ECLI:NL:RBMNE:2024:6474

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
UTR 24/92
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb)

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 oktober 2024, wordt het beroep van eiser tegen de toekenning van een maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) beoordeeld. Eiser, geboren in 1978 en met medische problematiek, had eerder huishoudelijke hulp in de vorm van zorg in natura (ZIN) ontvangen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen had in een besluit van 23 maart 2022 bepaald dat eiser niet langer recht had op ZIN, maar in plaats daarvan 110 minuten per week huishoudelijke hulp in de vorm van ZIN zou ontvangen. Later, in een besluit van 7 augustus 2023, werd eiser een maatwerkvoorziening toegekend voor 140 minuten per week huishoudelijke hulp in de vorm van een pgb, met ingang van 1 september 2022.

Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit en stelde dat de huishoudelijke hulp in de vorm van ZIN ten onrechte was omgezet naar pgb. De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom de omzetting van ZIN naar pgb pas per 1 september 2022 zou ingaan. De rechtbank benadrukte dat het college een zorgvuldig onderzoek had moeten uitvoeren naar de feiten en omstandigheden die van belang waren voor het besluit. Het college had geen huisbezoek afgelegd en had enkel dossieronderzoek verricht, wat leidde tot een onjuiste vaststelling van de situatie van eiser.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde de situatie door te bepalen dat eiser met terugwerkende kracht vanaf 1 februari 2022 recht heeft op een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp in de vorm van een pgb. Tevens werd het college verplicht om het griffierecht aan eiser te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige besluitvorming door het college bij het toekennen van maatwerkvoorzieningen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/92

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

wettelijk vertegenwoordigd door
[bewindvoerder], in hoedanigheid van bewindvoerder
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Huizen, het college

(gemachtigde: mr. E.T. Josephia).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de toekenning van een maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) met ingang van 1 september 2022 tot en met 24 januari 2027.
1.1.
In het besluit van 23 maart 2022 heeft het college besloten dat eiser niet langer huishoudelijke hulp krijgt in de vorm van een pgb over de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 december 2024. Het college vindt deze voorziening niet langer passend voor eiser en heeft 110 minuten per week huishoudelijk hulp in de vorm van zorg in natura (ZIN) toegekend van 1 februari 2022 tot en met 24 januari 2027. Het plan van aanpak van 4 januari 2022 is onderdeel van dit besluit.
1.2.
In het besluit van 7 augustus 2023 (het primaire besluit) heeft het college – ambtshalve – aan eiser een maatwerkvoorziening toegekend voor 140 minuten per week huishoudelijke hulp in de vorm van een pgb van 1 september 2022 tot en met 24 januari 2027. Het college gaat uit van 1 september 2022 als ingangsdatum voor het pgb omdat het college op die datum ervan op de hoogte was dat eiser niet tevreden was met de eerder toegekende ZIN zoals vermeld in 1.1.
1.3.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Eiser wil dat de huishoudelijke hulp in de vorm van ZIN met ingang van 1 februari 2022 wordt omgezet naar een pgb en per die datum alsnog wordt betaald.
1.4.
Het college heeft in het besluit van (het bestreden besluit) het bezwaar van ongegrond verklaard.
1.5.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.6.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.7.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers vader (de wettelijke vertegenwoordiger van eiser) en de gemachtigde van het college, bijgestaan door mr. N.H. van de Beek.

Inleiding

2. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1978 en heeft medische problematiek. Het college heeft aan eiser een indicatie voor huishoudelijke hulp voor 140 minuten per week van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2024 in de vorm van een pgb op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) toegekend. De zus van eiser heeft tot augustus 2021 huishoudelijk hulp verleend en daarvoor declaraties ingediend. Vervolgens heeft eisers vader wekelijks huishoudelijke hulp aan eiser verleend. Eiser en zijn vader hebben een zorgovereenkomst gesloten per 1 september 2021 welke door eisers vader is ondertekend op 19 juni 2022.
Na het telefoongesprek van 15 december 2021 met eisers vader - waarin eisers vader heeft geïnformeerd over de mogelijkheid of een schoonmaakbedrijf de schoonmaakwerkzaamheden bij eiser kon overnemen - heeft het college op 4 januari 2022 een plan van aanpak opgesteld. Het college heeft geen huisbezoek afgelegd en geen zogenaamd keukentafelgesprek met eiser gevoerd. Het plan van aanpak is enkel gebaseerd op dossieronderzoek. Het college heeft op basis van de hulpvragen en het verrichte onderzoek huishoudelijke hulp noodzakelijk geacht en 110 minuten per week gedurende vijf jaar passend geacht. Het college heeft het plan van aanpak aan eiser toegezonden en hem verzocht om het plan van aanpak te ondertekenen en terug te sturen. Dit heeft eiser niet gedaan. Vervolgens heeft het college het primaire besluit genomen. Eisers vader stelt dat hij eerst medio augustus/september 2022 door het college is geïnformeerd over het in 1.1. genoemde besluit van 23 maart 2022.
In juni 2022 heeft de SVB eisers vader bericht dat er geen pgb meer wordt uitbetaald. Op advies van de SVB en het college heeft eiser een nieuwe zorgovereenkomsten opgesteld.
Aan eiser is geen huishoudelijke hulp in de vorm van ZIN door een schoonmaakbedrijf verleend.

Standpunten van partijen

3. In het bestreden besluit heeft het college besloten dat het eiser kan worden verweten dat hij heeft verzuimd om actie te ondernemen naar aanleiding van het toegezonden plan van aanpak van 4 januari 2022 en ook geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 23 februari 2022. Ook niet nadat hij eerst in augustus 2022 kennis zou hebben kunnen nemen van dit besluit. Het pgb is dan ook beëindigd per 1 februari 2022. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van herleven van het pgb en heeft geen zorgovereenkomst over de periode van 1 februari 2022 tot 1 september 2022 aangeleverd.
Ter zitting heeft het college toegelicht dat met het bestreden besluit inhoudende ambtshalve toekenning van huishoudelijke hulp in de vorm van een pgb met terugwerkende kracht tot september 2022 al tegemoet is gekomen aan eiser. Het is onduidelijk of eisers vader in de periode 1 februari 2022 tot 1 september 2022 huishoudelijke hulp tegen betaling heeft verleend aan eiser of dat hij deze huishoudelijke hulp heeft verleend in de vorm van mantelzorg. Het college heeft geen declaraties ontvangen waaruit blijkt dat eisers vader de huishoudelijke hulp heeft verleend en daarvoor is betaald. Het college gaat er daarom vanuit dat de huishoudelijke hulp is verleend in de vorm van mantelzorg omdat eiser zich pas na zeven maanden, in augustus 2022, heeft gemeld bij het college.
4. Eiser voert aan dat de huishoudelijke hulp in de vorm van een pgb ten onrechte en zonder toestemming is omgezet naar huishoudelijke hulp in de vorm van ZIN in de periode van 1 februari 2022 tot en met 1 september 2022. De ZIN moet teruggedraaid worden naar een pgb en het college moet zorg dragen voor het uitbetalen van het pgb dat eiser had moeten krijgen in deze periode. Het bedrag aan pgb betreft in totaal € 840,- (7x € 120,- per maand). Eisers vader heeft namelijk in deze periode wekelijks huishoudelijke hulp aan eiser verleend. Het was niet mogelijk dat een schoonmaakbedrijf de huishoudelijke hulp verleende omdat dat enkel kan gedurende kantoortijden en dat zijn ook de tijden dat eiser zelf werkt. Eiser had dan vrij moeten vragen op zijn werk en zou daardoor in de problemen komen. Het zou dan voor hem niet meer mogelijk zijn om een Wajonguitkering te krijgen omdat hij dan vrijwillig minder zou gaan werken. Eisers vader heeft niet gereageerd op het door het college opgestuurde plan van aanpak van 4 januari 2022, vanwege persoonlijke problemen inhoudende dat zijn andere zoon, die in een gezinsvervangend tehuis woont, nierfalen had en er gevreesd werd voor zijn leven.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank stelt vast dat het college met het bestreden besluit feitelijk het besluit van 23 maart 2022 ambtshalve heeft gewijzigd met als gevolg dat aan eiser niet langer ZIN maar vanaf 1 september 2022 (wederom) een pgb wordt verstrekt.
6. De rechtbank oordeelt dat het college ten onrechte de ingangsdatum van de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp in de vorm van een pgb heeft vastgesteld op 1 september 2022.
Het juridisch kader
7. Aan een besluit op een aanvraag voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 moet een zorgvuldig onderzoek ten grondslag te liggen. Het college moet daarbij voldoende kennis verzamelen over de voor het nemen van het besluit van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen. Dit volgt uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de Wmo 2015.
8. De Centrale Raad van Beroep, de hoogste rechter in dit soort zaken, heeft in zijn rechtspraak uiteengezet uit welke stappen het door het college te verrichten onderzoek moet bestaan. Het college moet eerst vaststellen wat de hulpvraag van eiser is (stap 1). Vervolgens moet het college vaststellen welke problemen eiser ondervindt bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving (stap 2). Verder moet het college bepalen welke ondersteuning naar aard en omvang voor eiser nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving (stap 3). Ten vierde moet het college onderzoeken in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden (stap 4). Alleen voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn moet het college een maatwerkvoorziening verlenen. De rechtbank zal dit stappenplan als uitgangspunt nemen bij haar beoordeling in deze uitspraak.
9. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp nodig heeft en deze hem ook in het verleden langdurig is toegekend. Ook is niet in geschil dat na het besluit van 23 maart 2022, op grond waarvan eiser recht had op huishoudelijke hulp in de vorm van ZIN, sinds 1 februari 2022 niet door een schoonmaakbedrijf de toegekende huishoudelijke hulp/ondersteuning is verleend. Verder bevat het dossier de zorgovereenkomst van 19 juni 2022 tussen eiser en zijn vader onder meer inhoudende dat de vader met ingang van 1 september 2021 huishoudelijke hulp verleent.
10. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de huishoudelijke hulp in het primaire besluit in de vorm van ZIN eerst per 1 september 2022 is omgezet in de vorm van een pgb. De rechtbank overweegt het volgende. Uit het gesprek op zitting blijkt dat feitelijk sprake is geweest van een miscommunicatie tussen eiser en het college. Eisers vader heeft willen informeren of er mogelijkheden zijn dat derden de huishoudelijke hulp aan eiser kunnen verlenen. Het college heeft dit verzoek om informatie opgevat als een hulpvraag, een plan van aanpak opgesteld en vervolgens op basis van dat plan van aanpak het besluit van 23 maart 2022 genomen. De rechtbank kan het college volgen in zijn standpunt dat eiser pas laat heeft laten weten dat hij het niet eens was met de omzetting van huishoudelijke hulp in de vorm van een pgb naar zorg in natura. Eiser heeft ook geen bewaar gemaakt tegen het besluit van 23 maart 2022. Eiser heeft pas in zijn bezwaarschrift van 26 augustus 2023 uiteengezet en tijdens de hoorzitting van 4 oktober 2023 toegelicht, dat hij niet wordt ondersteund met huishoudelijke hulp verstrekt door een schoonmaakbedrijf en dat zijn vader de huishoudelijk hulp heeft verleend. De rechtbank kan het college volgen in die zin dat eiser eerder navraag had kunnen doen en actie had kunnen ondernemen.
Het college heeft echter nagelaten om onderzoek te doen naar de feiten en omstandigheden die van belang waren voor het te nemen primaire besluit en heeft daarmee met name niet voldaan aan stap 3 zoals hiervoor vermeld in 8. Het college had in het kader van het onderzoek navraag moeten doen over (de ervaringen met) de door een schoonmaakverblijf verleende ZIN en de vraag of door eisers vader verleende huishoudelijke hulp moet worden aangemerkt als mantelzorg in het bijzonder omdat het college de vorm van de toegekende maatwerkvoorziening heeft gewijzigd en daarmee voorbij is gegaan aan het Plan van aanpak van 4 januari 2022 dat immers betrekking had op een andere situatie.
Het college is gehouden om - ook wanneer het ambtshalve besluit om de toegekende maatwerkvoorziening te herzien - eerst zorgvuldig onderzoek te doen naar de behoefte van eiser en welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is en mogelijk is om in te zetten.
11. Dit klemt overigens te meer omdat het college voor het Plan van aanpak van 4 januari 2022 dat ten grondslag ligt aan het besluit van 23 maart 2022 geen huisbezoek heeft afgelegd en geen gesprek met eiser heeft gevoerd. Het Plan van aanpak is feitelijk enkel gebaseerd op het telefoongesprek van 15 december 2021 tussen het college en eisers vader. Bovendien heeft het college enkel dossieronderzoek verricht met als gevolg dat het niet op de hoogte was van de huidige situatie en omstandigheden van eiser waaronder zijn werktijden en de (on)mogelijkheid om al dan niet huishoudelijke hulp van een schoonmaakbedrijf te ontvangen.
12. De rechtbank concludeert dan ook dat de enkele motivering van het college om een maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp in de vorm van een pgb toe te kennen met ingang van 1 september 2022 omdat het college pas vanaf die datum ervan op de hoogte was dat ZIN niet voor eiser passend was, onvoldoende is.
13. Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb. De rechtbank zal het beroep van eiser gegrond verklaren en het besluit vernietigen.
14. De rechtbank zal, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb in het kader van finale geschilbeslechting zelf in de zaak voorzien, nu zij van oordeel is dat het college met het bestreden besluit feitelijk het besluit van 23 maart 2022 heeft aangepast en de in dat besluit toegekende huishoudelijke hulp in de vorm van ZIN heeft gewijzigd in de vorm van een pgb. Dit betekent dat de rechtbank het primaire besluit zal herroepen voor zover daarin aan eiser met ingang van 1 september 2022 een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp in de vorm van een pgb is toegekend. De rechtbank zal bepalen dat aan eiser met ingang van 1 februari 2022 een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp in de vorm van een pgb zal worden verstrekt. Voor de volledigheid overweegt de rechtbank dat dit feitelijk betekent dat de op de zorgovereenkomst van 19 juni 2022 gebaseerde facturen van eisers vader over de periode van 1 februari 2022 tot 1 september 2022 (alsnog) moeten worden voldaan.
15. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is gegrond. Eiser krijgt gelijk en dat betekent dat hij met ingang van 1 februari 2022 een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp krijgt in de vorm van een pgb. Eiser krijgt daarom het griffierecht terug.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit van 7 augustus 2023 voor zover daarbij aan eiser met ingang van 1 september 2022 een maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp van 140 minuten per week is verstrekt in de vorm van een pgb;
-bepaalt dat aan eiser met ingang van 1 februari 2022 een maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp van 140 minuten per week in de vorm van een pgb, wordt verstrekt;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 16 november 2023;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 51,- aan eiser vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.