Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2024 in de zaak tussen
allebei uit [woonplaats] , eisers
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak hebben eisers, die aan het [adres] in [woonplaats] wonen, een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een tijdelijke mantelzorgwoning op hun perceel. De aanvraag werd op 20 december 2023 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht afgewezen, omdat de mantelzorgwoning niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan 'Rondom de Vecht'. Eisers maakten bezwaar tegen deze afwijzing, maar het college verklaarde het bezwaar op 18 maart 2024 ongegrond. Hierop hebben eisers beroep ingesteld, waarbij zij hun beroepsgronden op 27 mei 2024 en 9 oktober 2024 aanvulden. De rechtbank heeft de zaak op 21 oktober 2024 behandeld, waarbij zowel eisers als de gemachtigde van het college aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het college terecht de omgevingsvergunning heeft geweigerd. De locatie van de beoogde mantelzorgwoning valt onder het bestemmingsplan dat een agrarische bestemming heeft, en het plaatsen van een mantelzorgwoning is in strijd met de regels van dit bestemmingsplan. De rechtbank stelt vast dat het college beleidsruimte heeft om af te wijken van het bestemmingsplan, maar dat dit alleen kan als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In dit geval heeft het college, met verwijzing naar het Afwijkingenbeleid, gemotiveerd dat de mantelzorgwoning niet past binnen het gemeentelijk en provinciaal beleid, mede vanwege ecologische overwegingen en de bescherming van het landschap.
Eisers voerden aan dat de gevolgen van de weigering onevenredig zijn, gezien hun hulpbehoevendheid en de noodzaak voor mantelzorg. De rechtbank oordeelt echter dat het college niet hoeft af te wijken van de beleidsregels, omdat de belangen van de ruimtelijke ordening zwaarder wegen dan de belangen van eisers. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren en is openbaar uitgesproken op 18 november 2024.