ECLI:NL:RBMNE:2024:6382

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
16/210213-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling van een ambtenaar, bedreiging en vernieling met vrijspraak voor poging tot zware mishandeling

Op 21 november 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van een ambtenaar, bedreiging en vernieling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 28 juni 2024 in Amersfoort, waarbij de verdachte geweld heeft gebruikt tegen een medewerker van een organisatie die zijn partner begeleidde naar een opname. De verdachte heeft het slachtoffer geslagen, geschopt, bij de keel gegrepen en haar keel dichtgeknepen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot zware mishandeling, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer, die aangaf dat zij slechts kort bij de keel was vastgegrepen, niet voldoende was om opzet te bewijzen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 147 dagen, gelijk aan de duur van het voorarrest, en een schadevergoeding van €750,00 aan het slachtoffer. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, vooral omdat het geweld gericht was tegen een ambtenaar die psychische zorg verleent. De verdachte had een strafblad en er waren zorgen over zijn psychische toestand en recidive.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/210213-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 november 2024
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1982] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 oktober 2024 en 7 november 2024 . De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F. Rademaker en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. X.B. Sijmons, advocaat te Amersfoort, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft tevens kennisgenomen van hetgeen [A] , medewerker van Slachtofferhulp Nederland, namens de benadeelde [slachtoffer] naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
Feit 1: op 28 juni 2024 in Amersfoort heeft geprobeerd ambtenaar [slachtoffer] zwaar te mishandelen door haar bij de keel te pakken, haar keel dicht te knijpen en haar in het gezicht te slaan (primair), dan wel haar heeft mishandeld door haar bij de keel te pakken, haar keel dicht te knijpen, haar in het gezicht te slaan en tegen de rug te schoppen (subsidiair);
Feit 2: op 28 juni 2024 in Amersfoort [slachtoffer] heeft bedreigd met de woorden 'kankerhoer, ik maak je dood' en 'ben je godverdomme weer de politie aan het bellen? Ik weet je te vinden en ik maak je dood', althans woorden van gelijke aard of strekking;
Feit 3: op 28 juni 2024 in Amersfoort de telefoon van [slachtoffer] heeft vernield.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dit betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om de zaak inhoudelijk te behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie acht ook de onder 2 en 3 ten laste gelegde bedreiging en vernieling overtuigend te bewijzen. Voor zover van belang worden de standpunten van de officier van justitie hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling heeft de raadsman verzocht om verdachte partieel vrij te spreken van het dichtknijpen van de keel en het slaan. Voor wat betreft het schoppen heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft verder verzocht om verdachte vrij te spreken van de onder 2 ten laste gelegde bedreiging. Met betrekking tot de onder 3 ten laste gelegde vernieling heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor zover van belang worden de standpunten van de raadsman hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling heeft begaan en spreekt verdachte hiervan vrij.
Bij een poging tot zware mishandeling moet het vereiste opzet gericht zijn op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Naar het oordeel van de rechtbank is hier in deze zaak geen sprake van. Uit de verklaring van aangeefster en de verklaring van getuige [B] blijkt dat verdachte aangeefster bij haar keel heeft gegrepen en in haar gezicht heeft geslagen. In de letselrapportage staat dat aangeefster als gevolg hiervan een roodblauwe verkleuring in de halsstreek en een schram op haar bovenlip en haar kin heeft opgelopen. Verdachte bekent dat hij aangeefster bij haar keel heeft gegrepen, maar ontkent dat hij haar keel heeft dichtgeknepen. Hij zou haar bij haar keel hebben gepakt met de bedoeling om haar opzij te zetten. Deze verklaring van verdachte wordt niet, althans onvoldoende, weersproken door het procesdossier. De rechtbank acht derhalve niet bewezen dat verdachte de bewuste bedoeling (vol opzet) heeft gehad om aangeefster zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank is voorts van oordeel dat ook opzet in voorwaardelijke zin niet kan worden bewezen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er te weinig aanknopingspunten voor de conclusie dat het vastgrijpen van de keel, in combinatie met het slaan en schoppen, een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven heeft geroepen. De rechtbank weegt hierbij mee dat aangeefster heeft verklaard dat zij éénmaal, met één hand, gedurende twee à drie seconden bij haar keel is vastgegrepen. Voorts is niet gebleken dat aangeefster ook geruime tijd na het incident nog last heeft gehad van haar letsel, in het bijzonder van haar nek. Gelet op het vorengaande acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte met zijn gedragingen een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven heeft geroepen. Derhalve zal verdachte worden vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling.
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , inclusief bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 28 juni 2024 reed ik naar een adres in [plaats] samen met mijn cliënt [B] . Ik werk voor [organisatie] . [2] Ik hoorde [verdachte (voornaam)] zeggen dat [B (voornaam)] niet met mij mee zou gaan en dat hij mij een "kanker hoer" noemde. Ik hoorde dat hij "ik maak je dood" naar mij riep. Ik voelde dat er een hand om mijn keel heen ging. Ik voelde dat mijn keel werd dichtgeknepen. Ik voelde dat ik tegen de muur werd aangeduwd en dat mijn keel omhoog werd geduwd. Ik voelde dat ik ongeveer 2 á 3 seconden werd vastgepakt bij mijn keel. Ik voelde dat er meerdere keren, zo'n twee á drie keer, met een hoge snelheid een voet tegen mijn onderrug aan kwam. Ik zag dat hij mijn telefoon afpakte en deze van de trap af gooide. Ik ben daarna in de auto gestapt en hoorde [verdachte (voornaam)] zeggen: "ben je nou godverdomme weer de politie aan het bellen? Ik weet je te vinden en ik maak je dood." [3]
Een geschrift, te weten een letselrapportage opgesteld door [C] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In gelaat op bovenlip een schram, evenzo onder de kin. Hals: wat roodblauwe verkleuring onder niveau van de larynx. Op de rug bilateraal laag thoracaal +/- 5cm van midline schrammen. Miltletsel dan wel vanuit de urinewegen gezien, ook nu bloed in urine. [4]
De verklaring van getuige [B] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De medewerker [
de rechtbank begrijpt: aangeefster] belde de politie en dit maakte [verdachte (voornaam)] erg boos. Ik zag dat [verdachte (voornaam)] de medewerker met twee handen sloeg. Hij trapte haar ook nog en bleef maar slaan en trappen. Ik zag ook dat [verdachte (voornaam)] de medewerker bij haar keel greep. Ik zag dat zij door de klappen en schoppen letsel had in haar gezicht. Ik zag ook dat haar keel nu rood was. [5]
De verklaring van getuige [D] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de man met kracht en met beide vuisten de vrouw in het gezicht sloeg. Ik hoorde dat de man zei: "Vuile kankerhoer, bel de politie maar weer. Jij hoort hier niet." Of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat de man de telefoon van de vrouw afpakte en deze vanaf de eerste verdieping naar beneden op de grond gooide. Ik zag toen dat de man de vrouw schopte op haar rug. Ik zag dat de vrouw en de bewoonster wegliepen vanaf de voordeur en dat zij beiden naar een auto liepen. Ik zag dat zij wegreden. Ik zag en hoorde dat de man nog een aantal scheldwoorden richting de auto riep [6] .
De verklaring van verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb die mevrouw [
de rechtbank begrijpt: aangeefster] 2 à 3 seconden bij de nek gepakt en opzij gezet. Ik heb haar niet gewurgd. Ik heb wel haar telefoon weggegooid.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1 subsidiair (mishandeling)
De raadsman heeft verzocht om verdachte partieel vrij te spreken van het dichtknijpen van de keel en het slaan. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte aangeefster heeft geslagen. Met betrekking tot het dichtknijpen van de keel overweegt de rechtbank als volgt. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet alleen het vastpakken, maar ook het dichtknijpen van de keel wettig en overtuigend kan worden bewezen. Aangeefster verklaart dat verdachte haar keel heeft vastgepakt en deze ook 2 à 3 seconden heeft dichtgeknepen. Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij gedurende 2 à 3 seconden de keel van aangeefster heeft vastgehad. Getuige [B] verklaart dat de keel van aangeefster na het incident rood geworden was en ook de huisarts heeft een roodblauwe verkleuring in de halsstreek van aangeefster waargenomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat deze verkleuring het gevolg is van kracht- en/of drukuitoefening van de hand van verdachte op de keel van aangeefster. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
Ten aanzien van feit 2 (bedreiging)
De raadsman heeft aangevoerd dat de ten laste gelegde uitlatingen slechts volgen uit de verklaring van aangeefster en niet ondersteund worden door andere bewijsmiddelen in het dossier. Naar het oordeel van de rechtbank wordt de verklaring van aangeefster in voldoende mate ondersteund door de verklaringen van de getuigen. Beide getuigen verklaren dat verdachte erg boos was en volgens getuige [D] heeft verdachte iets als ‘vuile kankerhoer, bel de politie maar weer’, tegen aangeefster gezegd. Ook zou verdachte volgens deze getuige nog een aantal scheldwoorden hebben geroepen op het moment dat aangeefster in de auto zat, hetgeen aangeefster zelf ook verklaart. Naar het oordeel van de rechtbank is het onder deze omstandigheden niet noodzakelijk dat de ten laste gelegde uitlatingen in hun letterlijke bewoordingen gedekt worden door verschillende bewijsmiddelen. Dit brengt de rechtbank tot de slotsom dat de ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend kan worden bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 28 juni 2024 te [plaats] , een ambtenaar, [slachtoffer] ,
gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening heeft
mishandeld door die [slachtoffer]
- ( met kracht) bij de keel te grijpen en die keel dicht te
knijpen,
- meermalen, in het gezicht te slaan, en
- meermalen, tegen de rug te schoppen;
2
op 28 juni 2024 te [plaats] [slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die
[slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "kankerhoer, ik maak je dood" en
"ben je godverdomme weer de politie aan het bellen? Ik weet je te vinden en ik
maak je dood";
3
op 28 juni 2024 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een
telefoon, die aan [slachtoffer] toebehoorden heeft vernield,
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1: mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening;
Feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 3: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 weken, met aftrek van het voorarrest, alsmede een contact- en locatieverbod op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van vijf jaren, met een hechtenis van één week per overtreding (zonder maximum). De officier van justitie heeft voorts gevorderd om het contact- en locatieverbod dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Ten aanzien van het contact- en locatieverbod heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een ambtenaar, bedreiging en vernieling. Hij heeft geweld gebruikt tegen een medewerker van de [organisatie] , die op de dag van het incident bezig was om de partner van verdachte te begeleiden naar een opname. Verdachte heeft niet alleen de keel van het slachtoffer dichtgeknepen maar haar ook geslagen, geschopt en met de dood bedreigd. Ook heeft verdachte de telefoon van het slachtoffer vernield. Met zijn handelswijze heeft verdachte naast lichamelijk letsel en materiële schade vooral ook hevige angstgevoelens bij het slachtoffer teweeggebracht. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij zich agressief heeft gedragen richting een persoon die is aangesteld om psychische zorg aan kwetsbare mensen te verlenen.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 3 september 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder voor mishandeling en vernieling is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een tweetal korte verslagen van het NIFP, alsmede een reclasseringsadvies van 1 oktober 2024, opgesteld door mevrouw [E] , reclasseringswerker. Uit deze rapportages blijkt dat er in het verleden meerdere psychische stoornissen bij verdachte zijn vermoed dan wel vastgesteld. Bij verdachte zou sprake zijn (geweest) van persoonlijkheidsproblematiek, psychotische episoden, een afhankelijkheid van verdovende middelen (in het bijzonder alcohol) en problemen op het gebied van agressie- en emotieregulatie. Verdachte zou veel overlast veroorzaken en herhaaldelijk genoemd worden in meldingen over geluidsoverlast, burenruzies, verward gedrag en overlast door alcohol- en drugsgebruik. Verder zou verdachte zich al geruime tijd aan hulpverlening onttrekken. Door de weigerende houding van verdachte hebben eerdere pogingen om hem in een behandeltraject te betrekken weinig tot niets opgeleverd. Verdachte heeft ook in deze strafzaak geweigerd om mee te werken aan psychologisch onderzoek en de totstandkoming van het reclasseringsadvies. De reclassering schat het risico op recidive als hoog in en ziet geen mogelijkheden meer om verdachte in een ambulant kader te behandelen. Geadviseerd wordt om verdachte klinisch te laten observeren en op basis daarvan te bepalen welke (forensische) hulpverlening voor hem noodzakelijk en passend is.
Strafoplegging
Bij haar overwegingen omtrent de straftoemeting heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte wordt in dit vonnis veroordeeld voor drie strafbare feiten, die een grote impact op het slachtoffer hebben gehad. Ten aanzien van de mishandeling en de vernieling is er sprake van recidive en de bewezen verklaarde mishandeling is gepleegd tegen een ambtenaar, waardoor de strafverzwarende omstandigheid van artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheid dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Ten aanzien van de duur van de op te leggen gevangenisstraf overweegt de rechtbank als volgt. Anders dan de officier van justitie komt de rechtbank in dit vonnis tot een vrijspraak van de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Het gevolg hiervan is dat de oplegging van een gevangenisstraf van een aanzienlijk aantal maanden niet in de rede ligt, gelet op de LOVS-oriëntatiepunten en de straffen die doorgaans in dergelijke gevallen worden opgelegd. De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte in het kader van deze strafzaak al 147 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf gelijk aan het aantal dagen dat verdachte inmiddels in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in dit geval een passende straf is. Alles afwegende zal aan verdachte een gevangenisstraf van 147 dagen met aftrek van het voorarrest worden opgelegd.
Contact- en locatieverbod
Evenals de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er in deze zaak aanleiding is om op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht een contact- en locatieverbod aan verdachte op te leggen. Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten zal de rechtbank bevelen dat verdachte zich zal onthouden van ieder contact met het slachtoffer en dat hij zich niet zal ophouden in een straal van 100 meter rondom de drie in het dictum genoemde adressen. De rechtbank legt deze maatregel op voor de duur van 3 jaren. Voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, zal vervangende hechtenis voor een hierna te bepalen duur worden opgelegd.
De rechtbank zal de opgelegde contact- en locatieverboden dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen.
Voorlopige hechtenis
Nu aan verdachte een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest wordt opgelegd, zal de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
Voeging
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.000,00, bestaande uit immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij integraal toe te wijzen, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de omstandigheid dat het slachtoffer een medewerker van de [organisatie] is, niet mag doorwerken in de hoogte van het bedrag aan immateriële schadevergoeding dat eventueel aan haar wordt toegekend. Hiernaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de zaak die door de benadeelde partij ter onderbouwing van de vordering wordt aangehaald wezenlijk verschilt van de onderhavige zaak.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft op schade die een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde mishandeling en bedreiging. De vordering is bovendien voldoende onderbouwd met (onder meer) letselfoto’s en een schriftelijke verklaring van het slachtoffer. Het vorengaande maakt dat de vordering in beginsel voor toewijzing in aanmerking komt. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank wel aanleiding om het gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding te matigen. De rechtbank doet dit mede gelet op de vergoedingen die in vergelijkbare zaken worden toegekend. In de bijlagen bij de vordering wordt verwezen naar een zaak waarin eveneens geweld richting een medewerker van de [organisatie] was toegepast. De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat deze zaak op een belangrijk punt verschilt van de onderhavige zaak. In de aangehaalde zaak is namelijk een poging tot zware mishandeling bewezen verklaard, die er mede uit bestond dat de keel van het slachtoffer meermalen, gedurende langere tijd, met kracht is dichtgeknepen waardoor het slachtoffer de adem werd ontnomen. Dit geweld is nog ernstiger dan het geweld dat in de onderhavige zaak is gebruikt, zoals ook tot uitdrukking komt in de verschillende bewezenverklaringen. Zonder af te willen doen aan de psychische impact die het bewezenverklaarde handelen op de benadeelde heeft gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat er reden is om het gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding te matigen. De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2024 tot de dag van volledige betaling. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 750,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 juni 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 15 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38v, 38w, 285, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair ten laste gelegde en het onder 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 subsidiair ten laste gelegde en het onder 2 en 3 ten laste gelegde bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 147 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidvoor de duur van drie jaren. Deze maatregel houdt in dat verdachte:
 zich zal onthouden van ieder contact met [slachtoffer] (geboren op [1967] );
 zich niet zal ophouden in een straal van 100 meter rondom de volgende adressen:
 [adres 2] , [postcode 2] [plaats] ;
 [adres 3] , [postcode 3] [plaats] ;
 [adres 4] , [postcode 4] [plaats] ;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan, de maatregel wordt vervangen door 14 dagen hechtenis, met een maximale hechtenis van 6 maanden;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van €750,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2024 tot de dag van volledige betaling;
- wijst de vordering voor wat betreft het meer gevorderde af;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat €750,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2024 tot aan de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 15 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.L. Veendrick, voorzitter, mr. N.P.J. Janssens en mr. L.C. Michon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.J. Mol, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 november 2024.
Mr. L.C. Michon is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 28 juni 2024 te Amersfoort ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan een ambtenaar, [slachtoffer] , gedurende en/of
terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer]
- ( met kracht) bij de hals/keel heeft gepakt en/of gegrepen en/of (vervolgens) die
hals/keel dicht heeft gedrukt en/of geknepen, en/of
- meermalen, althans eenmaal in het gezicht heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 juni 2024 te Amersfoort, een ambtenaar, [slachtoffer] ,
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening heeft
mishandeld door die [slachtoffer]
- ( met kracht) bij de hals/keel te pakken en/of te grijpen en/of die hals/keel dicht te
drukken en/of te knijpen,
- meermalen, althans eenmaal in het gezicht te slaan, en/of
- meermalen, althans eenmaal tegen de rug te schoppen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 lid 1 ahf/sub 3° Wetboek van
Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 28 juni 2024 te Amersfoort [slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die
[slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "kankerhoer, ik maak je dood" en/of
"ben je godverdomme weer de politie aan het bellen? Ik weet je te vinden en ik
maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 28 juni 2024 te Amersfoortopzettelijk en wederrechtelijk een
telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in
elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar
gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 juni 2024, genummerd PL0900-2024204114, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, pagina 1 tot en met 44. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 5.
3.Pagina 6.
4.Pagina 12.
5.Pagina 15.
6.Pagina 13.