie [A] de brief heeft verzonden. Zij stuurt haar eigen rectificaties naar aanleiding van de schikking met [eiser] . De voorzieningenrechter verwijst volledigheidshalve naar wat hiervoor onder 4.11 is overwogen.
“heeft .. een brief afkomstig van [A] en [gedaagde] ontvangen”gewijzigd in
“heeft … een door mij verzonden brief ontvangen die is ondertekend door Drs. [A] ”.De brief is namelijk uit naam van [A] verzonden. In de tweede zin staat
“omdat de brief feitelijke onjuistheden en ongefundeerde beschuldigingen bevat ten aanzien van in de brief bij naam genoemde personen”. In de plaats van
“bij naam genoemde personen”komt de naam van [eiser] te staan. De voorzieningenrechter vermoedt dat [eiser] door deze formulering geen extra aandacht op zijn naam wilde vestigen, maar in de brief worden ook namen van anderen genoemd. En van die anderen heeft de voorzieningenrechter niet vastgesteld dat de beschuldigingen onjuist en ongefundeerd zijn. Daarom wordt de tekst aangepast. Verder is het woord
“rechtbank”vervangen door
“voorzieningenrechter”of is daar het woord
“voorzieningenrechter”aan toegevoegd. Tot slot hoeft de rectificatie alleen te worden ondertekend door [gedaagde] en niet ook door [A] . De vorderingen tegen haar zijn immers ingetrokken en zij stuurt haar eigen rectificaties naar aanleiding van de schikking met [eiser] .
1.107,00