ECLI:NL:RBMNE:2024:6413

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
UTR 24/893
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake kostendelersnorm en bijstandsuitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 19 september 2024, wordt het beroep van eisers tegen de niet-ontvankelijk verklaring van hun bezwaar tegen het buiten toepassing laten van de kostendelersnorm per mei 2022 beoordeeld. Eisers, die sinds 2 december 2011 een bijstandsuitkering ontvangen, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug (RDWI) dat hen meedeelde dat de kostendelersnorm niet meer van toepassing was. Dit besluit was telefonisch aan hen bekendgemaakt, maar eisers stelden dat zij nooit een schriftelijke bevestiging hebben ontvangen.

Eisers hebben in februari 2023 bezwaar ingediend tegen een brief van de RDWI, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet gericht was tegen een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers niet tijdig bezwaar hebben gemaakt tegen de uitkeringsspecificaties die zij tijdens een zitting op 5 oktober 2023 hebben ontvangen. De RDWI heeft het bezwaar van eisers kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat was ingediend en er geen verschoonbare termijnoverschrijding was.

De rechtbank concludeert dat eisers niet in hun gelijk zijn gesteld. De rechtbank oordeelt dat de RDWI terecht heeft besloten dat het bezwaar van eisers te laat is ingediend en dat er geen sprake is van nieuwe feiten die een herziening van het besluit rechtvaardigen. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht hebben op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/893

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 september 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. D.D. Pietersz),
en

Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug, de RDWI

(gemachtigde: mr. A. Hoekerd).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar van eisers tegen het buiten toepassing laten van de kostendelersnorm per mei 2022.
1.1.
Eisers ontvangen vanaf 2 december 2011 een bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden. Op 1 juli 2017 heeft de RDWI besloten om de bijstandsnorm van eisers aan te passen omdat de zoon van eisers ( [zoon] ) op die dag 21 jaar werd. Daardoor telde hij mee voor de kostendelersnorm. Per 1 mei 2022 is echter besloten om de hoogte van de bijstandsuitkering van eisers wegens individuele omstandigheden feitelijk tijdelijk terug te brengen naar de gehuwdennorm. Dit besluit is enkel telefonisch aan eisers bekend gemaakt. De zoon van eisers werd dus vanaf 1 mei 2022 feitelijk niet meer als kostendeler aangemerkt.
1.2.
Op 23 januari 2023 stuurt de RDWI een brief naar eisers waarin wordt medegedeeld dat vanaf 1 januari 2023 een nieuwe wettelijke leeftijdsgrens geldt waarop huisgenoten meetellen als kostendeler. In plaats van 21 jaar wordt dit 27 jaar. De RDWI schrijft dat dit geen invloed zal hebben op de bijstandsuitkering van eisers, omdat de zoon van eisers al was uitgesloten als kostendeler per 1 mei 2022.
1.3.
Op 16 februari 2023 hebben eisers bezwaar ingediend tegen de brief van 23 januari 2023. Dit bezwaar is kennelijk niet-ontvankelijk verklaard met het besluit van 12 april 2023, omdat dit bezwaar niet was gericht tegen een besluit. Eisers hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. Dit beroep is behandeld op de zitting van 5 oktober 2023. In de uitspraak van deze rechtbank van 16 november 2023 is het beroep is ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak is op 22 december 2023 hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad voor Beroep (CRvB).
1.4.
Tijdens de zitting bij deze rechtbank op 5 oktober 2023 zijn de uitkeringsspecificaties van mei 2022 aan de gemachtigde van eisers verstrekt. Naar aanleiding van deze uitkeringsspecificaties hebben eisers op 11 oktober 2023 opnieuw bezwaar ingediend bij de RDWI. Deze keer tegen deze uitkeringsspecificaties.
1.5.
Dit bezwaar is met de beslissing op bezwaar van 21 december 2023 (het bestreden besluit) kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Eisers zijn het daar niet mee eens en hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 7 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de RDWI.

Beoordeling door de rechtbank

Het bestreden besluit
2. De RDWI heeft met het bestreden besluit het bezwaar van eisers kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Voor zover het bezwaarschrift van eisers is gericht tegen het besluit van de RDWI van mei 2022 om op verzoek van eisers de kostendelersnorm vanaf 1 mei 2022 tijdelijk buiten toepassing te laten is het volgens de RDWI te laat ingediend. Eisers hebben al eerder bezwaar gemaakt tegen het toepassen van de kostendelersnorm, namelijk tegen de brief van 23 januari 2023. Met het onderhavige bezwaarschrift vragen eisers feitelijk hetzelfde, maar nu hebben zij bezwaar ingediend tegen de uitkeringsspecificaties die zij tijdens de zitting van 5 oktober 2023 hebben ontvangen. De RDWI stelt zich op het standpunt dat het bezwaarschrift te laat is ingediend en dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Eisers hebben namelijk op 4 mei 2022 gebeld met de regisseur inkomen. Eisers hebben op dat moment aangegeven dat er sprake was van financiële onenigheid met hun zoon, omdat hij niet mee wil betalen aan het huishouden. Naar aanleiding van dit telefoongesprek is besloten dat eisers vanaf 1 mei 2022 tijdelijk een bijstandsuitkering ontvangen zonder toepassing van de kostendelersnorm. Dit is op 30 mei 2022 ook telefonisch aan eisers toegezegd. Door de uitbetaling van de bijstandsuitkering op de rekening van eisers vanaf 1 mei 2022, konden eisers vanaf deze datum zelf constateren dat zij naar de gehuwdennorm uitbetaald kregen en niet naar de kostendelersnorm. Het bedrag van de gehuwdennorm is immers hoger dan die van de kostendelersnorm. Verder kan de RDWI niet volgen dat de uitkeringsspecificaties pas zijn ontvangen tijdens de zitting van 5 oktober 2023, omdat deze per mail opgestuurd zijn naar de gemachtigde van eisers. Daarbij komt dat eisers ook nooit bezwaar hebben gemaakt tegen het besluit van 1 augustus 2017, waarin de kostendelersnorm wordt toegepast, waardoor dit besluit onherroepelijk is geworden. Voor zover eisers met het bezwaarschrift hiertegen ook bezwaar maken, zijn zij daarmee ook te laat volgens de RDWI. Voor zover wordt gevraagd om herziening van dit besluit, stelt de RDWI vast dat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. Het enkele feit dat de zoon van eisers niet mee wil betalen aan de kosten van levensonderhoud, is geen reden om de dwingendrechtelijke kostendelersnorm buiten toepassing te laten en afstemming plaats te laten vinden. Daarbij is ook niet gebleken van financiële problemen.
Standpunt van eisers
3. Eisers stellen dat er in dit geval sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het standpunt van de RDWI, dat eisers eerder bezwaar konden indienen gaat niet op. De bijstandsconsulent heeft in mei 2022 telefonisch contact opgenomen met eisers. Tijdens dit gesprek heeft de bijstandsconsulent verteld dat de persoonlijke en bijzondere situatie van eisers wordt onderkend en dat daarom tijdelijk de kostendelersnorm niet op de bijstandsuitkering van eisers zal worden toegepast. Dit telefoongesprek is niet schriftelijk aan eisers bevestigd. Dit betekent dat eisers nooit een schriftelijke beslissing van de RDWI hebben gekregen over dat de kostendelersnorm vanaf 1 mei 2022 niet meer van toepassing is op de bijstandsuitkering van eisers. Eisers hebben dus ook nooit bezwaar kunnen aantekenen tegen deze beslissing. Dat blijkt uit artikel 6:4, eerste lid en artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het feit dat eisers dus al vanaf het telefoongesprek bekend waren met het loslaten van de kostendelersnorm maakt dus niet dat zij eerder bezwaar konden indienen.
Eisers konden ook geen bezwaar indienen tegen de uitkeringsspecificaties, zoals bedoeld in artikel 79 van de Participatiewet (Pw). Eisers ontvangen namelijk sinds 1 januari 2019 geen uitkeringsspecificaties meer per post en hebben geen computer, waardoor zij geen kennis hebben kunnen nemen van de uitkeringsspecificaties van mei 2022 voor zover deze elektronisch beschikbaar waren. Deze specificaties zijn ook niet per mail naar eisers of gemachtigde van eisers toegezonden. Tijdens de zitting van 5 oktober 2022 hebben eisers pas voor het eerst kennis kunnen nemen van deze specificaties. Eisers hebben naar aanleiding daarvan binnen één week bezwaar ingediend. Dat was dus op tijd, aldus eisers.
Oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank stelt vast dat eisers beogen dat aan hen alsnog met terugwerkende kracht voor de periode 1 juli 2017 tot 1 mei 2022 de gehuwdennorm wordt toegekend.
5. De rechtbank overweegt het volgende. Op 1 augustus 2017 heeft verweerder de kostendelersnorm toegekend aan eisers. Tegen dit besluit hebben eisers geen bezwaar gemaakt. Dit besluit staat daarom in rechte vast. In mei 2022 heeft verweerder naar aanleiding van een gesprek met eisers (zie hiervoor 1.1.) de uitkering afgestemd en is aan hen de gehuwdennorm toegekend. Pas in 2022 hebben eisers telefonisch contact gezocht met de RDWI. Naar aanleiding van dit telefoongesprek heeft dus feitelijke afstemming plaatsgevonden. In plaats van bijstand naar kostendelersnorm, ontvingen eisers vanaf dat moment feitelijk bijstand naar de gehuwdennorm. De kostendelersnorm werd door deze feitelijke afstemming tijdelijk buiten toepassing gesteld. Vanaf dat moment waren eisers er dus ook van op de hoogte dat zij een hoger bedrag aan bijstand ontvingen. Tevens hadden eisers dit kunnen en moeten zien aan hun bankafschriften. Tegen deze bankafschriften hebben eisers bezwaar kunnen maken en beroep kunnen instellen. Uit artikel 79 van de Pw volgt namelijk dat dit een feitelijke handeling is die gelijkgesteld wordt met een besluit. Dit hebben eisers niet gedaan. De rechtbank verwijst hierbij ook naar rechtsoverweging 15. van de uitspraak van deze rechtbank van 16 november waarin dit ook al is geoordeeld. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Verder kan de rechtbank de stelling van eisers dat zij de uitkeringsspecificaties pas op de zitting van 5 oktober 2023 hebben ontvangen niet volgen. Uit het dossier blijkt dat op 13 februari 2023 door de RDWI een e-mailbericht naar de gemachtigde van eisers is gestuurd met als bijlage deze uitkeringsspecificaties. Dat de gemachtigde van eisers dit e-mailbericht nooit ontvangen heeft, kan de rechtbank niet volgen. De gemachtigde van de RDWI heeft ter zitting namelijk toegelicht dat dit e-mailbericht naar het juiste e-mailadres is verstuurd en dus door de gemachtigde van eisers moet zijn ontvangen. Dat betekent dat nu eisers pas op 11 oktober 2023 bezwaar maken tegen deze uitkeringsspecificaties zij te laat bezwaar hebben gemaakt. De rechtbank is daarom van oordeel dat de RDWI heeft kunnen beslissen dat het bezwaar van eisers te laat is en er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het bezwaar is daarom terecht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 september 2024.
De griffier is verhinder deze
uitspraak te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.