4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling heeft begaan en spreekt verdachte hiervan vrij.
Bij een poging tot zware mishandeling moet het vereiste opzet gericht zijn op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Naar het oordeel van de rechtbank is hier in deze zaak geen sprake van. Uit de verklaring van aangeefster en de verklaring van getuige [B] blijkt dat verdachte aangeefster bij haar keel heeft gegrepen en in haar gezicht heeft geslagen. In de letselrapportage staat dat aangeefster als gevolg hiervan een roodblauwe verkleuring in de halsstreek en een schram op haar bovenlip en haar kin heeft opgelopen. Verdachte bekent dat hij aangeefster bij haar keel heeft gegrepen, maar ontkent dat hij haar keel heeft dichtgeknepen. Hij zou haar bij haar keel hebben gepakt met de bedoeling om haar opzij te zetten. Deze verklaring van verdachte wordt niet, althans onvoldoende, weersproken door het procesdossier. De rechtbank acht derhalve niet bewezen dat verdachte de bewuste bedoeling (vol opzet) heeft gehad om aangeefster zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank is voorts van oordeel dat ook opzet in voorwaardelijke zin niet kan worden bewezen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er te weinig aanknopingspunten voor de conclusie dat het vastgrijpen van de keel, in combinatie met het slaan en schoppen, een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven heeft geroepen. De rechtbank weegt hierbij mee dat aangeefster heeft verklaard dat zij éénmaal, met één hand, gedurende twee à drie seconden bij haar keel is vastgegrepen. Voorts is niet gebleken dat aangeefster ook geruime tijd na het incident nog last heeft gehad van haar letsel, in het bijzonder van haar nek. Gelet op het vorengaande acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte met zijn gedragingen een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven heeft geroepen. Derhalve zal verdachte worden vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling.
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , inclusief bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 28 juni 2024 reed ik naar een adres in [plaats] samen met mijn cliënt [B] . Ik werk voor [organisatie] .Ik hoorde [verdachte (voornaam)] zeggen dat [B (voornaam)] niet met mij mee zou gaan en dat hij mij een "kanker hoer" noemde. Ik hoorde dat hij "ik maak je dood" naar mij riep. Ik voelde dat er een hand om mijn keel heen ging. Ik voelde dat mijn keel werd dichtgeknepen. Ik voelde dat ik tegen de muur werd aangeduwd en dat mijn keel omhoog werd geduwd. Ik voelde dat ik ongeveer 2 á 3 seconden werd vastgepakt bij mijn keel. Ik voelde dat er meerdere keren, zo'n twee á drie keer, met een hoge snelheid een voet tegen mijn onderrug aan kwam. Ik zag dat hij mijn telefoon afpakte en deze van de trap af gooide. Ik ben daarna in de auto gestapt en hoorde [verdachte (voornaam)] zeggen: "ben je nou godverdomme weer de politie aan het bellen? Ik weet je te vinden en ik maak je dood."
Een geschrift, te weten een letselrapportage opgesteld door [C] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In gelaat op bovenlip een schram, evenzo onder de kin. Hals: wat roodblauwe verkleuring onder niveau van de larynx. Op de rug bilateraal laag thoracaal +/- 5cm van midline schrammen. Miltletsel dan wel vanuit de urinewegen gezien, ook nu bloed in urine.
De verklaring van getuige [B] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De medewerker [
de rechtbank begrijpt: aangeefster] belde de politie en dit maakte [verdachte (voornaam)] erg boos. Ik zag dat [verdachte (voornaam)] de medewerker met twee handen sloeg. Hij trapte haar ook nog en bleef maar slaan en trappen. Ik zag ook dat [verdachte (voornaam)] de medewerker bij haar keel greep. Ik zag dat zij door de klappen en schoppen letsel had in haar gezicht. Ik zag ook dat haar keel nu rood was.
De verklaring van getuige [D] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de man met kracht en met beide vuisten de vrouw in het gezicht sloeg. Ik hoorde dat de man zei: "Vuile kankerhoer, bel de politie maar weer. Jij hoort hier niet." Of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat de man de telefoon van de vrouw afpakte en deze vanaf de eerste verdieping naar beneden op de grond gooide. Ik zag toen dat de man de vrouw schopte op haar rug. Ik zag dat de vrouw en de bewoonster wegliepen vanaf de voordeur en dat zij beiden naar een auto liepen. Ik zag dat zij wegreden. Ik zag en hoorde dat de man nog een aantal scheldwoorden richting de auto riep.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb die mevrouw [
de rechtbank begrijpt: aangeefster] 2 à 3 seconden bij de nek gepakt en opzij gezet. Ik heb haar niet gewurgd. Ik heb wel haar telefoon weggegooid.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1 subsidiair (mishandeling)
De raadsman heeft verzocht om verdachte partieel vrij te spreken van het dichtknijpen van de keel en het slaan. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte aangeefster heeft geslagen. Met betrekking tot het dichtknijpen van de keel overweegt de rechtbank als volgt. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet alleen het vastpakken, maar ook het dichtknijpen van de keel wettig en overtuigend kan worden bewezen. Aangeefster verklaart dat verdachte haar keel heeft vastgepakt en deze ook 2 à 3 seconden heeft dichtgeknepen. Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij gedurende 2 à 3 seconden de keel van aangeefster heeft vastgehad. Getuige [B] verklaart dat de keel van aangeefster na het incident rood geworden was en ook de huisarts heeft een roodblauwe verkleuring in de halsstreek van aangeefster waargenomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat deze verkleuring het gevolg is van kracht- en/of drukuitoefening van de hand van verdachte op de keel van aangeefster. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
Ten aanzien van feit 2 (bedreiging)
De raadsman heeft aangevoerd dat de ten laste gelegde uitlatingen slechts volgen uit de verklaring van aangeefster en niet ondersteund worden door andere bewijsmiddelen in het dossier. Naar het oordeel van de rechtbank wordt de verklaring van aangeefster in voldoende mate ondersteund door de verklaringen van de getuigen. Beide getuigen verklaren dat verdachte erg boos was en volgens getuige [D] heeft verdachte iets als ‘vuile kankerhoer, bel de politie maar weer’, tegen aangeefster gezegd. Ook zou verdachte volgens deze getuige nog een aantal scheldwoorden hebben geroepen op het moment dat aangeefster in de auto zat, hetgeen aangeefster zelf ook verklaart. Naar het oordeel van de rechtbank is het onder deze omstandigheden niet noodzakelijk dat de ten laste gelegde uitlatingen in hun letterlijke bewoordingen gedekt worden door verschillende bewijsmiddelen. Dit brengt de rechtbank tot de slotsom dat de ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend kan worden bewezen.