ECLI:NL:RBMNE:2024:6399

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
16/060487-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en seksueel misbruik van minderjarigen met verstandelijke beperking

Op 22 november 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere seksuele misdrijven. De verdachte heeft zijn toenmalige vriendin, [slachtoffer 1], verkracht op 21 december 2023, ondanks haar herhaalde verzoeken om geen seks te hebben. De rechtbank oordeelt dat de verdachte door geweld en bedreiging heeft gedwongen tot seksuele handelingen, wat resulteert in een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van een minderjarig meisje, [slachtoffer 2], geboren in 2009, van wie hij wist dat zij verstandelijk beperkt was. De rechtbank legt ook schadevergoedingen op aan beide slachtoffers, waarbij de immateriële schadevergoeding voor [slachtoffer 2] is vastgesteld op €10.000,- en voor [slachtoffer 1] op €8.000,-. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen grotendeels toegewezen, met inachtneming van de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd aan de verdachte, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn problematiek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/060487-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1990] te district [district] ,
wonende [district] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 juni 2024 (pro forma), 20 augustus 2024 (pro forma) en 8 november 2024 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.E. Leeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R. Venema, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en hun advocaat mr. N. Durdabak, advocaat te Hilversum, naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primairin de periode van 12 tot en met 15 februari 2024 in Almere met [slachtoffer 2] , van wie hij wist dat ze verstandelijk beperkt was, meerdere keren seks heeft gehad.
subsidiair tenlastegelegd alsseks met iemand tussen de twaalf en zestien jaar.
meer subsidiair tenlastegelegd alsontuchtige handelingen met iemand jonger dan zestien jaar.
feit 2op 21 december 2023 in Almere [slachtoffer 1] heeft verkracht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair en het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair tenlastegelegde, omdat bij verdachte de wetenschap ontbrak dat het slachtoffer een verstandelijke beperking had. Over het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging geen opmerkingen gemaakt. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van enig steunbewijs voor de aangifte van het slachtoffer.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 [1]
1. Uit het
proces-verbaal van verhoor verdachtebij de rechter-commissaris van 7 maart 2024 volgt dat verdachte onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Wat was uw indruk van haar toen u haar voor het eerst zag?
Ik zag wel dat ze verstandelijk niet helemaal 100% was. Dat was niet gelijk, dat was met de tijd dat we naar mijn huis liepen.
Toen u naar huis liep kreeg u door dat er iets aan de hand was met haar?
Ja.
Hoe merkte u dat er iets met haar aan de hand was?
Waarschijnlijk bij het lopen dat ik het merkte. Ik merkte het aan hoe ze overkwam.
Ze had bijvoorbeeld wat slijm bij haar mond. Aan het begin dacht ik dat het per ongeluk was, maar later merkte ik dat het blijvend was. [2]
2) Uit het
proces-verbaal van verhoor getuigevan 18 februari 2024 volgt dat [slachtoffer 2] (slachtoffer) onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
De eerste keer ben ik hem tegen gekomen bij de Albert Heijn. [3] Dat was op maandag(de rechtbank begrijpt: 12 februari 2024, de maandag voor het verhoor)
. Wij gingen naar zijn huis. Dat is in [straat] [4] (de rechtbank begrijpt: in [woonplaats] )
. In het schuurtje deed hij eerst mijn kleding uit. [5] Hij hield mij vast bij mijn heupen en mijn borsten. Hij deed mijn benen helemaal wijd open. Daarna ging hij met zijn piemel erin en ik voelde echt pijn. [6] Op donderdag spraken we af op de blauwe brug(de rechtbank begrijpt: 15 februari 2024, de donderdag voor het verhoor)
. [7] We gingen een rondje lopen en eindigden in het bos. Dat was verder van zijn huis. Hij ging weer mijn kleren uitdoen en deed mijn benen weer open. Hij ging weer seks hebben. Hij deed hetzelfde als maandag. Het deed echt heel veel pijn. [8] Hij raakte mij op dezelfde manier aan als maandag. [9]
3) Uit het
proces-verbaal van aangiftevan 17 februari 2024 volgt dat [aangeefster] (moeder van het slachtoffer) onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Ik doe aangifte voor mijn dochter [slachtoffer 2] , geboren op [2009] . [10] [slachtoffer 2] zit op het speciaal onderwijs, omdat zij een verstandelijke beperking heeft. [slachtoffer 2] is 14 jaar oud, maar emotioneel is zij soms 3 jaar en met praktische dingen 10 jaar oud. [11]
4) Uit het
proces-verbaal van bevindingenvan 6 maart 2024 volgt dat verbalisant [verbalisant] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Ik heb vanuit mijn functie drie maal persoonlijk contact gehad met [slachtoffer 2] . Hierbij heb ik vanuit mijn functie als verhoorder kwetsbare getuige geconstateerd dat [slachtoffer 2] spraak, motorisch en cognitieve beperkingen heeft die niet horen bij een meisje van 14 jaar in het algemeen. In spraak hoor je het aan de woorden die zij gebruikt en de kinderlijke uitspraken die niet horen bij een niveau van een 14 jarig meisje.
Motorisch zie je het aan haar bewegingen, waarbij ze haar schouders optrekt en wat schokkerige bewegingen maakt. [12]
5) Uit de
verklaring van verdachteop de terechtzitting van 8 november 2024 volgt dat verdachte onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Het klopt dat ik bij mij thuis in de schuur [slachtoffer 2] bij haar borsten en vagina heb aangeraakt, en dat mijn penis even in haar vagina is geweest. Een paar dagen later was ik ook met haar in het bos. Daar ben ik op haar gaan liggen. Haar broek was naar beneden en de mijne ook. Ik heb haar waarschijnlijk toen ook bij haar borsten aangeraakt en ik ben klaargekomen.
4.3.2
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
Het door de raadsman gevoerde verweer dat verdachte niet wist dat [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) verstandelijk beperkt was, wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen. Uit de observaties van de verbalisant die [slachtoffer 2] heeft verhoord volgt dat haar beperking duidelijk waarneembaar is. Bovendien heeft verdachte bij de rechter-commissaris verklaard dat hij had gemerkt dat zij ”verstandelijk niet helemaal 100% was”. Dit was terwijl ze naar zijn huis liepen, dus tijdens de eerste afspraak en voorafgaand aan de eerste keer seks. Het beeld dat verdachte de beperking van [slachtoffer 2] had opgemerkt, wordt verstrekt door zijn verklaring dat hij [slachtoffer 2] niet alleen hielp met uitkleden, maar ook met aankleden [13] , en de verklaring van [slachtoffer 2] dat hij haar heeft geholpen met haar schoenen aan te doen. [14] Uit dit alles leidt de rechtbank af dat het voor verdachte duidelijk was dat [slachtoffer 2] verstandelijk beperkt was.
[slachtoffer 2] was op het moment van de strafbare feiten slechts veertien jaar oud, een leeftijd waarop een meisje (ongeacht een beperking) nog maar aan het begin van haar seksuele ontwikkeling staat. Nu [slachtoffer 2] door haar verstandelijke beperking praktisch en emotioneel op een veel jonger niveau functioneerde, staat ook voldoende vast dat zij onvolkomen in staat was om haar wil over de seksuele handelingen te bepalen.
De raadsman heeft nog betoogd dat verdachte door de bij hemzelf geconstateerde zwakbegaafdheid niet goed kon inschatten op welk niveau [slachtoffer 2] functioneerde. Het is echter niet gebleken dat verdachte dusdanig zwakbegaafd is dat hij niet door had dat [slachtoffer 2] te jong en te beperkt was om vrij haar wil te bepalen.
4.3.3
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
1. Uit het
proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zedenvolgt dat [slachtoffer 1] (slachtoffer) onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Ik heb op 21 december 2023 afgesproken met [verdachte] . [15]
2) Uit het
proces-verbaal aangiftevan 22 maart 2024 volgt dat [slachtoffer 1] onder meer het volgende, zakelijk weergegeven, heeft verklaard:
Ik heb [verdachte] opgehaald met de auto. Bij de ingang van het bos zijn we gestopt. Daar sloeg hij mij een bloedneus en een dikke lip. [16] Daarna zijn wij naar [hotel] Almere gereden. Hij zei toen in de auto: "Ik ga je niet laten gaan”. Hij zei: "Ik ga je gewoon verkrachten.” [17] Op de hotelkamer wilde [verdachte] seks, maar ik zei: "Nee, ik wil het niet” en “ik wil geen seks”. [18] Hij kleedde mij uit. Hij zei, kleed je uit. Dus ik zei, “nee, dat ga ik niet doen.” Toen eh, deed hij het. Maar ja, als iemand jou bijna een gebroken neus slaat, en jou klappen geeft, dan verstijf je op het moment. Ik liet wel merken, ik liet duidelijk merken, dat ik het niet wilde. Maar hij kleedde mij gewoon uit. Hij had mij voorover gelegd aan het voeteneinde van het bed. En hij had me tegen het bed aangeduwd, met kracht. Hij hield mij echt naar beneden. En hij wist, dat ik het nog nooit anaal had gedaan. En dat ik dat ook niet zou willen. Toen heeft hij gewoon z'n lul anaal gedaan bij mij. Hij duwde gewoon keihard door, het deed zo fucking veel pijn. [19] Hij wisselde het ook af met vaginaal penetreren. [20]
3) In de bij het
proces-verbaal van aangiftevan 22 maart 2024 gevoegde whatsapp gesprekken tussen [slachtoffer 1] en verdachte staat onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
28-12-2023
Verdachte: Why denk je dat ik je heb verkracht hahaha. [21]
Verdachte: Voelt nu echt goed dat ik je laatst heb gebeukt in je ass en je al die pijn had [22] .
4) In de bij het
proces-verbaal van bevindingenvan 15 maart 2024 gevoegde berichtenverkeer tussen [slachtoffer 1] en verdachte staat onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
22-12-2023
02:47 [slachtoffer 1] : hoe je me vandaag vernederd heb en pijn heb gedaan ik weet niet maar één ding weet ik wel ik heb echt pijn aan mijn lichaam en ik blijf maar huilen dus hier bij laat ik het ook gewoon want ik verdien dit niet. [23]
24-12-2023
Verdachte: Heb je goed pijn gegaan laatst. [24]
Verdachte: Je straf. [25]
[slachtoffer 1] : Mij helemaal de kk in slaan en neuken tegen me zin in terwijl ik het uit schreeuw. [26]
Verdachte: Je heb een andere man boven mij gezet. [27]
Verdachte: Dan gebeurt dat.
[slachtoffer 1] : Je heb me zo kkk veel pijn gedaan. Vernederd alles. [28]
4.3.4
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
Het staat niet ter discussie dat aangeefster [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en verdachte op 21 december 2023 in het [hotel] in Almere vaginale en anale seks hebben gehad.
De vraag is of dit vrijwillig is geweest, zoals verdachte zegt, of dat [slachtoffer 1] daartoe door verdachte gedwongen is, zoals zij zegt.
Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer 1] zich kort na het feit bij de politie heeft gemeld, waarop een informatief zedengesprek heeft plaatsgevonden. Twee maanden later volgde de aangifte van verkrachting. Naar het oordeel van de rechtbank is de verklaring van [slachtoffer 1] authentiek en gedetailleerd. Zij heeft uitvoerig verklaard over wat er volgens haar is gebeurd en heeft zichzelf daarbij niet gespaard. Zo is zij open over haar sekswerk en over wat zij met de verdiensten wilde doen (samen investeren in drugs). Haar verschillende verklaringen zijn consistent. De rechtbank heeft geen reden om aan de geloofwaardigheid van [slachtoffer 1] te twijfelen.
De aangifte van [slachtoffer 1] wordt in ruime mate bevestigd door het berichtenverkeer van [slachtoffer 1] en verdachte. Daarin geeft verdachte zelf -letterlijk- aan dat hij haar heeft verkracht. Ook antwoordt hij op een app van aangeefster waarin zij schrijft dat hij haar tegen haar zin heeft geneukt: ‘je hebt een andere man boven mij gezet. Dan gebeurt dat.’
De raadsman heeft aangevoerd dat er na 21 december 2023 ook berichten van mildere toon zijn gewisseld en dat vernederend en kwetsend taalgebruik in de relatie tussen verdachte en [slachtoffer 1] vaker voorkwam. Maar dit kan niet afdoen aan het feit dat de onder de bewijsmiddelen weergegeven berichten zodanige steun bieden aan de aangifte van [slachtoffer 1] dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte [slachtoffer 1] heeft verkracht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 12 februari 2024 tot en met 15 februari 2024 in de gemeente Almere, met
[slachtoffer 2] ,geboren op [2009] , van wie hij, verdachte, wist dat deze aan een zodanige verstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten
- het voelen/betasten van de blote borst(en) van die [slachtoffer 2] en- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2] ;
feit 2hij op 21 december 2023 in de gemeente Almere door geweld, te weten
- het (krachtig) op een bed neerduwen van die [slachtoffer 1] en
- het neergeduwd houden van die [slachtoffer 1]
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] te weten
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de anus en de vagina van die [slachtoffer 1] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 1 primair en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair:met iemand van wie hij weet dat zij aan een zodanige verstandelijke handicap lijdt dat zij niet of onvolkomen in staat is haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
meermalen gepleegd.
Feit 2:verkrachting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 5 (vijf) jaren, met aftrek van het voorarrest,
- een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel met langdurig toezicht op grond van artikel 38z Wetboek van Strafrecht;
- oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van 5 jaar, inhoudende een contactverbod met beide slachtoffers en een locatieverbod voor [wijk] te [woonplaats] , en voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, oplegging van vervangende hechtenis van 1 maand per overtreding met een maximum van 6 maanden.
De officier van justitie heeft verder gevorderd de contactverboden en het locatieverbod dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde komt, heeft de raadsman verzocht om voor wat betreft het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf te volstaan met de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Voor het eventuele voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf is verdachte bereid en gemotiveerd om zich te laten behandelen in een ambulant kader.
De raadsman heeft verder verzocht bij het bepalen van de op te leggen straf rekening te houden met het advies uit het monodisciplinaire onderzoek om de feiten verminderd toe te rekenen aan verdachte. De raadsman verzoekt de rechtbank om deze conclusie over te nemen en hiermee in strafmatigende zin rekening te houden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Tekst

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 22.033,77 bestaande uit € 22.000,- aan immateriële schade en € 33,77 aan materiële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. [slachtoffer 2] vordert verdachte tevens in de proceskosten te veroordelen voor een bedrag van € 33,94.
[slachtoffer 1] heeft zich ook als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 18.187,79 bestaande uit € 18.000,- aan immateriële schade en € 187,79 aan materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit. [slachtoffer 1] vordert verdachte tevens in de proceskosten te veroordelen voor een bedrag van € 117,49.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de vorderingen van beide benadeelde partijen volledig toe te wijzen, omdat deze goed zijn onderbouwd. Voor beide vorderingen geldt dat de officier van justitie verzoekt de bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente, en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partijen in hun de vorderingen bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat deze vorderingen met onderbouwing hem pas de dag voor de zitting hebben bereikt. Hierdoor heeft hij de vorderingen slechts summier met verdachte kunnen bespreken. Indienen van een vordering zo kort voor de zitting levert strijd met de equality of arms (artikel 6 EVRM) op en een onevenredige belasting van het strafproces.
Verder stelt de verdediging dat de namens [slachtoffer 2] ingediende vordering door haar raadsvrouw ondertekend. De raadsvrouw is daartoe door [slachtoffer 2] gemachtigd, zo blijkt uit het formulier. Als minderjarige is zij daartoe echter nog niet bevoegd hetgeen tot de niet-ontvankelijkverklaring van [slachtoffer 2] zou moeten leiden, omdat haar raadsvrouw niet rechtsgeldig gemachtigd is om haar belangen ter zitting te behartigen.
Voor zover [slachtoffer 2] wel in haar vordering zou worden ontvangen, stelt de verdediging dat de materiële schade niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat [slachtoffer 2] niet in persoon heeft geprocedeerd. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade dient [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat deze vordering onvoldoende is onderbouwd. Niet duidelijk is welke schade door [slachtoffer 2] is geleden en of die schade een rechtstreeks gevolg is van het strafbare feit. Meest subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de immateriële schade gematigd dient te worden nu deze bovenmatig is gelet op vergelijkbare gevallen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] stelt de verdediging dat zij vanwege de bepleite vrijspraak niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Meer subsidiair stelt de verdediging dat de materiële schade niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat [slachtoffer 1] niet in persoon heeft geprocedeerd en de schade bovendien in een te ver verwijderd verband staat van het strafbare feit. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade dient [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat deze vordering onvoldoende is onderbouwd. [slachtoffer 1] heeft aangegeven dat het strafbare feit slechts marginaal effect op haar heeft gehad en bovendien heeft zij afgezien van psychologische behandeling. Meest subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de immateriële schade gematigd dient te worden nu deze bovenmatig is gelet op vergelijkbare gevallen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van beide vorderingen
Op grond van artikel 51g lid 3 Wetboek van Strafvordering mag de benadeelde partij in een strafproces zich voegen en zijn of haar vordering indienen tot het moment dat de officier van justitie zijn requisitoir in eerste aanleg aanvangt. Uit de beginselen van een goede procesorde kan voortvloeien dat de vordering in een zodanig laat stadium is ingediend dat mede gelet op de aard en omvang van die vordering de verdachte onvoldoende in staat is geweest om zich tegen die vordering te verweren en de vordering daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Daarvan is in de onderhavige gevallen geen sprake, gezien de beperkte omvang en betrekkelijk eenvoudige aard van de vorderingen. Bovendien blijkt ook uit het pleidooi van de raadsman – waarin hij uitvoerig op de inhoud van de vorderingen is ingegaan – dat de verdediging voldoende in de gelegenheid is geweest om zich daartegen te kunnen verweren. Aangezien geen sprake is van strijd met artikel 6 EVRM, zullen beide benadeelde partijen ontvankelijk worden verklaard in hun vordering.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
Ontvankelijkheid van de vordering
Door de advocaat van [slachtoffer 2] is voldoende gemotiveerd gesteld dat sprake is van een rechtsgeldige machtiging op grond waarvan zij [slachtoffer 2] ter zitting kan vertegenwoordigen. Het schadevergoedingsformulier van het Openbaar Ministerie is zodanig geredigeerd dat bij het onderdeel ‘machtiging’ geen aanleiding bestaat om – bij een minderjarig slachtoffer – de naam van de wettelijk vertegenwoordiger apart te vermelden. Voldoende onderbouwd gesteld is dat het niet [slachtoffer 2] zelf, maar de moeder van [slachtoffer 2] is die als haar wettelijk vertegenwoordiger de machtiging heeft verleend en ondertekend. De advocaat is dus rechtsgeldig gemachtigd. Daarmee is [slachtoffer 2] ontvankelijk in haar vordering.
Materiële schade
De rechtbank zal de gevorderde materiële schadevergoeding van € 33,77 voor reis- en parkeerkosten voor een gesprek met de officier van justitie toewijzen. De gemaakt kosten zijn voldoende onderbouwd en betreffen rechtstreekse schade als gevolg van het strafbare feit. Voor toewijzing van deze kosten is niet relevant of [slachtoffer 2] al dan niet in persoon heeft geprocedeerd. Het betreft immers geen kosten die ten behoeve van optreden ter zitting zijn gemaakt.
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is de rechtbank allereerst van oordeel dat bij [slachtoffer 2] sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze, zoals bedoeld in artikel 6:106 sub b BW. Dit volgt uit de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan, zoals die in de vordering zijn toegelicht. Dat betekent dat [slachtoffer 2] recht heeft op vergoeding van immateriële schade. Gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen en de onderbouwing van de vordering, waardeert de rechtbank de immateriële schade op € 10.000,-. De rechtbank zal de vordering tot immateriële schadevergoeding dan ook toewijzen tot dit bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 februari 2024. Dit is minder dan gevorderd en minder dan is toegekend in de door de raadsvrouw aangehaalde uitspraak. Dat komt omdat die zaak niet geheel vergelijkbaar is. In die zaak was – anders dan in het geval van [slachtoffer 2] – sprake van geweld en dwang hetgeen heeft geresulteerd in een veroordeling voor verkrachting. Het meer gevorderde zal worden afgewezen.
Proceskosten
De gevraagde vergoeding voor proceskosten van € 33,94 bestaat uit reiskosten gemaakt ten behoeve van twee bezoeken aan haar raadsvrouw. Aangezien dit geen kosten zijn die als proceskosten kunnen worden aangemerkt, zal dit deel van de vordering worden afgewezen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1]
Materiële schade
vordert een bedrag van € 187,79 aan materiële kosten bestaande uit kosten voor het [hotel] op 21 december 2023 en reis- en parkeerkosten voor een gesprek met de officier van justitie. Hoewel begrijpelijk is dat het voor [slachtoffer 1] achteraf pijnlijk is dat zij de kosten voor het hotel heeft betaald, is dit geen schade die het rechtstreeks gevolg is van het strafbare feit. In zoverre zal de vordering worden afgewezen. De kosten voor het gesprek met de officier van justitie ad € 50,29 zijn wel toewijsbaar.
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is de rechtbank allereerst van oordeel dat bij [slachtoffer 1] sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze, zoals bedoeld in artikel 6:106 sub b BW. Dit gelet op de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan, zoals die in de vordering zijn toegelicht. Dat betekent dat [slachtoffer 1] recht heeft op vergoeding van immateriële schade. Gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen en de onderbouwing van de vordering, waardeert de rechtbank de immateriële schade op € 8.000,-. De rechtbank zal de vordering tot immateriële schadevergoeding dan ook toewijzen tot dit bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 december 2023. Dit is minder dan gevorderd en minder dan is toegekend in de door de raadsvrouw aangehaalde uitspraak. Dat komt omdat die zaak niet geheel vergelijkbaar is voor wat betreft de mate en ernst van het door verdachte toegepaste geweld. Het meer gevorderde zal worden afgewezen.
Proceskosten
De door [slachtoffer 1] gevraagde vergoeding voor proceskosten van € 117,49 bestaat uit reiskosten gemaakt ten behoeve van een bezoek aan haar advocaat en voor het bijwonen van de zitting, waar [slachtoffer 1] haar spreekrecht heeft uitgeoefend.
Op grond van vaste jurisprudentie van de Hoge Raad heeft het slachtoffer recht op vergoeding van door haar gemaakte kosten om de zitting bij te wonen om haar spreekrecht uit te oefenen. Dit deel van de vordering zal daarom worden toegewezen. Echter niet in de vorm van een proceskostenveroordeling, maar in de vorm van materiële schade. Dit betreft een bedrag van € 64,40, waardoor het totaal aan toegewezen materiële schadevergoeding € 252,19 bedraagt.
De kosten voor het bezoek aan haar advocaat komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat dit geen kosten zijn die als proceskosten kunnen worden aangemerkt. Dat deel zal dan ook worden afgewezen.
Wettelijke rente, de schadevergoedingsmaatregel en de proceskosten
De rechtbank zal over de toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen ook de wettelijke rente toewijzen vanaf de pleegdatum tot de dag van volledig betaling op de wijze zoals hieronder bij het dictum is opgenomen.
Daarnaast zal de rechtbank als extra waarborg voor betaling ten behoeve van de benadeelde partijen − ten aanzien van de verschillende toegewezen materiële en immateriële schadeposten − aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, op de wijze zoals hieronder is opgenomen.
Ten slotte zal verdachte ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 242 en 243 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 48 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 3 (drie) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] (geboren op [2009] ) zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] (geboren op [1998] ) zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich binnen drie dagen na ingang van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Middendreef 293 te Lelystad. Verdachte meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* meewerkt aan het toezicht door de reclassering en zich meldt op afspraken met de reclassering zo vaak de reclassering dat nodig vindt;
* zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter dan de reclassering nodig vindt. De behandeling is gericht op seksualiteit, relaties en persoonlijkheidsproblematiek. Indien de reclassering dit nodig acht, kan de behandeling zich eveneens richten op het stoppen/verminderen van middelengebruik.
Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 10.033,77 (bestaande uit € 10.000,- aan immateriële schade en € 33,77 aan materiële schade);
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 10.033,77 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 85 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 8.050,29 (bestaande uit € 8.000,- aan immateriële schade en € 50,29 aan materiële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 8.050,29 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 75 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, voorzitter, mr. V.A. Groeneveld en mr. H.C. Piet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T. Lap, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 november 2024.
Mr. Groeneveld is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 februari 2024 tot en met 15 februari 2024 in de gemeente Almere,
met [slachtoffer 2] , geboren op [2009] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten
- het voelen/betasten van de blote borst(en) van die [slachtoffer 2] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2] ;
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 februari 2024 tot en met 15 februari 2024 in de gemeente Almere,
met [slachtoffer 2] , geboren op [2009] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten
- het voelen/betasten van de blote borst(en) van die [slachtoffer 2] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 2] ;
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 februari 2024 tot en met 15 februari 2024 in de gemeente Almere,
met [slachtoffer 2] , geboren op [2009] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het voelen/betasten van de blote borst(en) en/of
- het bevoelen /betasten van de (al dan niet blote) geslachtsdelen;
2.
hij op of omstreeks 21 december 2023 in de gemeente Almere
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het slaan/stompen van een persoon genaamd [slachtoffer 1] en/of
- het beetpakken van die [slachtoffer 1] en/of
- het dwingen van die [slachtoffer 1] om met hem, verdachte, mee te gaan naar een hotel en/of
- het uitkleden van een persoon genaamd [slachtoffer 1] en/of
- het (krachtig) op een bed neerduwen van die [slachtoffer 1] en/of
- het neergeduwd houden van die [slachtoffer 1]
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] te weten
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de anus en/of de vagina van die [slachtoffer 1] .

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 juni 2024, genummerd MDRBC24025-138, onderzoek LEWES, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 475. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van verhoor verdachte bij de rechter-commissaris van 7 maart 2024.
3.Pagina 211.
4.Pagina 210.
5.Pagina 212.
6.Pagina 214.
7.Pagina 220.
8.Pagina 221.
9.Pagina 222
10.Pagina 192.
11.Pagina 193
12.Pagina 332.
13.Pagina 178.
14.Pagina 216.
15.Pagina 354.
16.Pagina 387.
17.Pagina 388.
18.Pagina 389.
19.Pagina 390.
20.Pagina 396
21.Pagina 422.
22.Pagina 426
23.Pagina 76.
24.Pagina 87.
25.Pagina 88.
26.Pagina 91.
27.Pagina 91.
28.Pagina 92.