ECLI:NL:RBMNE:2024:64
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling WOZ-waarde van een woning en proceskostenvergoeding
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 11 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 520.000,- per waardepeildatum 1 januari 2021, maar eiser betwistte deze waarde en stelde dat deze niet hoger dan € 475.000,- mocht zijn. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde correct is, en dat de referentiewoningen die zijn gebruikt voor de taxatie niet goed vergelijkbaar zijn. De rechtbank concludeert dat zowel de heffingsambtenaar als eiser hun voorgestane waardes niet aannemelijk hebben gemaakt. De rechtbank vernietigt de bestreden uitspraak en stelt zelf de WOZ-waarde vast op € 500.000,-. Daarnaast wordt de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser, die zijn vastgesteld op € 1.185,-. De uitspraak benadrukt de rol van de heffingsambtenaar in het bewijzen van de waarde en de criteria voor het vaststellen van de WOZ-waarde.