Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 22
- de mondelinge behandeling van 14 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van de gemachtigde van [eiseres] .
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 november 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde] B.V. [eiseres] is sinds 1 september 2023 werkzaam bij [gedaagde] en heeft zich op 26 januari 2024 ziek gemeld. Op 6 juni 2024 heeft [gedaagde] meegedeeld dat de arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd. De bedrijfsarts adviseerde op 26 juni 2024 dat [eiseres] passende werkzaamheden moest verrichten, maar [gedaagde] bood deze werkzaamheden aan op een andere locatie met een reistijd van 3,5 uur per dag. [eiseres] heeft deze reistijd als onredelijk ervaren en is op 28 juni 2024 niet verschenen op de nieuwe locatie. [gedaagde] heeft daarop haar loon per 2 juli 2024 stopgezet, wat leidde tot de vordering van [eiseres] in kort geding om het achterstallige loon over juli en augustus 2024 te ontvangen, evenals vakantietoeslag en andere emolumenten.
De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] de loonbetaling ten onrechte had stopgezet, omdat niet was aangetoond dat de aangeboden arbeid passend was. De vordering van [eiseres] tot betaling van het achterstallige loon werd toegewezen, evenals de wettelijke verhoging en rente. De kantonrechter wees ook de kosten van het deskundigenoordeel toe en de buitengerechtelijke incassokosten. De vordering tot verstrekking van bruto/netto-specificaties werd eveneens toegewezen, met een dwangsom voor het geval [gedaagde] hier niet aan voldeed. De proceskosten werden volledig aan [gedaagde] opgelegd, aangezien deze grotendeels in het ongelijk was gesteld.