ECLI:NL:RBMNE:2024:6450

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
UTR 24/3394
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor het kappen van een zomereik in de tuin van eiser

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest om een omgevingsvergunning te verlenen voor het kappen van een zomereik in zijn achtertuin. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 22 november 2024 uitspraak gedaan. Eiser betwist de beeldbepalende waarde van de boom en stelt dat de belangenafweging door het college onjuist is geweest. Daarnaast doet eiser een beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat hij meent dat andere vergelijkbare gevallen anders zijn behandeld.

De rechtbank oordeelt dat het college voldoende heeft gemotiveerd waarom de boom als beeldbepalend wordt aangemerkt. De rechtbank volgt de uitleg van het college dat de belangen van het behoud van de boom zwaarder wegen dan de belangen van eiser bij het kappen van de boom. De rechtbank wijst erop dat de boom meer dan 50 jaar oud is en deel uitmaakt van een bomenrij, wat bijdraagt aan de groene structuur van de wijk. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van gelijke gevallen die anders zijn behandeld, waardoor het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kan slagen.

Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en dat de weigering van de omgevingsvergunning in stand blijft. Eiser krijgt geen gelijk en moet de kosten van de procedure dragen. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3394

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest(het college), verweerder
(gemachtigde: M. van Brummelen).

Inleiding

Eiser woont aan de [adres] in [woonplaats] (het perceel), waar in de achtertuin onder andere een zomereik staat. Eiser heeft een omgevingsvergunning gevraagd voor het kappen van die zomereik. Het college heeft de omgevingsvergunning geweigerd met het besluit van 12 oktober 2023 (
het primaire besluit).
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Met de beslissing op bezwaar van 27 maart 2024 (
het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
3. De rechtbank heeft het beroep op 4 september 2024 op zitting behandeld. Eiser heeft deelgenomen aan deze zitting, vergezeld door zijn partner [A] . Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door
[B] (medewerker afdeling fysieke leefomgeving) en [C] , (boomdeskundig adviseur), allebei verbonden aan de gemeente Soest.

Beoordeling door de rechtbank

4. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of het college op juiste gronden tot het bestreden besluit is gekomen om de omgevingsvergunning te weigeren.
Wat is het toetsingskader?
5. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. [1]
6. Op grond van de Wabo is het verboden om zonder omgevingsvergunning houtopstand te (doen) vellen als de provinciale of gemeentelijke verordening daarvoor een omgevingsvergunning vereist. [2] In de Algemene plaatselijke verordening Soest 2022 (de APV Soest) wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende bomen. Tussen partijen is niet in geschil – en ook de rechtbank kan volgen – dat de zomereik een boom is van categorie 4 en dat voor de kap een omgevingsvergunning nodig is op grond van de APV Soest [3] .
7. Uit de APV Soest volgt dat vergunning voor het vellen van een boom van categorie 4 wordt geweigerd, indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de boom [4] op basis van één of meer van de volgende criteria:
de boom heeft beeldbepalende waarde;
de boom heeft cultuurhistorische waarde;
de boom heeft dendrologische waarde;
e boom heeft natuur-/natuurwetenschappelijke waarde;
het betreft een herplantboom;
de boom heeft educatieve waarde.
8. Op 15 november 2012 heeft de gemeenteraad de beleidsnota "Nota bescherming en kap van bomen 2012: Bomen, de groene parels van Soest" (het kapbeleid) vastgesteld. Volgens het kapbeleid moeten boombelangen op een evenwichtige en heldere wijze worden afgewogen tegen de gemeentelijke en particuliere belangen en de verwijderingsbelangen. [5] Het kapbeleid gaat enerzijds in op het boombelang en anderzijds op het verwijderingsbelang en de verschillende soorten ingrepen.
9. In het kapbeleid worden de te beschermen bomen onderverdeeld in verschillende categorieën, met elk een eigen inspanningsniveau, mate van bescherming, beoordelingsprocedure bij ruimtelijke ontwikkeling en mate van compensatie:
  • categorie 1: Bomenstructuren;
  • categorie 2: Monumentale bomen;
  • categorie 3: Waardevolle bomen;
  • categorie 4: Particuliere bomen op percelen > 175 m2;
  • categorie 5: Overige openbare bomen.
10. De zomereik staat in de achtertuin van het perceel van eiser, welke niet in een parkwijk ligt waardoor de eik valt onder categorie 4 van het kapbeleid. Hierin is bepaald dat voor alle particuliere bomen op een kavelgrootte van 175 m2 of meer én met een stamomtrek van minimaal 80 centimeter geldt dat een omgevingsvergunning wordt verleend mits geen sprake is van een weigeringsgrond. [6] Indien sprake is van een weigeringsgrond dient er een belangenafweging plaats te vinden om te beoordelen of de vergunning kan worden verleend. Als een boom een waarde of functie heeft is sprake van een weigeringsgrond voor de verlening van een vergunning voor het kappen van een boom. [7] Deze waarde of functie kan zijn: beeldbepalende functie, cultuurhistorische waarde, dendrologische waarde, natuur-/natuurwetenschappelijke waarde, herplantboom en/of educatieve waarde. In deze zaak speelt de beeldbepalende functie van de zomereik.
11. Het college heeft dus een bevoegdheid om de omgevingsvergunning te weigeren. Bij het besluit om al dan niet gebruik te maken van die bevoegdheid heeft het college beslissingsruimte. De rechtbank toetst of het college, onder afweging van alle betrokken belangen, in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de omgevingsvergunning te weigeren.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
12. Tussen partijen is niet in geschil dat de zomereik een categorie 4 boom betreft. Wel is in geschil of het college de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft mogen weigeren. Door eiser wordt bepleit dat het college de vergunning niet had mogen weigeren nu de boom ten onrechte is aangemerkt als beeldbepalende boom en omdat de door het college gemaakte belangenafweging onjuist is geweest.
13. De rechtbank oordeelt dat het college de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen weigeren. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
De beeldbepalende waarde van de boom
14. Eiser stelt dat de zomereik ten onrechte is aangemerkt als beeldbepalende boom. Eiser heeft in dat kader een document overgelegd waarop te zien is vanaf welk punt van de openbare weg de boom zichtbaar is. Eiser heeft op de zitting uitgelegd dat hieruit blijkt dat de boom volgens hem niet duidelijk zichtbaar is. Ten slotte wijst eiser op de motivering door het college en het advies van de bezwaarschriftencommissie waarin staat dat onvoldoende is gemotiveerd dat sprake zou zijn van een beeldbepalende boom.
14. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Uit het kapbeleid volgt dat voor een beeldbepalende functie uitgangspunt is dat de boom duidelijk zichtbaar is vanaf openbaar terrein. Echter blijkt uit dat kapbeleid ook dat het niet alleen om zichtbaarheid gaat. Zoals ook door de op de zitting aanwezige boomdeskundig adviseur is toegelicht spelen de volgende aspecten ook een belangrijke rol:
  • de boom is door zijn omvang, uiterlijke verschijning of aansluiting met de omgevingsarchitectuur onvervangbaar voor het karakter van de omgeving of van landschappelijk belang;
  • de boom is een onderdeel van een intacte bomengroep of van een uniforme laanbeplanting die een karakteristieke structuur aan de bebouwing of het landschap geeft;
  • de boom is direct gerelateerd aan de landschappelijke structuur;
  • wanneer de boom vervangen moet worden duurt het meer dan 50 jaar voordat een boom van dergelijke omvang is teruggekomen.
16. Door de op de zitting aanwezige boomdeskundig adviseur is toegelicht dat hij meermalen op locatie is geweest en heeft vastgesteld dat de boom op meerdere punten vanaf de openbare weg is te zien. Bovendien, zo blijkt dus ook uit zijn toelichting, is niet alleen de zichtbaarheid een bepalende factor. Bij de beoordeling van deze zomereik heeft ook de omvang, grootte en het feit dat het meer dan 50 jaar zou duren om de boom te vervangen meegespeeld. In dat kader wordt in de beslissing op bezwaar van 8 november 2023 verwezen naar het advies van 18 maart 2024, met daarin de beoordeling van de aanvraag door de boomdeskundig adviseur waarin wordt geadviseerd de vergunning te weigeren. De rechtbank kan deze uitleg volgen. De rechtbank neemt daarbij tevens in aanmerking dat geen contra expertise van een andere bomendeskundige ingebracht door eiser. De beroepsgrond slaagt niet.
16. De rechtbank is van oordeel dat het college voldoende heeft gemotiveerd waarom de boom beeldbepalend is. In de beslissing op bezwaar van 27 maart 2024 is voldoende uiteengezet dat de boom is beoordeeld als beeldbepalend door zijn omvang en leeftijd, naast de zichtbaarheid vanaf de openbare weg. Daarbij wijst het college ook op het rapport van de beoordeling van de zomereik van 18 maart 2024. Hiermee is ook de beroepsgrond dat dit punt onvoldoende is gemotiveerd geen reden om de beslissing op bezwaar te vernietigen.
De belangenafweging door het college
18. Eiser stelt dat de door het college uitgevoerde belangenafweging niet juist is geweest en dat de belangen (toetsingscriteria) die het college heeft meegewogen onjuist zijn uitgelegd. Eiser heeft op de zitting toegelicht hinder te ervaren door de boom vanwege opdruk door de wortels, vallende dode takken, bladeren en eikels en de overmatige aanwezigheid van vogelpoep. Bovendien maakt hij zich zorgen over de stabiliteit van de boom en is hij bang voor eventuele toekomstige schade. Eiser heeft op de zitting foto’s overgelegd om zijn standpunt ten aanzien van de overlast te ondersteunen.
19. Het college stelt daarentegen dat het belang van het behoud van de boom vanwege zijn beeldbepalende karakter zwaarder weegt dan de belangen van eiser bij het kappen van de boom en verwijst naar de gegeven toelichting in het kapbeleid. De boomdeskundig adviseur geeft aan dat het gaat om een gezonde boom van meer dan 50 jaar oud die deel uitmaakt van een bomenrij. Op de zitting is door de gemachtigde van verweerder nog gesteld dat het verwijderen van de zomereik niet voldoende gaat helpen om overlast van vallende takken, bladeren en eikels en de overmatige vogelpoep tegen te gaan nu er meerdere eiken in de nabije omgeving staan.
20. De rechtbank vindt de belangenafweging van het college niet onredelijk. Daarbij neemt zij in aanmerking dat op de zitting nogmaals is uitgelegd hoe de belangenafweging heeft plaatsgevonden. Zo vreest het college voor ongewenste precedentwerking wanneer men elke boom die enige overlast geeft zou verwijderen. Het belang van eiser weegt minder zwaar dan het behoud van de groene structuur in de wijk. Daarbij heeft de gemachtigde van het college nog gewezen op de omstandigheid dat bij het kopen van het huis al sprake was van een volwassen boom en in redelijkheid van eiser verwacht had kunnen worden dat hij de regels hieromtrent voor de aankoop van het huis had kunnen uitzoeken. De rechtbank kan dit volgen. Dit maakt dat de belangen die eiser naar voren heeft gebracht en die pleiten voor het kappen van de eik in redelijkheid door het college ondergeschikt zijn geacht aan het belang om de eik te behouden vanwege de voormelde waardes. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Gelijkheidsbeginsel
21. Ten slotte doet eiser ook een beroep op het gelijkheidsbeginsel. In dat kader heeft eiser diverse adressen aangedragen waarbij een omgevingsvergunning is verleend voor bomen die, volgens hem, meer beeldbepalend of meer zichtbaar zijn.
22. De rechtbank overweegt dat voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel sprake moet zijn van ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van gelijke gevallen. Over de door eiser aangedragen adressen heeft de gemachtigde van het college per adres uitgelegd dat hierbij sprake was van slechte bomen die waren aangetast of van heel jonge, dunne bomen. Daarbij was toen ook het uitgangspunt dat beeldbepalende bomen behouden moesten blijven. Deze toelichting van het college komt de rechtbank niet onlogisch voor. Ook neemt zij in aanmerking dat de zichtbaarheid van de boom niet het enige criterium is. Deze beroepsgrond kan daarom ook niet slagen.

Conclusie en gevolgen

23. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen gelijk en de weigering van de omgevingsvergunning blijft in stand. Dit betekent dat eiser de zomereik niet mag kappen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr.T. Mennen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
2.Artikel 2.2, eerste lid sub g van de Wabo.
3.Artikel 4:11d van de APV Soest.
4.Artikel 4:11e, eerste lid, van de APV Soest.
5.Zie de inleiding van hoofdstuk 5 van het kapbeleid.
6.Zie paragraaf 4.1.2. van het kapbeleid.
7.Zie paragraaf 5.1. van het kapbeleid.