ECLI:NL:RBMNE:2024:6423

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
11294406 UE VERZ 24-261
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid verzoek transitievergoeding na ontslag op staande voet

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van een werknemer, hierna te noemen [verzoeker], om een transitievergoeding na een ontslag op staande voet door zijn werkgever, hierna te noemen [gedaagde]. De werknemer was op 26 maart 2024 op staande voet ontslagen, en diende zijn verzoek om transitievergoeding pas op 2 september 2024 in, wat na de wettelijke termijn van drie maanden was. De kantonrechter oordeelde dat het beroep van [gedaagde] op het vervalbeding niet onaanvaardbaar was naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. De werknemer werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, omdat hij de termijn voor het indienen van zijn verzoek had overschreden. De kantonrechter benadrukte dat de werknemer, ondanks zijn psychische klachten, in staat was om zijn zaken te behartigen en bijstand had van de FNV. Dit maakte de overschrijding van de vervaltermijn niet verschoonbaar. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en is vastgelegd in een proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer / rekestnummer: 11294406 \ UE VERZ 24-261
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 7 november 2024
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. E.T. Panneflek,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. A.D. Siderius.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van de rechtbank in Utrecht.
De zaak wordt behandeld door mr. I.L. Rijnbout, kantonrechter, en mr. M. Sparling als griffier.
Aanwezig zijn:
- de heer [verzoeker] ;
- mr. E.T. Panneflek, gemachtigde van [verzoeker] ;
- de heer [A] , schadebehandelaar bij [gedaagde] ;
- de heer [B] , manager service operaties bij [gedaagde] ;
- mevrouw [C] , HR-adviseur bij [gedaagde] ;
- mr. A.D. Siderius, gemachtigde van [gedaagde] .
Partijen hebben op de zitting hun standpunten over de ontvankelijkheid van het verzoek van [verzoeker] toegelicht. Vervolgens is de mondelinge behandeling gesloten en heeft de kantonrechter op de zitting in aanwezigheid van partijen mondeling uitspraak gedaan.

1.De beoordeling

1.1.
[gedaagde] heeft [verzoeker] bij brief van 26 maart 2024 op staande voet ontslagen. Het verzoek van [verzoeker] om een transitievergoeding moest op grond van artikel 7:686a lid 4 onder b BW uiterlijk drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus uiterlijk op 26 juni 2024, bij de rechtbank zijn ingediend. Dit is echter pas op 2 september 2024 gebeurd.
1.2.
Het gaat hier om een vervalbeding en [gedaagde] heeft daar een beroep op gedaan. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat het beroep van [gedaagde] op dit beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
1.3.
De kantonrechter vindt het beroep van [gedaagde] op het vervalbeding niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Het gaat om een heel strenge termijn. [verzoeker] wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.
1.4.
[verzoeker] was weliswaar geplaatst in het [organisatie] , maar anders dan in de zaak die heeft geleid tot het arrest van de Hoge Raad van 22 juni 2012, waar [verzoeker] een beroep op heeft gedaan, was dat niet vanwege een ernstige psychische stoornis als schizofrenie maar wegens depressieve klachten en suïciderisico. [verzoeker] is tijdens zijn verblijf in het [organisatie] bezig geweest met het regelen van zijn Ziektewetuitkering en de uitbetaling van zijn verlofdagen. Hij had hiervoor bijstand van een medewerker van de FNV. Deze medewerker heeft kennelijk geen aanleiding gezien om namens [verzoeker] aanspraak te maken op een transitievergoeding. Dat maakt echter niet dat de overschrijding van de vervaltermijn verschoonbaar is. Omdat [verzoeker] in staat was zijn zaken te behartigen en bijstand had van de FNV, was zijn situatie niet anders dan die van andere werknemers die worden ontslagen.

2.De beslissing

De kantonrechter:
2.1.
verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
2.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze mondelinge uitspraak is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt.