ECLI:NL:RBMNE:2024:6388

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
AWB 24/4938
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens niet-betaling griffierecht

Op 20 november 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Eiser had op 5 juli 2024 beroep aangetekend tegen een beslissing op bezwaar van 25 juli 2024. De rechtbank heeft echter besloten om de zaak niet inhoudelijk te behandelen, omdat eiser het verschuldigde griffierecht van € 187,- niet had betaald. De rechtbank heeft eiser op 4 september 2024 een aangetekende brief gestuurd met het verzoek om het griffierecht binnen vier weken te betalen, maar deze brief werd als onbestelbaar geretourneerd. Een tweede poging om de brief per gewone post te verzenden op 1 oktober 2024 heeft ook niet geleid tot betaling van het griffierecht.

Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het betalen van griffierecht een vereiste voor het indienen van een beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen geldige reden is gegeven voor het niet betalen van het griffierecht. Hierdoor is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:54 Awb. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, en is in het openbaar uitgesproken. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4938

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser van 5 juli 2024 tegen de beslissing op bezwaar genomen op 25 juli 2024.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser heeft namelijk het griffierecht niet betaald, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 187,-.
3. Als het griffierecht niet wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft eiser op 4 september 2024 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat eiser het griffierecht binnen vier weken moet betalen aan de rechtbank. De brief is onbestelbaar aan de rechtbank geretourneerd. De rechtbank heeft de brief op 1 oktober 2024 per gewone post nog een keer aan eiser gestuurd.
5. De rechtbank heeft het bedrag niet ontvangen. Eiser heeft daar geen geldige reden voor gegeven.
6. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
7. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van
J.M.J. Kooistra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
20 november 2024.
(De griffier is verhinderd de uitspraak
mede te ondertekenen).
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.