12.51.28uur Slachtoffer en VE komen vanaf de eerste verdieping naar de trap gelopen. Slachtoffer loopt voorop.
Op 4 augustus 2022 heeft forensisch onderzoek plaatsgevonden. Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] verklaren daarover het volgende.
Van [C] kregen wij een zakje met daarin wattenstaven. Wij zagen dat er op
de watten van de wattenstaven een rood/bruine kleur zat.
Sporendragers
Goednummer PL0900-2022224694-3027460
SIN AAPZ0003NL
Object Wattenstaafje
Bijzonderheden Uit cel slachtoffer.
Op 29 augustus 2022 is celmateriaal (SIN: WAAW6863NL) van verdachte afgenomen.
Uit een op 8 september 2022 gedateerd NFI-rapport, opgemaakt door ing. [B] , werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut, blijkt, voor zover van belang, het volgende.
Wattenstaafje AAPZ003NL
Het onderzoeksmateriaal betreft twee wattenstaven. Op beide wattenstaven is op één van de koppen en op een deel van beide staafje bevuiling zichtbaar. Hierbij is op de bevuilde koppen bloed aangetroffen en is geen bloed aangetroffen op de tegenoverliggende koppen. De wattenstaafkoppen met bloed zijn afzonderlijk alsAAPZ003NL#01en #02 veiliggesteld voor DNA- en RNA-onderzoek.
DNA-onderzoek
Het volgend referentiemateriaal is onderworpen aan DNA-onderzoek: SIN WAAW6863NL.
Resultaten, interpretaties en conclusie van het (vergelijkend) DNA-onderzoek
SIN (omschrijving)
DNA kan afkomstig zijn van
Bewijskracht
AAPZ003NL#01 en #02
(wattenstaafkoppen met bloed
één man
- verdachte [verdachte]
- meer dan 1 miljard
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
AAPZ003NL#01 en #02 (wattenstaafkoppen met bloed)
DNA-profielen AAPZ003NL#01 en #02 zijn elkmeer dan 1 miljardkeer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige (niet aan [verdachte] verwante) persoon.
Op 29 augustus 2022 is verdachte gehoord door de politie. Verdachte heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard (waarbij V: staat voor vraag verbalisant en A: voor antwoord verdachte).
Zaak [slachtoffer 1]
A: Ik heb haar dingen toegestaan die volgens de regels niet kunnen waardoor zij een voorkeurspositie kreeg bij mij.
A: Ik liet haar deur open, ik regelde dingen voor haar, ik liet haar bellen op onze kosten.
A: Ik heb een tril ei voor gekocht, een speeltje.
A: Een eitje met een afstandsbediening. Die breng je in de vagina en zet je aan en daar kom je dan op klaar.
A: Het is begonnen dat zij aan mij vroeg of ze op een bepaalde dag mocht invallen op een plekje om te reinigen. Dat vond ik goed en dat is goed bevallen. Op een gegeven moment waren we aan het praten, ik samen met een collega. We waren haar een beetje zat, hij deed een theedoek oprollen en deed dit pats tegen haar kont aan. Ze zei “oeh dat vind ik wel prettig”. Later ben ik haar daarin gaan opzoeken. Ik vond dat op de een of andere manier wel spannend. We zijn een beetje aan de praat geraakt daarover. Uit dat verhaal heb ik toen dat tril ei voor haar gekocht. Die heb ik haar gegeven.
A: Ik wilde er wel meer van weten, waarom ze daar opgewonden van raakte. Het prikkelde mij. Maar ik wist toen niet van mijn seksverslaving.
V: Wanneer heb je het gekocht?
A: Ergens begin juli 2022.
V: Welk moment heb je dit aan haar gegeven?
A: Volgens mij op een ochtend.
V: Waar was zij?
A: In haar cel en ik buiten haar cel.
Op 30 augustus 2022 is verdachte gehoord door de politie. Verdachte heeft, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard (waarbij V: staat voor vraag verbalisant en A: voor antwoord verdachte).
V: Wat spookt er door je hoofd?
A: Het hele verhaal. Er waren ook wel wat dingetjes die ik aangevuld zou willen hebben. Verder over het verhaal met de kerstboom. Ik heb er over na zitten denken. Er zit inderdaad DNA van mij daar. Na het bellen heeft ze mij de telefoon gegeven. Door de verbazing heb ik mijn lul uit mijn broek gehaald en heeft ze mij gepijpt en heeft ze het zaad uitgespuugd over de kerstboom. Over de zak.
V: Waar in die ruimte heeft ze jou gepijpt?
A: Bij de deur, waar ik stond.
A: Ik stond bij de deur, met mijn rug naast de deur.
Op 23 augustus 2022 doet [slachtoffer 2] aangifte van seksueel misbruik.Zij heeft daarover, onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard (waarbij V: staat voor vraag van verbalisanten en A: voor antwoord aangeefster).
V: Vorige week wilde je niet met ons in gesprek. Wat maakt het dat je dat nu wel wil?
A: Ik heb er goed over nagedacht. Ik ben geen fan van de politie. Ik heb moeite om dit soort dingen te bespreken. Ik wil niet voor leugenaar worden uitgemaakt. Ik denk alleen hoe kun je onderzoek doen naar woorden die gezegd zijn. Het was al een rot week.
A: Ik wil aangifte doen.
V: Tegen wie wil je aangifte doen?
A: [verdachte (voornaam)] , hij is PIW-er.
V: Wat is het doel met het doen van aangifte?
A: Rechtvaardigheid en voor de andere meiden. Dat andere meiden weten dat ze niet bang hoeven te zijn om de stap te maken en te praten over wat er is gebeurd.
V: Wanneer is het gebeurd?
A: In de tweede week dat ik hier was.
A: Ik ben hier 9 juni gekomen.
O: Verbalisant kijkt in de agenda en benoemd met de omschrijving van [slachtoffer 2 (voornaam)] , de week van 20 juni.
V: Waar is het gebeurd?
A: In mijn cel en ook onderweg naar de luchtplaats.
V: Welke seksuele handelingen hebben er plaatsgevonden?
A: Ongepaste aanrakingen van borsten en billen en ook ongepaste woorden.
V: Je vertelde dat je ruzie met je vriend had en terug ging naar je cel.
V: Hoe voelde jij je na het gesprek?
A: Ik was heel erg boos, liep naar mijn cel en barstte in tranen uit. Als ik huil ben ik vaak lichtelijk in paniek. Ik ging van links naar rechts lopen. Ineens stond [verdachte (voornaam)] daar. Ik denk dat hij stopte omdat ik aan het huilen was. Hij was bij mijn cel gaan staan. Hij stond bij mijn deur, tegen het randje van het opstapje voor de cel. Hij zei “Wat is er aan de hand meissie?” Zijn lichaamshouding was apart. Hij ging heel nonchalant staan.
In tranen en overstuur legde ik uit dat ik bang was dat mijn ex weer aan de drugs zou zitten en dat ik bang was dat mijn kind ergens naar toe zou gaan of dat mijn kind drugs zou krijgen. Hij zei dat het wel een spoedgeval was. Hij zette een stap mijn cel in en ging met beide handen in de richting van allebei mijn borsten. Hij pakte ze van voor, onder mijn borsten vast alsof hij ze aan het bekijken was. Hij zei “jij hebt echt lekkere tieten”, terwijl hij mijn borsten vast had. Daarna zei hij dat hij naar [D (voornaam)] toe ging om het te melden.
V: Deed hij nog iets met zijn handen toen hij jouw borsten vast pakte?
A: Nee, hij kneep niet of iets. Wel stevig pakte hij ze vast.
V: Hoelang duurde dat denk je?
A: Ik denk 2 a 3 seconden alles bij elkaar. Hij duwde dus met allebei zijn handen mijn borsten bij elkaar naar elkaar toe. Het ging in een vlotte beweging. Mijn mind explodeerde op dat moment.
V: Hoe stond jij op dat moment?
A: Ik was eerst overstuur. Ik sprak veel met mijn handen. Ik stond voor het toilet gedeelte, daardoor stond ik dicht bij hem. Hij stond voor hem 1 grote stap van mij verwijderd.
V: Het aanraken van jouw borsten was dat op de blote huid of op de kleding?
A: Op de kleding.
V: Hoe voelde jij je daarna?
A: Ik was gedesoriënteerd en in de war. Hij was even weg en kwam na een minuut terug en hij zei toen “Kom mee dan gaan we naar [D (voornaam)] , hij kan je verder helpen”.
V: Dit was de eerste keer dat het gebeurde met [verdachte (voornaam)] , heb je hem daarna nog met hem er over gesproken?
A: Nee. Alleen later dat ik zei dat ik het niet fijn vond dat hij mij aanraakte.
V: In hoeverre heeft [verdachte (voornaam)] je nog een keer vaker aangeraakt?
A: Alleen bij mijn billen.
V: Hoe ging dat?
A: Op dat moment waren er weet ik hoeveel meiden bij. Ik had een zwarte legging aan. Dat was een tiktok legging, die je bil mooier doet doen lijken. Ik zou die dag gaan sporten. We gingen met z’n allen naar buiten toe, aan het begin bij de eerste deur van onze afdeling wordt het heel erg druk, hij stond dan in de eerste deuropening want die moet worden opengemaakt door de PIW-ers. Dat was de eerste keer dat ik een aanraking voelde op mijn bil, ik keek om en zag hem grijnzen. Ik vond het gewoon apart, want hoe flik je dat.
V: Wat deed hij dan precies?
A: Het was zijn rechter hand want zijn linker hand zag ik. Hij gaf een pets, geen knijp of iets. Dan keek ik om en zag ik een grijns waardoor ik dacht; dat was hij.
V: Is dat vaker gebeurd?
A: Het bij een tweede deur ook een keer gebeurd, ik liep achteraan en liep hij als
laatste naar binnen en toen zei hij in mijn oor “Je hebt een lekker strak kontje”.
V: Dus hij heeft twee keer jouw billen aangeraakt?
A: Ja. En een keer mijn borsten. Daarna zei ik tegen hem, drie a twee dagen nadat hij mijn billen had aangeraakt, dat ik het niet leuk vond.
V: Wat zei hij toen?
A: Hij zei toen “oh oh oke” en half grijnzend, hij zei daarna: “Je hoeft mij maar een half uur te pijpen dan mag je je cel uit”.
Juridisch kader zedenzaken
In een zedenzaak doet zich vaak de situatie voor dat alleen de aangeefster en de verdachte aanwezig zijn geweest bij de ten laste gelegde handelingen en dat zij allebei iets anders verklaren over wat er is gebeurd.
Alleen een betrouwbare verklaring van een aangeefster kan als uitgangspunt dienen voor de verdere beoordeling van het aan de verdachte ten laste gelegde feit. Bij de beoordeling van een verklaring op haar betrouwbaarheid gaat het onder andere om consistentie, authenticiteit, spontaniteit en tot slot waargenomen emoties.
Gelet op het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering is alleen de verklaring van de aangeefster, zelfs als die betrouwbaar is, onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat – op grond van vaste rechtspraak – in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van de aangeefster voldoende wettig bewijs kan opleveren. Of sprake is van voldoende steunbewijs is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad blijkt dat niet is vereist dat de gedragingen als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangeefster, als die betrouwbaar wordt bevonden, op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Enkel een de auditu verklaring (zijnde een verklaring ‘van horen zeggen’) levert op zichzelf onvoldoende steunbewijs op. Wél kan een verklaring van een getuige die (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van de aangeefster op het moment dat het strafbare feit plaatsvindt, of vlak daarna, voldoende steunbewijs opleveren voor het bewezen verklaarde. Daar staat tegenover dat tussen de verklaring en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 1] en steunbewijs
De eerste vraag is of de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] betrouwbaar is.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [slachtoffer 1] consistent en authentiek is. [slachtoffer 1] heeft meerdere verklaringen afgelegd over het ten laste gelegde. Op 4 augustus 2022 heeft een informatief gesprek zeden plaatsgevonden waar zij voor het eerst tegenover de politie heeft verklaard over de seksuele handelingen die zouden zijn voorgevallen. Op 11 augustus 2022 heeft [slachtoffer 1] aangifte tegen verdachte gedaan. [slachtoffer 1] verklaart uitvoerig en gedetailleerd over de seksuele gedragingen die met verdachte zijn voorgevallen.
Alles bij elkaar heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] en de rechtbank zal deze dan ook voor het bewijs gebruiken.
Haar verklaring wordt verder op essentiële punten ondersteund door ander bewijs in het dossier. Verdachte erkent dat [slachtoffer 1] hem heeft gepijpt en dat hij haar een tril ei heeft gegeven. Ook is DNA-materiaal van verdachte aangetroffen op precies die plek waar [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij het sperma van verdachte heeft uitgespuugd. Op camerabeelden is tot slot te zien dat verdachte en aangeefster naar de eerste verdieping lopen en vervolgens 30 minuten uit beeld blijven. Ook is op de camerabeelden te zien dat aangeefster bij de ingang van haar cel aan het dweilen is nadat verdachte en [slachtoffer 1] samen in haar cel geweest zijn.
Hieruit volgt dat de verklaring van [slachtoffer 1] op zeer essentiële delen wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal. Gelet hierop heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan wat [slachtoffer 1] voor het overige heeft verklaard, ook niet voor wat betreft het betasten van de borsten van [slachtoffer 1] , het kussen van de borsten van [slachtoffer 1] en het brengen door verdachte van een wattenstaafje in zijn geslachtdeel en het door [slachtoffer 1] aanraken van zijn geslachtsdeel.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 2]
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 2] uitvoerig, consistent en gedetailleerd heeft verklaard over de handelingen en gedragingen van verdachte.
Daarbij is [slachtoffer 2] vanaf het begin eerlijk over de moeite die het haar kost om te praten over wat er is gebeurd, waarbij zij tegelijkertijd ook volmondig erkent geen fan van de politie te zijn. Ondanks deze weerstand bij [slachtoffer 2] doet zij aangifte tegen verdachte en vertelt zij gedetailleerd en specifiek over wat er is gebeurd, waar verdachte haar heeft aangeraakt, wat eraan vooraf is gegaan en op welke plek dit is gebeurd. Daarbij beperkt zij zich in haar verklaring tot het noodzakelijke; zij overdrijft niet in wat er is gebeurd en is zich bewust van het feit dat hiervan geen getuigen zijn. Tot slot is opvallend, ook gelet op de verklaring van [slachtoffer 1] , dat [slachtoffer 2] het heeft over de opmerking van verdachte over het pijpen en dat zij daarna haar cel uit mag.
Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer 2] een consistente verklaring heeft afgelegd en de rechtbank vindt haar verklaring voldoende betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
De rechtbank zal haar verklaring daarom als uitgangspunt nemen voor de verdere beoordeling.
Steunbewijs aangifte [slachtoffer 2] (schakelbewijs)
De rechtbank stelt vast dat het dossier – indien geen gebruik wordt gemaakt van schakelbewijs – geen bewijsmiddelen bevat die voldoende steun bieden aan de aangifte van [slachtoffer 2] . De rechtbank is verder, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat de emoties die door de politie zijn waargenomen bij [slachtoffer 2] tijdens de verhoren in dit geval niet als steunbewijs kunnen dienen. [slachtoffer 2] heeft immers niet direct na de strafbare feiten een verklaring afgelegd, terwijl uit het hiervoor opgenomen juridisch kader volgt dat alleen emoties die ten tijde van het strafbare feit of vlak erna worden waargenomen als steunbewijs kunnen dienen.
Als er onvoldoende steunbewijs is dat een verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd, dan kunnen de feiten soms met zogenoemd schakelbewijs toch bewezen worden. Bij schakel-bewijs wordt voor de bewezenverklaring gebruik gemaakt van aan andere, soortgelijke feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als steunbewijs. De manier waarop de feiten zijn gepleegd moet dus zodanig overeenkomen dat (bijvoorbeeld) de verklaring van het ene veronderstelde slachtoffer als steunbewijs voor het andere feit kan dienen. Het moet daarbij gaan om bewijsmateriaal ten aanzien van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van verdachte.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een overeenkomende modus operandi kunnen betrokken worden de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de betreffende feiten, waaronder begrepen de context waarbinnen zij zich hebben afgespeeld, de omstandigheden waarmee zij zijn omgeven en het desbetreffende handelen van de verdachte alsmede de verklaringen die de verdachte daarover heeft afgelegd. Daarbij kan het bewijs in verschillende zaken over en weer redengevend worden geacht, zelfs als geen enkel feit afzonderlijk - dus los van de schakelbewijsconstructie - wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank stelt vast dat het handelen van verdachte in de zaak van [slachtoffer 2] op essentiële punten overeenkomt en kenmerkende gelijkenissen vertoont met het handelen van verdachte in de zaak van [slachtoffer 1] . Zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] waren op het moment dat het gebeurde op hun kwetsbaarst; [slachtoffer 1] had net gebeld met haar dochter en [slachtoffer 2] was verdrietig en overstuur in haar cel nadat zij kort daarvoor had gebeld met haar ex-vriend. Daarnaast bevonden [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zich met verdachte in een kleine ruimte, zonder camera’s. Zo was [slachtoffer 1] met verdachte in een klein kamertje of in haar cel en was [slachtoffer 2] in haar cel toen verdachte langskwam. Ook is het in beide gevallen begonnen met het betasten/aanraken van de borsten van de aangeefsters, waarna verdachte tegenover [slachtoffer 1] steeds verder is gegaan. Tot slot kampte verdachte in de periode van de tenlastegelegde feiten naar eigen zeggen met een seksverslaving.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de verklaringen elkaar over en weer ondersteunen, omdat uit die verklaringen blijkt dat de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de seksuele handelingen zijn begaan op essentiële punten met elkaar overeenkomen.
De rechtbank zal de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dan ook over en weer gebruiken als steunbewijs voor de ten laste gelegde feiten. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verklaring van [slachtoffer 1] al in meer dan voldoende mate wordt ondersteund door ander bewijs.
Conclusie ten aanzien van [slachtoffer 1]
De rechtbank acht alle tenlastegelegde handelingen, met uitzondering van het aftrekken, wettig en overtuigend bewezen. [slachtoffer 1] verklaart immers over het door verdachte zelf inbrengen van wattenstaafjes in zijn geslachtsdeel in haar bijzijn, niet over aftrekken van hem. Het gaat daarbij ook om ontuchtige handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het pijpen van verdachte door [slachtoffer 1] en het door haar laten inbrengen van het tril ei in haar vagina, waarbij hij de beschikking had over de afstandsbediening van het tril ei.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte [slachtoffer 1] gedwongen tot het plegen, ondergaan of dulden van de ontuchtige handelingen door middel van een of meer andere feitelijkheden. De dwang in deze zaak bestaat uit het misbruik maken van zijn machtspositie op [slachtoffer 1] voortvloeiende uit zijn werk als PIW-er en uit het onverhoedse karakter van zijn handelingen, waardoor [slachtoffer 1] werd overvallen door zijn handelen en zich daartegen ook niet kon verzetten. [slachtoffer 1] bevond zich ofwel in haar cel of in een telefoonhok, waarbij verdachte zich voor de ingang dan wel voor de deur had gepositioneerd.
De rechtbank acht dan ook het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Conclusie ten aanzien van [slachtoffer 2]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de gedragingen als genoemd in de aangifte hebben plaatsgevonden.
Verdachte heeft ook [slachtoffer 2] gedwongen tot het ondergaan of dulden van de ontuchtige handelingen door middel van een of meer andere feitelijkheden.
De dwang in deze zaak bestaat uit het misbruik maken van zijn machtspositie op [slachtoffer 2] voortvloeiende uit zijn werk als PIW-er en uit het onverhoedse karakter van zijn handelingen, waardoor [slachtoffer 2] werd overvallen door zijn handelen en zich daartegen ook niet kon verzetten. [slachtoffer 2] bevond zich in haar cel.
In de zaak met parketnummer 16/091502-24
Bewijsmiddelen
Op 13 oktober 2023 doet [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) aangifte van mishandeling.Zij heeft daarover, onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Ik heb in de penitentiaire inrichting [plaats] gedetineerd gezeten. Op 30 mei 2022 bevond ik mij in de teamkamer van de afdeling. In de teamkamer bevonden zich de volgende penitentiaire inrichting medewerkers: [E (voornaam)] , [verdachte (voornaam)] en [F (voornaam)] . Het volgende moment zag en voelde ik dat [verdachte (voornaam)] mij met zijn vermoedelijk rechterhand ruw en met kracht om mijn nek pakte en zijn linkerhand om mijn linker schouderkop. Het volgende moment zag en voelde ik dat [verdachte (voornaam)] mij met kracht naar voren duwde.Op 1 juni ben ik naar de medische dienst gegaan voor de pijn aan mijn schouder. Er werd een gekneusde schouder geconstateerd.
Op een overzicht van de medische gegevens van [slachtoffer 3] van 28 augustus 2023 blijkt dat zij op 3 juni 2022 is onderzocht.Daarover is het volgende genoteerd: “linker schouder: monnikskapspier links verdikt en stijver en pijnlijker t.o.v. rechts, licht duwen in monniks-kapspier doet veel pijn, heeft ook uitstralende pijn van schouder naar bovenarm, kan actief arm ook niet verder dan 90 graden omhoog heffen, passief wel maar wel met heel veel pijn, roteren in schouder ook fors pijnlijk. Had in ieder geval vorige week toen ik haar zag hier helemaal geen klachten van. Toen ook andere lichamelijk onderzoek gedaan waar deze pijn niet op de voorgrond kwam.”
Op 4 november 2023 is [E] als getuige gehoord.Hij heeft onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Op een gegeven moment zit op die teamkamer met [verdachte (voornaam)] en [A] . Op een gegeven moment verschijnt [slachtoffer 3 (voornaam)] (de rechtbank begrijpt aangeefster) bij de deur van de afdeling. Op dat moment riep ik: “ [slachtoffer 3 (voornaam)] , kom maar even hierheen”. En dan komt [verdachte (voornaam)] in het spel. Waarop [verdachte (voornaam)] opstond, [slachtoffer 3 (voornaam)] bij haar beide bovenarmen/schouders greep. Hij benaderde haar van achter. Hij greep haar niet zachtzinnig en vervolgens de ruimte uitduwde. Het verbaasde mij, de manier van handelen. Het hoeft niet zo!
Bewijsoverweging
De rechtbank is op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte zich op 30 mei 2022 schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 3] .