ECLI:NL:RBMNE:2024:6387

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
11031751 \ UC EXPL 24-2361
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurster vordert schadevergoeding en exclusief snoeirecht van haag, maar krijgt ongelijk van kantonrechter

In deze zaak heeft de huurster, hierna te noemen [eiser], de verhuurder, Stichting Woonin, gedagvaard omdat zij meent dat zij het uitsluitende recht heeft om de haag van Woonin te snoeien. [eiser] stelt dat er een afspraak is gemaakt dat zij de haag zelf mag snoeien, maar dat Woonin deze afspraak heeft geschonden door de haag in 2022 en 2023 door een hovenier te laten snoeien. [eiser] vordert schadevergoeding van € 2.500,- en een verklaring voor recht dat alleen zij de haag mag snoeien, met een boete van € 500,- voor elke keer dat de haag door de hovenier wordt gesnoeid.

De kantonrechter heeft op 20 november 2024 uitspraak gedaan. De rechter oordeelt dat [eiser] niet kan bewijzen dat zij het uitsluitende recht had om de haag te snoeien. De kantonrechter wijst de vordering tot schadevergoeding af, omdat [eiser] onvoldoende heeft aangetoond dat zij schade heeft geleden. De tijd en moeite die [eiser] heeft gestoken in het herstellen van de haag en de communicatie met Woonin worden niet als schade erkend, aangezien de haag eigendom is van Woonin.

Daarnaast wordt de vordering tot het verkrijgen van een verklaring voor recht dat alleen [eiser] de haag mag snoeien afgewezen. De kantonrechter stelt vast dat de overeenkomst tussen partijen over het snoeien van de haag is beëindigd en dat er geen zwaarwegende grond nodig was voor Woonin om de overeenkomst op te zeggen. De kantonrechter concludeert dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen en dat zij de proceskosten moet betalen.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11031751 \ UC EXPL 24-2361 WH 1031
Vonnis van 20 november 2024
in de zaak van
[eiser],
wonend in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. T. van Steenis,
tegen
STICHTING WOONIN,
gevestigd in Utrecht,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Woonin,
gemachtigde: mr. M.P.H. van Wezel.

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft Woonin gedagvaard. Woonin heeft op de dagvaarding gereageerd. De kantonrechter heeft besloten dat de zaak op een mondelinge behandeling besproken moeten worden.
1.2.
De mondelinge behandeling was op 15 oktober 2024. Partijen hebben op de mondelinge behandeling vragen van de kantonrechter beantwoord en zij hebben op elkaars standpunten kunnen reageren. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat op de mondelinge behandeling is besproken.
1.3.
De kantonrechter heeft bepaald dat vandaag de uitspraak is.

2.Kern van de zaak

2.1.
[eiser] huurt sinds 25 oktober 2013 een woning met tuin van Woonin aan de [adres] in [plaats] . Volgens [eiser] heeft zij het uitsluitende recht om de haag van Woonin aangrenzend aan haar tuin (hierna: de haag) te snoeien omdat partijen dit hebben afgesproken. [eiser] vindt dat Woonin tekortschiet in haar verplichtingen uit deze overeenkomst, omdat de haag in 2022 en 2023 door de hovenier van Woonin is gesnoeid. [eiser] wil daarom een schadevergoeding. Ook heeft [eiser] nog een aantal vorderingen ingesteld die betrekking hebben op wie het recht heeft om de haag van Woonin te snoeien. Woonin is het hier niet mee eens. De kantonrechter stelt Woonin in het gelijk.

3.De beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak om twee vragen, namelijk mocht alleen [eiser] de haag van Woonin snoeien op basis van de afspraak die tussen [eiser] en Woonin tot juni 2023 gold en heeft [eiser] voor de toekomst een alleen recht om de haag van Woonin te snoeien. Eerst zal worden ingegaan op de situatie zoals die was tot juni 2023 en waarom dit niet tot schadevergoeding leidt. Vervolgens wordt besproken wat de situatie voor de toekomst is en waarom [eiser] geen verklaring voor recht kan afdwingen dat alleen zij de haag van Woonin mag snoeien.
Het staat niet vast dat [eiser] het uitsluitende recht had om de haag te snoeien
3.2.
In 2016 heeft de hovenier de haag van Woonin verkeerd gesnoeid. [eiser] en Woonin zijn het met elkaar eens dat zij naar aanleiding daarvan in 2017 hebben afgesproken dat [eiser] voortaan zelf de haag van Woonin snoeit. Hierbij gaat het om de boven- en buitenkant van de haag van Woonin, die aan de tuin van [eiser] grenst. Volgens [eiser] is afgesproken dat zij het uitsluitende recht heeft om die haag te snoeien en dat Woonin ervoor zorgt dat de haag niet meer door de hovenier wordt gesnoeid. Woonin zegt dat dat geen onderdeel was van de afspraak die zij hebben gemaakt. Woonin heeft wel aan de hovenier doorgegeven dat [eiser] de haag zelf snoeit, maar zij heeft nooit de garantie gegeven dat de haag niet meer door de hovenier wordt gesnoeid. Dat is volgens Woonin ook onmogelijk met een woningbestand van 33.000 woningen in verschillende woningcomplexen waar de hovenier ook de hagen snoeit.
3.3.
Omdat de standpunten van [eiser] en Woonin met elkaar botsen en zij hun standpunten allebei onderbouwen, is het op dit moment niet mogelijk om vast te stellen of alleen [eiser] het recht had om de haag te snoeien. In zo’n situatie geeft de kantonrechter normaal gesproken aan die partij die iets vordert, in dit geval [eiser] , de opdracht om haar stellingen te bewijzen. In dit geval wordt geen bewijsopdracht gegeven omdat ook als [eiser] zou kunnen bewijzen dat zij alleen het recht had om de haag te snoeien, dat niet kan leiden tot toewijzing van de schadevergoeding. Er is namelijk geen sprake van schade bij [eiser] . De kantonrechter gaat daar in 3.4. tot en met 3.6 op in.
Woonin hoeft geen schadevergoeding te betalen
3.4.
De vordering van [eiser] tot betaling van een bedrag van € 2.500,- aan schadevergoeding wordt afgewezen, want zij heeft onvoldoende gesteld dat zij schade heeft. [eiser] vindt dat zij schade heeft geleden omdat zij veel tijd heeft gestoken in het herstellen van de haag, veel heeft gemaild met Woonin over de situatie en daardoor minder woongenot heeft gehad. Het herstellen van de haag door [eiser] kan niet worden gezien als schade. De haag is namelijk eigendom van Woonin en niet van [eiser] . [eiser] heeft niet toegelicht waarom het volgens [eiser] niet goed snoeien van de haag door de hovenier leidt tot schade bij [eiser] in plaats van bij Woonin, van wie de haag is. Daarnaast heeft [eiser] er zelf voor gekozen om in haar vrije tijd de haag van Woonin te snoeien.
3.5.
De kantonrechter begrijpt dat het voor [eiser] belangrijk is dat de haag goed wordt gesnoeid. Het heeft [eiser] veel tijd en moeite heeft gekost om met Woonin over de zaak te communiceren en de hele situatie voor [eiser] vervelend is geweest. Maar dit leidt niet tot toewijzing van de schadevergoeding. Uit de dagvaarding en verdere toelichting op zitting begrijpt de kantonrechter namelijk dat zij de gevorderde vergoeding voor de tijd en moeite en vermindering van het woongenot, moet worden gezien als een ongemakkenvergoeding en dus een vergoeding van immateriële schade. In de wet zijn de situaties opgesomd wanneer iemand recht heeft op een immateriële schadevergoeding. Het steken van tijd en moeite in de communicatie en vermindering van woongenot vallen daar niet onder.
3.6.
Tot slot vindt [eiser] dat zij aanspraak kan maken op een schadevergoeding omdat onrechtmatig tegenover haar is gehandeld. De kantonrechter wijst de vordering op deze grond af omdat [eiser] niet heeft gesteld op welk recht inbreuk wordt gemaakt, dat er wordt gehandeld in strijd met een wettelijke plicht of dat is gehandeld in strijd met dat wat volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer passend is en dat is wel vereist voor toewijzing.
[eiser] heeft in de toekomst niet het uitsluitende recht om de haag te snoeien
3.7.
[eiser] vordert een verklaring voor recht dat alleen zij de haag mag snoeien en dat elke keer dat de haag toch door de hovenier wordt gesnoeid, Woonin een boete van € 500,- moet betalen. De kantonrechter wijst deze vorderingen af omdat [eiser] niet het uitsluitende recht heeft om de haag van Woonin te snoeien.
3.8.
Zoals besproken in 3.3., is niet komen vast te staan dat [eiser] en Woonin de afspraak hadden dat alleen [eiser] de haag mocht snoeien. Als er al een afspraak is geweest die [eiser] het uitsluitend recht gaf om de haag te snoeien, dan is deze afspraak er nu niet meer.
3.9.
Woonin heeft de overeenkomst met betrekking tot het snoeien namelijk opgezegd nadat de haag in juni 2023 weer de door de hovenier was gesnoeid en [eiser] hierover heeft geklaagd. [eiser] stelt dat er sprake is van een ontbinding van de overeenkomst door Woonin omdat de medewerker van Woonin in haar e-mail van 29 juni 2023 schrijft dat zij de gemaakte afspraak herroept en dat Woonin vanaf dat moment de haag weer zelf zal onderhouden. De kantonrechter gaat daar niet in mee want voor iedereen was duidelijk dat afspraak hiermee werd beëindigd.
3.10.
Volgens [eiser] mocht de overeenkomst niet door Woonin worden opgezegd omdat Woonin geen zwaarwegende grond had. Daarnaast is de overeenkomst zonder opzeggingstermijn beëindigd. De kantonrechter volgt [eiser] hierin niet en oordeelt dat Woonin deze overeenkomst mocht opzeggen. De afspraak tussen partijen over het snoeien van de haag van Woonin liep vanaf 2017 en er was geen einddatum afgesproken. Daardoor is sprake van een duurovereenkomst van onbepaalde tijd. Als partijen niets hebben afgesproken over de opzegging van de duurovereenkomst voor onbepaalde tijd mag deze in beginsel worden opgezegd. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad [1] kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid gelet op de inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval inderdaad meebrengen dat opzegging van een duurovereenkomst alleen kan als er een zwaarwegende grond is voor opzegging. [eiser] heeft echter geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat in dit geval met het oog op de inhoud van deze overeenkomst het redelijk zou zijn dat er bij opzegging sprake moet zijn van een zwaarwegende grond. Woonin had dan ook geen zwaarwegende grond nodig om de overeenkomst op te zeggen.
3.11.
De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen er ook toe leiden dat bij het opzeggen een bepaalde opzegtermijn moet worden aangehouden en dat een aanbod tot schadevergoeding moeten worden gedaan. Ook daarvoor ziet de kantonrechter geen aanleiding. Hoewel de overeenkomst met onmiddellijke ingang is opgezegd, was er feitelijk een opzegtermijn van vier maanden. De overeenkomst is namelijk in juni opgezegd toen er net was gesnoeid en de eerst volgende keer dat gesnoeid zou worden, was in oktober 2023. Op de mondelinge behandeling heeft [eiser] overigens verklaard dat de hovenier in oktober 2023 en juni 2024 de haag niet heeft gesnoeid. Verder blijkt niet dat [eiser] door de opzegging schade heeft geleden.
3.12.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Woonin gezegd dat zij geen nieuwe afspraken met [eiser] wil maken over het snoeien van de haag maar dat het [eiser] wel vrijstaat om de haag te snoeien.
Conclusie
3.13.
De conclusie is dan ook dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen. Op de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter aan partijen gevraagd of het zou helpen om een bordje te plaatsen bij de haag zodat de hovenier weet dat hij de haag niet hoeft te snoeien. Beide partijen vinden dit een goed idee. Woonin heeft gezegd dat zij geen bordje zal plaatsen maar dat [eiser] dat mag doen als [eiser] daaraan voorafgaand met Woonin overlegt over wat er op het bordje komt te staan en Woonin daarmee instemt. De kantonrechter geeft [eiser] in overweging om dit bordje na toestemming van Woonin bij de haag te plaatsen om zo te voorkomen dat de hovenier de haag in de toekomst zal snoeien.
Proceskosten
3.14.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Woonin worden begroot op:
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
595,00

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 595,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.D.M. Osinga en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024.

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ9854.