ECLI:NL:RBMNE:2024:6481

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
24/3372
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor tijdelijke mantelzorgwoning in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak hebben eisers, die aan het [adres] in [woonplaats] wonen, een omgevingsvergunning aangevraagd voor het realiseren van een tijdelijke mantelzorgwoning op hun perceel. De aanvraag werd op 20 december 2023 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht afgewezen, omdat de mantelzorgwoning niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan 'Rondom de Vecht'. Eisers maakten bezwaar tegen deze afwijzing, maar het college verklaarde het bezwaar op 18 maart 2024 ongegrond. Hierop hebben eisers beroep ingesteld, waarbij zij hun beroepsgronden op 27 mei 2024 en 9 oktober 2024 aanvulden. De rechtbank heeft de zaak op 21 oktober 2024 behandeld, waarbij zowel eisers als de gemachtigde van het college aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het college terecht de omgevingsvergunning heeft geweigerd. De locatie van de beoogde mantelzorgwoning valt onder het bestemmingsplan dat een agrarische bestemming heeft, en het plaatsen van een mantelzorgwoning is in strijd met de regels van dit bestemmingsplan. De rechtbank stelt vast dat het college beleidsruimte heeft om af te wijken van het bestemmingsplan, maar dat dit alleen kan als de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In dit geval heeft het college, met verwijzing naar het Afwijkingenbeleid, gemotiveerd dat de mantelzorgwoning niet past binnen het gemeentelijk en provinciaal beleid, mede vanwege ecologische overwegingen en de bescherming van het landschap.

Eisers voerden aan dat de gevolgen van de weigering onevenredig zijn, gezien hun hulpbehoevendheid en de noodzaak voor mantelzorg. De rechtbank oordeelt echter dat het college niet hoeft af te wijken van de beleidsregels, omdat de belangen van de ruimtelijke ordening zwaarder wegen dan de belangen van eisers. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren en is openbaar uitgesproken op 18 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3372

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2024 in de zaak tussen

1. [eiser]
2. [eiseres],
allebei uit [woonplaats] , eisers
(gemachtigde: mr. E.M. Oskam),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht, verweerder
(gemachtigde: mr. S. Ralovic).

Inleiding

1.1.
Eisers wonen aan het [adres] in [woonplaats] (het perceel). Zij willen op het perceel tijdelijk een mantelzorgwoning realiseren en hebben daarom op 14 september 2023 een omgevingsvergunning eerste fase aangevraagd voor de activiteit strijdig gebruik.
1.2.
Het college heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 20 december 2023 afgewezen, omdat een mantelzorgwoning op grond van bestemmingsplan Rondom de Vecht niet is toegestaan. Het college wil geen medewerking verlenen aan het in afwijking van het bestemmingsplan toestaan van een mantelzorgwoning.
1.3.
Eisers hebben tegen de afwijzing van de aanvraag bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 18 maart 2024 heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard.
1.4.
Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld en hebben de beroepsgronden op 27 mei 2024 en 9 oktober 2024 aangevuld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 21 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, vergezeld door hun zoon [zoon] , de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van het college met [vergunningverlener] (vergunningverlener bij de gemeente Stichtse Vecht ).

Het geschil

2. In geschil is of het college een omgevingsvergunning eerste fase voor het in afwijking van het bestemmingsplan tijdelijk toestaan van een mantelzorgwoning heeft kunnen weigeren. Eisers vinden van niet en hebben tegen de weigering verschillende beroepsgronden aangevoerd.

Beoordeling door de rechtbank

Beoordelingskader
3. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag voor de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. [1]
4. Op de locatie waar de mantelzorgwoning moet komen is bestemmingsplan Rondom de Vecht (het bestemmingsplan) van toepassing, waarin aan de locatie de bestemming Agrarisch met waarden, de dubbelbestemming Waarde-Archeologie 4 en de dubbelbestemming Cultuurhistorie, landschap en natuur zijn toegekend. Het plaatsen van een mantelzorgwoning is in strijd met de regels van het bestemmingsplan. Dat is tussen partijen niet in geschil.
5. Het college zou met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2˚, van de Wabo, in samenhang met artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor), kunnen afwijken van het bestemmingsplan, maar heeft dat in het bestreden besluit niet gedaan omdat het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
6. De rechtbank stelt in dit verband voorop dat het college van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wabo alleen gebruik kan maken indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast heeft het college bij de beslissing om wel of geen toepassing te geven aan de bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen beleidsruimte. De rechter toetst aan de hand van de beroepsgronden of het college bij een afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
Afwijkingenbeleid
7. Het college heeft ter invulling van zijn beleidsruimte het Afwijkingenbeleid vastgesteld. De locatie van het perceel heeft een bijzondere status als bedoeld in paragraaf 3.3. van het Afwijkingenbeleid, vanwege de ligging in een ecologisch waardevol gebied. Volgens paragraaf 3.4 van het Afwijkingenbeleid is afwijken in beginsel mogelijk, maar moet maatwerk worden geleverd. De activiteit moet dan passen binnen het gemeentelijk en provinciaal beleid. Volgens het college past het plan niet binnen het gemeentelijke Afwijkingenbeleid. De provincie heeft namelijk een negatief advies uitgebracht vanwege het in artikel 6.45 van de Interim Omgevingsverordening provincie Utrecht (IOV) opgenomen verbod op verstoring van ganzen in Ganzenrustgebied. Ook vanuit landschappelijk en cultuurhistorisch oogpunt vindt de provincie de mantelzorgwoning op de locatie zoals die is aangevraagd niet aanvaardbaar. Vanwege de tijdelijkheid vindt de provincie een andere locatie zo dicht mogelijk bij het woonperceel wel aanvaardbaar. Ook is een samenhangend plan met de haag en boomgaard nodig vanwege de kernkwaliteit openheid. Verder is het bouwplan in strijd met de gemeentelijke richtlijnen. In het gemeentelijk landschapsadvies is geconcludeerd dat door de locatie van de mantelzorgwoning op het perceel de landschapswaarde wordt aangetast, omdat de huidige schuur het doorzicht vanaf de Vecht al belemmert en de mantelzorgwoning in het midden van de ruimte wordt gepositioneerd, wat voor nog meer verdichting van het landschap zorgt.
8. Het college heeft met deze toelichting in het bestreden besluit toereikend gemotiveerd dat een tijdelijke mantelzorgwoning niet past binnen het gemeentelijk en provinciaal beleid en daarom niet wordt voldaan aan de voorwaarden van het Afwijkingenbeleid. De rechtbank kan deze toelichting volgen. Dat er, zoals eisers stellen, feitelijk nooit ganzen fourageren op hun perceel, is niet relevant. Het gaat er om dat, zoals ook uit het advies van de provincie blijkt, het perceel zich bevindt in een ganzenrustgebied zoals opgenomen in de IOV en het verboden is de foerageerfunctie van het gebied opzettelijk teniet te doen.
Had het college moeten afwijken van de beleidsregels?
9. De hoofdregel is dat het college handelt in overeenstemming met beleidsregels. Alleen als dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen kan het college afwijken van beleidsregels. [2]
10. Eisers voeren aan dat het college had moeten afwijken van het Afwijkingenbeleid, omdat de gevolgen van de weigering voor eisers onevenredig zijn. Eisers zijn hulpbehoevend en in toenemende mate aangewezen op mantelzorg. Hun zoon gaat, met zijn echtgenote, wonen in de huidige woning van eisers op het perceel om de noodzakelijke mantelzorg te kunnen bieden en het gaat om een tijdelijke mantelzorgwoning. Het college heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat er geen aanknopingspunten zijn om af te wijken van de beleidsregels.
11. De rechtbank is van oordeel dat het college niet hoeft af te wijken van de beleidsregels. Het college heeft in het bestreden besluit de met het Afwijkingenbeleid te dienen doelen (het tegengaan van verstedelijking in het buitengebied, bescherming van ecologische waardevolle gebieden en het voorkomen van ongewenste precedentwerking) afgewogen tegen het belang van eisers bij het bouwen van een tijdelijke mantelzorgwoning en aan de eerstgenoemde belangen een zwaarder gewicht toegekend. Eisers willen een mantelzorgwoning bouwen op een locatie met een agrarische bestemming. Op het perceel is veel bestaande bebouwing aanwezig waarin een mantelzorgwoning kan worden gerealiseerd. Eisers hebben daarvoor niet gekozen uit kostenoverwegingen en omdat ze opslagruimte willen behouden. Deze keuze komt voor rekening en risico van eisers. De rechtbank is het met het college eens dat dit geen bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan het college zou moeten afwijken van de beleidsregels, dan wel dat het besluit tot onevenredige gevolgen leidt.
Is de procedure zorgvuldig verlopen?
12. Eisers vinden dat de procedure onzorgvuldig is geweest, omdat er geen zorgvuldige afweging heeft plaatsgevonden en er geen gesprek met de wethouder is geweest.
13. De rechtbank volgt eisers niet. Zoals het college op de zitting heeft aangegeven betekent het feit dat de uitkomst van de besluitvorming niet is zoals eisers dat graag hadden gezien, niet dat de procedure onzorgvuldig is geweest. Uit de gedingstukken blijkt verder dat in overleg met het college is besloten om een omgevingsvergunning eerste fase aan te vragen en dat met eisers is gesproken over alternatieve locaties voor een mantelzorgwoning. Dat duidt juist op een zorgvuldige procedure.
14. Tot slot overweegt de rechtbank dat eisers ook niet worden gevolgd in hun standpunt dat het college in het verweerschrift een ander standpunt inneemt dan in het bestreden besluit. Het college heeft de grondslag van het bestreden besluit niet gewijzigd.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 november 2024.
(de rechter is verhinderd de uitspraak te
ondertekenen)
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
2.Artikel 4:84 van de Awb.