In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft de kantonrechter op 22 november 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde] B.V. Het geschil betreft de hoogte van het loon van [eiser] na de overgang van onderneming. [eiser] was sinds 1 juni 2012 in dienst bij [naam restaurant] en heeft verschillende functies vervuld, waaronder die van operationeel directeur. Na een geweldsincident in november 2022 heeft [gedaagde] de franchiseovereenkomst met de vader van [eiser] beëindigd en is er een overname van de restaurants overeengekomen. [eiser] vorderde betaling van achterstallig loon en vakantiegeld, omdat [gedaagde] zijn loon per 1 april 2024 had verlaagd naar € 3.833,05 bruto per maand, terwijl hij stelde recht te hebben op € 7.290,00 bruto per maand. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende aanknopingspunten zijn voor de rechtsgeldigheid van het loon van € 7.290,00, en dat [gedaagde] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de afspraken over het loon in strijd zijn met de goede zeden. De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van achterstallig loon en vakantiegeld, en heeft de wettelijke verhoging en rente toegewezen. Tevens is [gedaagde] verplicht om een deugdelijke bruto/netto specificatie te verstrekken aan [eiser].