ECLI:NL:RBMNE:2024:6400

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
C/16/572763 / HA ZA 24-167
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding in een civiele zaak tussen [eiseres] B.V. en Albron Nederland B.V. met betrekking tot beëindiging samenwerking en onrechtmatige daad

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft [eiseres] B.V. een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen Albron Nederland B.V. De vordering werd afgewezen omdat niet kon worden aangetoond dat er een exclusieve samenwerking was overeengekomen. Albron had in reconventie een schadevergoeding gevorderd van [eiseres] voor het onrechtmatig meenemen van kabels, wat werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de samenwerking tussen partijen van 2017 tot en met 2022 bestond uit het leveren van stroompunten door [eiseres] en het verzorgen van horeca door Albron. De rechtbank concludeerde dat Albron niet tekortgeschoten was in de nakoming van de afspraken, aangezien er geen exclusiviteit was afgesproken. De vordering van [eiseres] werd afgewezen en de proceskosten werden aan [eiseres] opgelegd. In reconventie werd de schadevergoeding van € 9.300,00 aan Albron toegewezen, omdat [eiseres] onrechtmatig had gehandeld door kabels van Albron mee te nemen. De rechtbank compenseerde de proceskosten tussen partijen, waardoor iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/572763 / HA ZA 24-167
Vonnis van 27 november 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V. handelend onder de naam [handelsnaam],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. W.H. Bussink,
tegen
ALBRON NEDERLAND B.V.,
gevestigd in De Meern,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Albron,
advocaat: mr. T.G.H. Coppens.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 maart 2024 met producties
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de akte met eiswijziging van Albron met producties
- een akte met aanvullende producties van [eiseres]
- een akte met aanvullende producties van Albron.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2024. De advocaten van partijen hebben spreekaantekeningen voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat daar is besproken. Ten slotte is bepaald dat het vonnis wordt uitgesproken op 27 november 2024.

2.De kern

2.1.
[eiseres] en Albron hebben van 2017 tot en met 2022 samengewerkt. [eiseres] leverde stroompunten voor evenementen waarbij Albron het horeca-aanbod verzorgde. [eiseres] vordert schadevergoeding van Albron, omdat [eiseres] meent dat Albron de samenwerking eerder heeft beëindigd dan partijen waren overeengekomen. Daartegenover heeft Albron schadevergoeding van [eiseres] gevorderd, omdat [eiseres] kabels van Albron heeft weggenomen. Daarnaast vordert Albron ook schadevergoeding van [eiseres] , omdat [eiseres] de afspraken in 2022 niet zou zijn nagekomen en Albron vervolgens een derde heeft moeten inschakelen. De rechtbank wijst de vordering van [eiseres] af en wijst de eerste vordering van Albron toe en de tweede vordering af. Dat oordeel wordt hierna toegelicht.

3.De beoordeling

In conventie
De offerte van 31 maart 2017 heeft een rol gespeeld bij de samenwerking
3.1.
Albron heeft in 2023 een andere partij dan [eiseres] ingeschakeld voor de levering van stroompunten. [eiseres] vindt dat Albron daarom een schadevergoeding aan haar moet betalen. [eiseres] doet een beroep op een offerte van 31 maart 2017 (hierna: de offerte) die zij voor de samenwerking met Albron heeft opgesteld. [eiseres] voert aan dat uit die offerte blijkt dat de samenwerking tussen haar en Albron tot 2027 zou duren. Albron heeft de toepassing van de offerte op de samenwerking betwist en heeft aangevoerd dat partijen alleen jaarlijks prijsafspraken maakten. Volgens de rechtbank is vast komen te staan dat de offerte de afspraken over hun samenwerking weergeeft.
3.2.
Dat blijkt onder andere uit het e-mailverkeer tussen partijen. [eiseres] heeft in het e-mailcontact met Albron meerdere keren verwezen naar de offerte als basis voor de afspraken. Dat blijkt bijvoorbeeld uit een e-mail van [eiseres] van 15 januari 2020. Daarin heeft een medewerker van [eiseres] het prijsoverzicht uit de offerte bijgevoegd en daarin staat ook: “Overige zaken genoemd in overeenkomst [.] blijven onverminderd geldig.” De prijzen uit de offerte zijn daarbij meegestuurd als bijlage. Ook in een e-mail van [eiseres] van 1 februari 2022 wordt verwezen naar de afspraken uit de offerte. Een medewerker van [eiseres] schrijft daar: “De prijs van brandstof gaat flink omhoog.
Zoals in de originele overeenkomst opgenomen, heeft dit consequenties voor de prijs.”. De offerte is ook toen meegestuurd als bijlage.
3.3.
Albron betwist dat zij bekend was met de offerte, maar dat heeft zij onvoldoende onderbouwd. De offerte is immers meerdere keren naar Albron gestuurd en er is in het contact tussen partijen meerdere keren naar verwezen. Albron heeft aangegeven dat de werknemer die namens Albron de e-mails met (de verwijzing naar) de offerte ontving, niet op die verwijzing aansloeg omdat hij niet bevoegd was daar iets mee te doen en niet ging over de contracten. Maar dit maakt niet dat de offerte bij de beoordeling van de afspraken tussen partijen buiten beschouwing moet blijven.
3.4.
Albron heeft niet kunnen uitleggen waarom die e-mails niet zijn doorgestuurd naar iemand anders die daartoe wel bevoegd zou zijn. Albron heeft ook onvoldoende toegelicht hoe het kan dat de betreffende e-mails niet zijn teruggevonden in de administratie. Daarnaast heeft de werknemer van Albron, die niet bevoegd was om iets te doen met de offerte en niet ging over de contracten, in het mailcontact zelf ook verwezen naar de voorwaarden voor de samenwerking door te vragen of in 2022 nog prijsindexaties zouden gaan plaatsvinden of dat de voorwaarden bleven zoals ze waren. Als reactie heeft [eiseres] de e-mail van 1 februari 2022 gestuurd met de offerte als bijlage. Hieruit leidt de rechtbank af dat Albron bekend is geweest met de afspraken uit de offerte. Verder is ook niet gebleken dat Albron destijds heeft laten weten het niet eens te zijn met de toepassing van de afspraken uit de meegezonden offerte. Albron heeft daarnaast onvoldoende uitgelegd wat dan, in plaats van de offerte, de basis is geweest voor de samenwerking tussen partijen van 2017 tot en met 2022.
Albron is niet tekortgeschoten in de nakoming van de afspraken
3.5.
Albron heeft niet in strijd met de afspraken uit de offerte gehandeld door in 2023 een ander dan [eiseres] in te schakelen voor het leveren van de stroompunten. [eiseres] beroept zich op een bepaling uit de offerte waarin staat: “
Offerte op basis van een looptijd van 2* 5 jaar.” [eiseres] stelt dat de overeenkomst in 2022 (na de eerste termijn van vijf jaar) niet is beëindigd door Albron en dat de samenwerking op grond van deze bepaling dus tot 2027 loopt. De rechtbank vindt niet dat uit de door [eiseres] aangehaalde bepaling een exclusiviteit is af te leiden op grond waarvan Albron alleen [eiseres] zou mogen inschakelen tussen 2017 en 2027.
3.6.
In de offerte staan geen bewoordingen of bepalingen over exclusiviteit, terwijl dat wel voor de hand ligt als je dat zou willen afspreken voor de duur van tien jaar. Uit de offerte kan alleen worden afgeleid dat partijen een prijsafspraak hebben gemaakt die voor de bepaalde periode geldt. In de offerte wordt een prijsaanbod gedaan voor het aansluiten van stroompunten. Verder zijn de praktische zaken van de aansluitingen vastgelegd, de details over de prijzen, de betaling en ten slotte de bepaling waarin staat dat de offerte op basis van een looptijd van 2*5 jaar is. Daarbij staat dat een prijsindexering per jaar na het eerste jaar mogelijk is.
3.7.
Gelet op de inhoud en bewoordingen in de offerte leest de rechtbank in de 2*5 jaar-bepaling geen afspraak over de exclusiviteit van de samenwerking. De afspraak over de looptijd heeft alleen betrekking op de prijzen voor de diensten; die liggen door deze bepaling voor die periode vast. Het is geen afspraak waaruit [eiseres] mocht afleiden dat Albron tijdens de looptijd van de offerte alle opdrachten waarop de offerte ziet aan haar moest geven. [eiseres] heeft ook geen andere feiten en omstandigheden voldoende gemotiveerd gesteld waaruit zou volgen dat exclusiviteit is afgesproken.
Albron hoeft [eiseres] daarom geen schadevergoeding te betalen
3.8.
Omdat partijen niet zijn overeengekomen dat Albron exclusief bij [eiseres] moet afnemen tot 2027, heeft Albron dus in 2023 niet in strijd met de gemaakte afspraken gehandeld door niet langer bij [eiseres] af te nemen. Dat betekent dat Albron niet tekort is geschoten in de nakoming van die afspraken. [eiseres] heeft dus geen recht op schadevergoeding door Albron. Uit het bovenstaande volgt de conclusie dat alle vorderingen van [eiseres] in conventie worden afgewezen.
[eiseres] moet de proceskosten van Albron betalen
3.9.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Albron worden begroot op:
- griffierecht
6.617,00
- salaris advocaat
5.428,00
(2 punten × tarief VI)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
12.223,00
3.10.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
In reconventie
[eiseres] heeft onrechtmatig gehandeld door kabels van Albron mee te nemen
3.11.
Albron heeft € 9.300,00 aan schadevergoeding van [eiseres] gevorderd, omdat [eiseres] zich ten onrechte kabels van Albron zou hebben toegeëigend. [eiseres] heeft dat betwist en heeft aangevoerd dat deze kabels haar eigendom zijn, maar dat partijen hebben afgesproken dat de kabels na een evenement bleven liggen zodat de bekabeling niet iedere keer geregeld hoefde te worden.
3.12.
Partijen hebben op 29 juni 2019 en 1 juli 2019 e-mailcontact gehad over de kabels. Daaruit blijkt dat [eiseres] de kabels aan Albron heeft aangeboden voor € 6.440,00 en dat Albron dat aanbod heeft aanvaard en ook daadwerkelijk tot betaling van deze prijs is overgegaan. In het e-mailcontact wordt niet over het huren of (tijdelijk) ter beschikking stellen van de kabels gesproken, laat staan dat er iets wordt gezegd over de periode en overige voorwaarden van een dergelijk ter beschikking stellen. Bovendien duidt ook de overeengekomen prijs op daadwerkelijke verkoop door [eiseres] aan Albron. De rechtbank neemt aan dat
nieuwekabels ongeveer € 9.300,00 kosten. Albron heeft haar schade namelijk op € 9.300,00 begroot en heeft dat onderbouwd met een aangevraagde offerte voor nieuwe kabels; die zouden € 9.300,00 kosten. Tegen deze achtergrond is niet aannemelijk dat voor het tijdelijk ter beschikking stellen van de kabels een bedrag van € 6.440,00 overeengekomen zou worden. Daarbij komt dat [eiseres] de kabels eerst voor € 7.440,00 wilde aanbieden, maar € 1.000,00 korting gaf omdat ze er zelf ook voordeel aan had om de kabels te laten liggen. Het aanvankelijk bedrag van € 7.440,00 is evenmin te rijmen met de stelling dat slechts sprake van het tijdelijk ter beschikking stellen van de kabels. Tussen partijen staat vast dat [eiseres] op 8 april 2024 de kabels heeft weggenomen.
Albron heeft voor € 9.300,00 schade geleden. Dat moet [eiseres] vergoeden
3.13.
De schade van Albron is € 9.300,00. Dat bedrag is niet betwist door [eiseres] . De betwisting door [eiseres] heeft betrekking op de vraag of de kabels van Albron zijn, maar niet op de hoogte van de schade. Op grond van artikel 6:162 BW moet [eiseres] de schade als gevolg van haar onrechtmatig handelen aan Albron vergoeden. Deze vordering van Albron wordt daarom toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over deze vordering wordt toegewezen vanaf 8 april 2024, omdat [eiseres] vanaf dat moment in verzuim is (artikel 6:119 BW en artikel 6:83 sub c BW).
[eiseres] is niet tekortgeschoten door de stroom in 2022 niet aan te sluiten
3.14.
Albron heeft ook € 13.391,72 schadevergoeding van [eiseres] gevorderd, omdat [eiseres] in 2022 de stroompunten wel zou hebben aangelegd, maar niet zou hebben aangesloten, zoals volgens Albron de afspraak was. [eiseres] heeft dat betwist door aan te voeren dat de aansluiting geen standaard onderdeel van de samenwerking was, maar dat dat apart aangevraagd zou moeten worden en dat daardoor ook extra kosten gelden. Niet vast is komen te staan dat de aansluiting inderdaad standaard onderdeel uitmaakte van de afspraken.
3.15.
Uit de door Albron overgelegde facturen is niet af te leiden dat de aansluiting en de kosten daarvoor standaard bij de uitvoering van de afspraken waren inbegrepen. De prijzen voor het aansluiten van de stroompunten staan daarentegen wel op de offerte van [eiseres] . Daaruit volgt dat voor de aansluiting aparte, extra tarieven golden. Die prijzen zijn echter niet terug te vinden op de facturen en Albron heeft ook niet op andere wijze onderbouwd dat de aansluiting eerder wel standaard onderdeel uitmaakte van de gemaakte afspraken. [eiseres] is dus niet tekortgeschoten door in 2022 de stroom niet aan te sluiten. Albron heeft daarom geen recht op schadevergoeding. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
De proceskosten worden verdeeld tussen [eiseres] en Albron
3.16.
Albron heeft in reconventie twee vorderingen ingesteld, die voor wat betreft hun financiële omvang min of meer vergelijkbaar zijn. Dat betekent dat in de procedure in reconventie geen van beide partijen in overwegende mate gelijk of ongelijk heeft gekregen. De proceskosten worden daarom gecompenseerd. Dat betekent dat beide partijen hun eigen proceskosten dragen.

4.De beslissing

De rechtbank
In conventie
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de kant van Albron tot vandaag begroot op € 12.223,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet zij € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening, en te vermeerderen met de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot aan de dag van betaling,
In reconventie
4.3.
veroordeelt [eiseres] om aan Albron te betalen een bedrag van € 9.300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) over dit bedrag, met ingang van 8 april 2024, tot de dag van betaling,
4.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
In conventie en in reconventie
4.6.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de onder 4.2 en 4.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2024.
5797