ECLI:NL:RBMNE:2024:6363

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
16.109656.24,16.109657.24 (ttz. gev.),16.112238.24 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere strafbare feiten, waaronder wapenbezit, rijden onder invloed en mishandeling van ambtenaren

Op 12 november 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die zich schuldig heeft gemaakt aan tien strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor onder andere het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, rijden onder invloed van alcohol als beginnend bestuurder, en het beledigen en mishandelen van ambtenaren in functie. De feiten vonden plaats tussen november 2023 en maart 2024. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 21 november 2023 in Maarsbergen een vuurwapen en munitie voorhanden had, en op 25 november 2023 in Soesterberg als beginnend bestuurder onder invloed van alcohol heeft gereden. Tijdens zijn aanhouding heeft hij zich verzet tegen de politie, hen beledigd en mishandeld. De rechtbank legde een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op van zes maanden met een proeftijd van twee jaar, een taakstraf van 200 uur, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16.109656.24 en 16.109657.24 (ttz. gev.), 16.112238.24 (ttz. gev.)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 november 2024
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 oktober 2024. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. M.S. Martherus- [getuige 2] en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft namens de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] mevrouw [gemachtigde] als gemachtigde het woord gevoerd.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16.109656.24feit 1: op 21 november 2023 te Maarsbergen een vuurwapen (te weten een kogelgeweer) voorhanden heeft gehad;
feit 2: op 21 november 2023 te Maarsbergen drie scherpe patronen voorhanden heeft gehad;
16.109657.24feit 1: op 25 november 2023 te Soesterberg als beginnend bestuurder heeft gereden onder invloed van alcohol (195 microgram/liter uitgeademde lucht);
feit 2: op 25 november 2023 te Zeist gevaarlijk heeft gereden (door te slingeren,(meermaals) met twee wielen door de berm te rijden, zeer dicht langs een paal te rijden en (over een langere afstand) op de tegengestelde rijbaan te rijden);
feit 3: op 25 november 2023 te Soesterberg een ambtenaar in functie ( [benadeelde 2] ) heeft beledigd (door hem meerdere keren in zijn gezicht te spugen);
feit 4: op 25 november 2023 te Soesterberg wederspannig is geweest;feit 5: op 25 november 2023 te Soesterberg een ambtenaar in functie ( [benadeelde 1] ) heeft beledigd door hem meerdere keren 'kanker dikzak' te noemen;
feit 6: op 25 november 2023 te Soesterberg en/of Zeist een ambtenaar in functie ( [benadeelde 1] ) heeft mishandeld door hem in zijn zij, althans op zijn lichaam te trappen en/of te schoppen;16.112238.24feit 1: op 30 maart 2024 te Leersum [aangever 1] heeft mishandeld door die [aangever 1] meerdere keren, althans een keer in/op het gezicht en/of het hoofd te slaan en/of te stompen;
feit 2: op 30 maart 2024 te Leersum opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere deur(en) en/of een plafond van [aangever 2] heeft vernield.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat de rechtbank de zaak inhoudelijk kan behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het voorhanden hebben van het wapen en de munitie (feit 1 en feit 2 van de eerste dagvaarding (parketnummer 16.109656.24)) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hierbij heeft de raadsvrouw wel partieel vrijspraak bepleit voor de onder feit 1 ten laste gelegde zinsnede dat het een vuurwapen betrof dat ‘zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat de aanvalskracht werd verhoogd.’
Met betrekking tot het feitencomplex van de tweede dagvaarding (parketnummer 16.109657.24) heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van feit 1 tot en met feit 4 eveneens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Bij feit 5 en feit 6 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. Zij stelt dat het dossier weliswaar voor beide feiten een aangifte bevat, maar dat deze aangiftes verder niet worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Tenslotte heeft de raadsvrouw ten aanzien van de laatste dagvaarding (parketnummer 16.112238.24) naar voren gebracht dat bij feit 1 sprake is geweest van een noodweersituatie omdat verdachte zich moest verdedigen tegen aangever [aangever 1] . Daarnaast heeft de raadsvrouw primair verzocht om de verklaring van getuige [getuige 1] uit te sluiten van het bewijs omdat deze getuige niet onpartijdig is. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om deze getuigenverklaring met behoedzaamheid te gebruiken. De raadsvrouw heeft ook bij feit 2 van de laatste dagvaarding vrijspraak bepleit vanwege gebrek aan bewijs in het dossier.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen [1]
16.109656.24, feit 1, feit 2:
Deze feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 1 en 2 ten laste gelegde bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit, behalve wat betreft het onderdeel dat de aanvalskracht van het vuurwapen zou zijn verhoogd. Omdat de rechtbank de raadsvrouw, zoals hierna zal worden toegelicht, hierin volgt, volstaat de rechtbank voor het overige met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 oktober 2024
  • Proces-verbaal van bevindingen (aantreffen wapen en munitie) van 21 november 2023 [2]

Proces-verbaal van bevindingen (categorisering wapen en munitie) van 30 november 2023 [3]
16.109657.24, feit 1, feit, 2, feit 3, feit 4, feit 5, feit 6:
Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] van 25 november 2023 (p. 10 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van belediging. [verdachte] spuugde opzettelijk in mijn richting en voor mij bestemd, in het openbaar. Ik voelde dat zijn spuug mij in het gezicht raakte. Ik voelde mij beledigd en vernederd omdat ik zijn spuug voelde in mijn gezicht. Ik werd in naam en eer aangetast. Ik werd tot twee keer toe bespuugd terwijl ik bezig was met mijn politietaak. [4]
Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] van 25 november 2023 (p. 13 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 25 november 2023 had ik een aanhouding. Bij deze aanhouding is geweld gebruikt tegen mij, ik doe daarvan aangifte van mishandeling. Tijdens mijn dienst ben ik tijdens de aanhouding op de [straat] in [plaats 1] moedwillig getrapt in mijn rechterzij. Hiervan ondervond ik pijn. Ook heb ik verwondingen aan mijn vingers van mijn rechterhand en aan mijn knieën. Hiervan ondervond ik ook pijn. [5]
Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] van 26 november 2023 (p. 16 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:Ik doe aangifte van belediging op 25 november 2023 op de [straat] te [plaats 1] . Ik voelde mij beledigd door de volgende teksten die tegen mij werden gezegd: kanker dikzak laat me los; kanker dikzak dit vind je fijn hé; oh nee dit trek je je vast persoonlijk aan kanker dikzak; ga van me af kanker dikzak. [6]
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [benadeelde 1] van 25 november 2023 (p. 44 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag een voertuig voorzien van kenteken [kenteken] , een zilverkleurige Audi A3. Ik kan over het rijgedrag van de bestuurder (de rechtbank begrijpt: verdachte) het volgende verklaren. Het voertuig slingerde over de gehele breedte van de weg. Het voertuig reed meermaals met 2 wielen door de berm heen. Het voertuig reed zeer dicht langs een paal. Het voertuig naderde een bocht. Pas toen het voertuig met de 2 rechterwielen volledig in de berm reed, begon de bestuurder van richting te veranderen. Daarbij minderde het voertuig wederom geen snelheid. Het voertuig reed voor een langere afstand volledig op de tegengestelde rijbaan. [7] Na staandehouding zei ik tegen de bestuurder dat hij zijn arm naar zijn rug moest doen en moest meewerken. Ik voelde dat de bestuurder zijn arm in de tegengestelde richting trok. Ik voelde dat hij zijn benen telkens met veel kracht in tegengestelde richting bewoog van wat ik met zijn benen wilde. Ik voelde de bestuurder zijn lichaam draaide dat hij weer op zijn rug ging liggen. Tijdens dit alles voelde ik dat de bestuurder uit mijn greep wilde loskomen door zich in tegengestelde richtingen te bewegen. Ik zag dat de bestuurder zijn been naar achter bewoog en met veel kracht in de richting van mij bewoog. Ik voelde dat zijn been mijn rechterzij, tussen mijn koppel en mijn veiligheidsvest, met veel kracht raakte. Later begon ik ook daadwerkelijke pijn te voelen in mijn rechterzij waar ik was geraakt door de trap van de bestuurder. [8] Ik zag, voelde en hoorde de bestuurder doorging met tegenstribbelen, worstelen en proberen los te komen. Ik zag dat de bestuurder tufte in de richting van collega [benadeelde 2] . Ik zag, voelde en hoorde de bestuurder tekeergaan en begon zich nog heviger te verzetten. Opnieuw tufte de bestuurder in de richting van collega [benadeelde 2] . Ik zag dat de bestuurder opnieuw met zijn benen in de richting van mij en collega [benadeelde 2] aan het trappen was. Ik zag dat er verwondingen zaten op mijn pink en ringvinger van mijn rechterhand. Ik zag dat de huid van deze twee vingers beschadigd was en dat er helder bloed op mijn vingers zat en over mijn vingers droop. [9]
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [benadeelde 2] van 25 oktober 2023 (p. 36 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik kan over het rijgedrag van de bestuurder (de rechtbank begrijpt: verdachte) het volgende verklaren. Ik zag dat het voertuig slingerde over de gehele breedte van de weg. Ik zag dat het voertuig aan de rechterzijde meerdere malen door de berm heen reed. Ik zag dat het voertuig zeer dicht langs de palen aan de rechterzijde van de weg reed. Ik zag dat het voertuig op de tegengestelde rijbaan reed. [10] Na staandehouding trok ik aan de linkerarm van de bestuurder om te voorkomen dat hij verder kon rijden. Ik voelde dat hij zijn arm van mij wegtrok. Ik voelde dat de bestuurder zich probeerde los te trekken. [11]
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 25 november 2023 (p. 40 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik keek op de snelheidsmeter en zag dat wij ongeveer 64 tot 70 kilometer per uur reden. Ik zag dat de Audi A3 voor ons op het laatste moment de bocht instuurde. Hierbij reed de bestuurder (de rechtbank begrijpt: verdachte) rakelings langs een bermpaal. Ik zag dat de bestuurder veel aan het slingeren was en elke keer bijna de berm in reed. [12] Na staande houding zag ik dat de bestuurder op de grond lag te worstelen met collega's. Ik hoorde verdachte schreeuwen en vloeken. Ik hoorde veel scheldwoorden met kanker. Ik zag dat een collega transportboeien wilde doen om zijn benen omdat hij zo aan het trappen was. [13]
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 25 november 2023 (p. 50 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ter controle van de Wegenverkeerswet 1994 werd een onderzoek ingesteld. Daaruit bleek, dat een persoon als bestuurder van een voertuig personenauto, Audi A3; Tdi 66, kenteken [kenteken] , bij dat verkeersongeval betrokken was (de rechtbank begrijpt: verdachte). Het betrof hier een bestuurder in het bezit van een rijbewijs B afgegeven vóór de leeftijd van 18 jaar in het kader van begeleid rijden en sedert de datum van afgifte van rijbewijs B nog geen vijf jaren zijn verstreken. Ik zag dat het ademtestapparaat een alcoholindicatie aangaf. [14] Op 25 november 2023 heeft verdachte zich onderworpen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8 lid 3, onder a, Wegenverkeerswet 1994. [15]
Een geschrift, te weten het brondocument van het resultaat van de ademanalyse van 25 november 2023 (pagina 48), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Achternaam: [verdachte] . Voornaam: [verdachte] . Ademonderzoek resultaat: 195 µg/l.
16.112238.24, feit 1, feit 2:
Proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] van 30 maart 2024 (p. 13 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:Ik doe aangifte van mishandeling. Op 30 maart 2024 om 00:44 uur werd ik gebeld door mijn dochter. Ik hoorde haar zeggen dat er mensen voor de deur stonden die binnen probeerden te komen. Ik ben meteen naar mijn dochter toe gegaan. Ik zag een jongen tegen de buitendeur slaan en trappen. Hij kwam op me af met maaiende bewegingen van zijn armen. Zijn vuisten waren gebald. Hij was echt woest. Met een van zijn vuisten raakte hij mijn rechteroog, bij mijn jukbeen. Hij ging door met mij proberen te raken. [16]
Proces-verbaal van eerste verhoor getuige [getuige 1] van 30 maart 2024 (p. 41 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:Ik ben getuige geweest van een mishandeling. Ik zag dat de jongen (de rechtbank begrijpt: verdachte) op de vader (de rechtbank begrijpt: aangever [aangever 1] ) afrende. Ik zag dat hij met zijn vuisten insloeg op de vader. [17]
Proces-verbaal van tweede verhoor getuige [getuige 1] van 30 maart 2024 (p. 37 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het was 1 harde vuistslag. De jongen raakte de vader ter hoogte van zijn wenkbrauw. [18]
Proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] van 2 april 2024 (p. 19 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:Ik doe aangifte van vernieling. Ik ben eigenaar van een aantal woningen op de [adres 2] te [plaats 2] , genummerd [nummer 1] tot en met [nummer 2] . Op 30 maart 2024 werd ik gebeld door een van de huurders genaamd [aangever 1] . [aangever 1] huurt woning [nummer 2] . Ik hoorde [aangever 1] zeggen dat [verdachte] de deur van zijn woning had geprobeerd in te trappen. Op 30 maart 2024 omstreeks 18:00 uur ben ik naar de woningen gegaan. Daar zag ik schade aan de voordeur van woning [nummer 2] . Ik zag meerdere zwarte vegen op de deur; zag en voelde dat het slot niet meer goed vast zat in de deur; krassen op de deur. Het repareren van de deze deur zal vermoedelijk 100-125 euro kosten. [19]
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 30 maar 2024 (p. 34 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:Ik zag [verdachte] met een dame staan en zag dat zij aan het bonken waren op de kamerdeur van kamer [nummer 2] . Ook zag ik dat [verdachte] en de dame meerdere krachtige trappen gaven op dezelfde kamerdeur, dat beiden meerdere malen hard aan het slaan waren op dezelfde kamerdeur en dat beiden meerdere harde duwen tegen dezelfde kamerdeur gaven. Ook gebruikten beiden hun schouders om tegen de deur te duwen/stoten. [20]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
4.3.2.
Bewijsoverwegingen
Wet Wapens en Munitie
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat niet bewezen kan worden dat het bij verdachte aangetroffen vuurwapen ‘zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat de aanvalskracht werd verhoogd’. Het wapen had weliswaar een ingekorte loop (waardoor het minder zichtbaar kon worden gedragen), maar uit het proces-verbaal van de categorisering van het wapen blijkt niet dat daarmee de aanvalskracht verhoogd werd. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Mishandeling [aangever 1]
Ter zitting heeft verdachte bekend [aangever 1] te hebben geslagen. De raadsvrouw heeft echter betoogd dat verdachte bij deze mishandeling heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, omdat hij zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waarbij de verdediging noodzakelijk en proportioneel was. Volgens verdachte kwam [aangever 1] meteen op hem af en sloeg die verdachte eerst, waarna ze gezamenlijk op de grond belandden, met [aangever 1] bovenop. Pas toen heeft verdachte teruggeslagen, waarna hij door de overige aanwezigen op zijn hoofd is geschopt.
De rechtbank acht dit noodweer-scenario niet aannemelijk en overweegt daartoe als volgt. Meerdere getuigen, waaronder [getuige 3] , [getuige 2] en [aangever 1] zelf hebben verklaard dat verdachte met geweld probeerde de kamer van [getuige 3] binnen te komen en dat hij zeer agressief was op het moment dat [aangever 1] ter plaatse kwam. Vervolgens hebben zowel [aangever 1] als [getuige 1] - die vanuit het dakraam toekeek en hierover tweemaal heeft verklaard - verklaard dat verdachte direct na een zeer korte woordenwisseling op [aangever 1] is afgevlogen en daarbij de eerste klap heeft uitgedeeld. Deze bewijsmiddelen weerleggen het door verdachte geschetste scenario, reden waarom het noodweerverweer wordt verworpen.
Daarbij heeft de raadsvrouw nog betoogd dat de verklaring van [getuige 1] van het bewijs zou moeten worden uitgesloten, omdat die getuige niet onpartijdig zou zijn en pas de dag na het incident zou zijn gehoord, waardoor hij zijn verklaring zou hebben kunnen afstemmen. De rechtbank volgt de raadsvrouw hierin niet. De verklaringen van [getuige 1] , die hij overigens heeft afgelegd kort na het feit en later op dezelfde dag van het feit, passen in het door de overige bewijsmiddelen geschetste beeld en komen op de rechtbank in het geheel niet afgestemd over. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om die verklaring niet voor het bewijs te gebruiken.
Vernieling
De rechtbank acht op basis van de aangifte en de verklaring van getuigen [getuige 3] en [getuige 2] ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een deur (te weten de deur van kamer [nummer 2] ) heeft vernield. Het dossier bevat voor de vernieling van de andere deur(en) en het plafond naar oordeel van de rechtbank echter onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Weliswaar bevinden zich foto’s in het dossier van andere schades, maar er is geen bewijs dat verdachte daarvoor verantwoordelijk is geweest. Verdachte zal van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Het voorgaande leidt tot de volgende bewezenverklaring.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16.109656.24
feit 1op 21 november 2023 te Maarsbergen een wapen van categorie II, onder 3 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen, een enkelloops kogelgeweer, merk/model onbekend, kaliber .22LR, zijnde een vuurwapen dat zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was voorhanden heeft gehad;
feit 2op 21 november 2023 te Maarsbergen munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten 3 scherpe patronen van het merk Swartklip van het kaliber .22LR voorhanden heeft gehad;
16.109657.24
feit 1op 25 november 2023 te Soesterberg als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 195 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven;
feit 2op 25 november 2023 te Zeist, althans te Nederland, als bestuurder van een voertuig (een personenauto), daarmee rijdende op de weg, het Zeisterspoor en de Richelleweg ,
- heeft geslingerd over de gehele breedte van de weg
- (meermaals) met twee wielen door de berm heen heeft gereden
- zeer dicht langs een paal heeft gereden
- (over een langere afstand) op de tegengestelde rijbaan heeft gereden, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd;
feit 3op 25 november 2023 te Soesterbergopzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde 2] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Midden-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door die [benadeelde 2] meerdere keren in het gezicht te spugen;
feit 4op 25 november 2023 te Soesterberg zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [benadeelde 2] en [benadeelde 1] , werkzaam als (hoofd)agent bij de Eenheid Midden-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door
- een of meerdere keren zijn arm(en) in tegengestelde richting te bewegen dan de
richting die verbalisant(en) hem trachtten te bewegen en
- een of meerdere keren schoppende/trappende bewegingen te maken naar, althans
in de richting van, voornoemde verbalisant(en);
feit 5op 25 november 2023 te Soesterbergopzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde 1] , werkzaam als agent bij de Eenheid Midden-Nederland, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem meerdere keren de woorden toe te voegen: "kanker dikzak";
feit 6op 25 november 2023 te Soesterberg een ambtenaar, [benadeelde 1] , werkzaam als agent bij de Eenheid Midden-Nederland, gedurende ende rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die van [benadeelde 1] in zijn zij te trappen;
16.112238.24
feit 1op 30 maart 2024 te Leersum [aangever 1] heeft mishandeld door die [aangever 1] in het gezicht te stompen;
feit 2op 30 maart 2024 te Leersum opzettelijk en wederrechtelijk een deur die geheel aan [aangever 2] toebehoorde heeft vernield.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16.109656.24:
feit 1, feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie, meermalen gepleegd;
16.109657.24:
feit 1: overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (195 microgram);
feit 2: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 3, feit 5: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 4, feit 6: eendaadse samenloop van wederspannigheid en mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
16.112238.24:
feit 1: mishandeling;
feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Reclassering;
- een taakstraf van 200 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 100 dagen hechtenis;
- voor de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet: een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft met klem verzocht geen gevangenisstraf op te leggen. De raadsvrouw benadrukt daarbij de jonge leeftijd van verdachte, dat hij op eigen initiatief hulp heeft gezocht en dat een gevangenisstraf het geplande intakegesprek voor zijn behandeling zou doorkruisen. Daarnaast is ook artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht aan de orde, wat volgens de raadsvrouw in strafmatigende zin zou moeten worden meegewogen. De raadsvrouw verzoekt daarom om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen (met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Reclassering) en refereert zich voor de duur daarvan aan het oordeel van de rechtbank. Tenslotte geeft de raadsvrouw aan dat verdachte bereid en in staat is om een eventuele taakstraf uit te voeren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in relatief korte tijd schuldig gemaakt aan een hele reeks strafbare feiten
De rechtbank vindt het allereerst zorgelijk dat verdachte in zijn auto een vuurwapen met scherpe munitie voorhanden heeft gehad. Daarnaast heeft hij zich als beginnend bestuurder misdragen: hij heeft niet alleen gevaarlijk rijgedrag vertoond en gereden onder invloed van alcohol, met alle risico’s voor hem en omstanders van dien, maar hij heeft ook bij zijn aanhouding agenten tegengewerkt, beledigd, bespuugd en mishandeld. De rechtbank is van oordeel dat deze geweldsexplosie richting de politie, die daar slechts hun werk deden, alle perken te buiten is gegaan. Daar is het echter niet bij gebleven, want verdachte heeft een paar maanden later nog een andere mishandeling gepleegd en een deur vernield. Dat maakt dat er sprake is van tien strafbare feiten: niet alleen gevaarlijke en hinderlijke feiten, maar ook feiten die voor pijn, letsel en angst hebben gezorgd bij de betrokkenen. Dat neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Strafblad
Daarnaast heeft de rechtbank bij haar beslissing rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 26 september 2024. Hieruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor rijden onder invloed van alcohol en dus recidive heeft voor het overtreden van de Wegenverkeerswet.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank ziet aan de andere kant ook dat verdachte nog jong is en kampt met psychische problematiek. De Reclassering heeft op 21 oktober 2024 een rapportage over verdachte opgemaakt, waarin wordt benadrukt dat het psychosociaal functioneren van verdachte in combinatie met het middelengebruik als de voornaamste risicofactoren moeten worden gezien. Inmiddels gaat het beter met verdachte en is hij tot het inzicht gekomen dat er iets moet veranderen. Hij is weer thuis gaan wonen, is gestopt met het gebruik van drugs en alcohol en heeft zich vrijwillig aangemeld voor hulpverlening.
De Reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen omdat zij geen indicaties zien voor het Jeugdstrafrecht: verdachte heeft werk, heeft geen verstandelijke beperking, functioneert conform zijn kalenderleeftijd en is in staat om zijn eigen handelen te organiseren. Hij woont weliswaar (weer) bij zijn ouders, maar de Reclassering acht een gezinsgerichte aanpak niet noodzakelijk. Bij een veroordeling adviseren zij een (deels) voorwaardelijke straf met een aantal bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij de Reclassering, gedragsinterventie (gericht op verslaving en middelengebruik|), ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole. Tenslotte wordt een gevangenisstraf niet wenselijk geacht: verdachte heeft in de eerste plaats behandeling nodig.
Adolescentenstrafrecht
Met de Reclassering ziet de rechtbank in de persoon van verdachte geen aanleiding voor toepassing van het Jeugdstrafrecht. De rechtbank zal verdachte daarom bestraffen conform het volwassenenstrafrecht, maar daarbij wel rekening houden met zijn jonge leeftijd.
Strafoplegging
De feiten die verdachte heeft gepleegd, zeker in een zo korte periode op elkaar volgend, rechtvaardigen de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In het bijzonder het voorhanden hebben in zijn auto van een vuurwapen met munitie, is een ernstig feit, maar specifiek op dat punt weegt de rechtbank mee dat er geen aanwijzingen zijn dat verdachte, zoals hij zelf ook verklaard heeft, daarmee een ander kwaad wilde doen of strafbare feiten wilde plegen. Verdachte wilde daarmee zichzelf van het leven beroven, reden waarom de rechtbank dit feit in de eerste plaats ziet als een schreeuw om hulp.
Ook heeft de rechtbank, zoals gezegd, oog voor de jonge leeftijd van verdachte en het feit dat hij een nieuwe koers lijkt te zijn ingeslagen. Verdachte zegt hulp te hebben gezocht en deze donkere periode uit zijn leven inmiddels enigszins achter zich te hebben gelaten. De rechtbank wil dit traject niet doorkruisen door oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank zal, alles afwegend, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank ziet, in navolging van het advies van de Reclassering, dat verdachte (vooral) behandeling nodig heeft, dus zal de bijzondere voorwaarden die de Reclassering geadviseerd heeft (en die zijn opgenomen in het dictum van dit vonnis) verbinden aan deze straf. De rechtbank acht deze voorwaardelijke gevangenisstraf passend om als stok achter de deur te dienen en hoopt dat verdachte daarmee de ingezette positieve ontwikkeling kan voortzetten en niet opnieuw zal vervallen in het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank is echter ook van oordeel dat gelet op de ernst en het gehele samenstel van strafbare feiten niet alleen met een voorwaardelijke straf kan worden volstaan. De rechtbank zal verdachte daarom, naast de voorwaardelijke gevangenisstraf, nog een taakstraf van 200 uur (met aftrek van het voorarrest) opleggen
Tenslotte zal de rechtbank voor de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet een voorwaardelijke rijontzegging voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar opleggen. Deze laatste straf is hoger dan de rijontzegging die de officier van justitie heeft geëist. De reden hiervoor is dat de rechtbank het gevaarlijke rijgedrag van verdachte – op klaarlichte dag - en het feit dat hij, ondanks zijn jonge leeftijd, al eerder veroordeeld is voor rijden onder invloed, zwaarder heeft gewogen dan de officier van justitie lijkt te hebben gedaan.

9.BENADEELDE PARTIJEN

Benadeelde partij [benadeelde 1]
heeft zich in de zaak met parketnummer 16.109657.24 als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van 325 euro. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 en feit 6 ten laste gelegde. Hij heeft door het handelen van verdachte pijn en letsel opgelopen.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
heeft zich in de zaak met parketnummer 16.109657.24 als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van 375 euro. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3 ten laste gelegde. Hij is hierdoor in zijn eer geschaad.
Benadeelde partij [aangever 2]
heeft zich in de zaak met parketnummer 16.112238.24 als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van 400 euro. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit. Deze kosten bestaan uit het repareren van, volgens de benadeelde, door verdachte vernielde deuren en een plafond.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van benadeelde partijen Van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] goed zijn onderbouwd en zien op rechtsreeks geleden schade. Daarom kunnen deze vorderingen integraal worden toegewezen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van benadeelde partij [aangever 2] dient volgens de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard te worden omdat deze onvoldoende onderbouwd is.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat de vordering van benadeelde partij Van [benadeelde 1] moet worden afgewezen omdat zijn aangifte niet wordt ondersteund door de rest van het dossier. Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] heeft de raadsvrouw geen standpunt ingenomen en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Tenslotte dient de vordering van [aangever 2] volgens de raadsvrouw primair te worden afgewezen (vanwege de bepleite vrijspraak). Subsidiair stelt de raadsvrouw dat benadeelde partij [aangever 2] niet-ontvankelijk verklaard dient te worden omdat de vordering onvoldoende onderbouwd is.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [benadeelde 1]
Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek hebben benadeelde partijen recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van immateriële schade indien zij ten gevolge van de strafbare feiten letsel hebben opgelopen, in hun eer of goede naam zijn geschaad of op andere wijze in hun persoon zijn aangetast.
De rechtbank is van oordeel dat benadeelde partij Van [benadeelde 1] als rechtstreeks gevolg van het handelen van verdachte schade heeft geleden. Hij heeft door toedoen van verdachte niet alleen fysiek letsel opgelopen, maar is ook in zijn eer en goede naam geschaad, wat maakt dat er een wettelijke grondslag is voor een schadevergoeding. De rechtbank is van oordeel dat de vordering voldoende onderbouwd is en dat de benadeelde partij duidelijk naar voren heeft gebracht dat hij hier, tot op de dag van vandaag, last van heeft gehad. De rechtbank zal de vordering, waarvan de hoogte de rechtbank niet onbillijk voorkomt, daarom integraal toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 november 2023 tot de dag van volledige betaling.
Proceskostenveroordeling
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van 325 euro te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 november 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 6 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen hierboven is overwogen met betrekking tot benadeelde partij Van [benadeelde 1] ook geldt voor benadeelde partij [benadeelde 2] . [benadeelde 2] heeft immers, net als Van [benadeelde 1] , door toedoen van verdachte niet alleen fysiek letsel opgelopen, maar is ook in zijn eer geschaad. Bovendien heeft [benadeelde 2] toegelicht dat hij, doordat verdachte hem bespuugd heeft, een kuur tegen (mogelijk) hepatitis B heeft moeten ondergaan. Die kuur was, ten tijde van de terechtzitting, nog altijd niet afgerond. De rechtbank is van oordeel dat ook deze vordering daarmee voldoende onderbouwd is en dat de [benadeelde 2] duidelijk naar voren heeft gebracht dat hij hierdoor schade heeft geleden. De rechtbank zal daarom de schade naar billijkheid vaststellen op het gevorderde bedrag en ook deze vordering integraal toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 november 2023 tot de dag van volledige betaling.
Proceskostenveroordeling
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van 375 euro te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 november 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 7 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [aangever 2]
De rechtbank constateert dat benadeelde partij [aangever 2] zijn verzoek niet heeft onderbouwd met facturen van herstelwerkzaamheden. De rechtbank is evenwel - anders dan de officier van justitie en de raadsvrouw - niet van oordeel dat dit tot gevolg moet hebben dat de vordering in zijn geheel niet-ontvankelijk verklaard wordt.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van vernieling (beschadiging) van één deur. Hierdoor is schade ontstaan waarvoor verdachte aansprakelijk is. In zijn aangifte heeft [aangever 2] de kosten voor het herstel van deze deur begroot op een bedrag van 125 euro. Dat bedrag komt de rechtbank niet onaannemelijk voor, reden waarom zij dat bedrag, met gebruikmaking van haar schattingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek, zal toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 maart 2024 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft ook een bedrag gevorderd bestaande uit schade aan een andere deur en een plafond. De rechtbank spreekt verdachte daarvan echter vrij. Niet geoordeeld kan worden dat deze gevorderde schade is toe te rekenen aan verdachte. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangever 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van 125 euro te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 maart 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 2 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 55, 57, 62, 63, 180, 266, 267, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie en de artikelen 5, 8, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart de onder 1 en 2 (16.109656.24) ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 (16.109657.24) ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart de onder 1 en 2 (16.112238.24) ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Strafbaarheid
  • verklaart de onder 1 en 2 (16.109656.24) ten laste gelegde feiten strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 (16.109657.24) ten laste gelegde feiten strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart de onder 1 en 2 (16.112238.24) ten laste gelegde feiten strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
  • verklaart verdachte strafbaar.
Strafoplegging
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
  • als algemene voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • als bijzondere voorwaarden gelden gedurende de proeftijd de volgende:

Meldplicht bij Reclassering
Verdachte meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Inforsa op het adres Wittevrouwenkade 6, 3512 CR te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de Reclassering, zo vaak en zolang de Reclassering dat nodig vindt.

Ambulante behandeling
Verdachte laat zich behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de Reclassering. Verdachte staat op de wachtlijst voor een intake. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de Reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.

Gedragsinterventie middelengebruik
Indien de wachtlijst voor behandeling bij Fivoor daar naar het oordeel van de Reclassering aanleiding toe geeft, neemt verdachte, in afwachting van behandeling, actief deel aan de gedragsinterventie Leefstijltraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De Reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.

Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Verdachte verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de Reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de Reclassering voor hem heeft opgesteld.

Dagbesteding
Verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.

Meewerken aan middelencontrole
Verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De Reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De Reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
- waarbij de Reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
  • beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 100 dagen hechtenis;
  • ontzegt verdachte ter zake van het onder feit 2 (16.109657.24) bewezen verklaarde de
  • bepaalt dat de ontzegging niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.
Benadeelde partij Van [benadeelde 1]
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] integraal toe;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag van 325 euro, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 november 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat 325 euro te betalen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 november 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling te vervangen door 6 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
  • wijst de vordering van [benadeelde 2] integraal toe;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag van 375 euro, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 november 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat 375 euro te betalen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 november 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling te vervangen door 7 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Benadeelde partij [aangever 2]
  • wijst de vordering van [aangever 2] toe tot een bedrag van 125 euro;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 maart 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [aangever 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 2] aan de Staat 125 euro te betalen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 maart 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling te vervangen door 2 dagen, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Sanders, voorzitter, mr. J.F. Haeck en mr. L.E. Verschoor-Bergsma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Besselink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 november 2024.
Bijlage: de gewijzigde tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16.109656.241
hij op of omstreeks 21 november 2023 te Maarsbergen, gemeente Utrechtse Heuvelrug een wapen van categorie II, onder 3, te weten een vuurwapen, een enkelloops kogelgeweer, merk/model onbekend, kaliber .22LR zijnde een vuurwapen dat zodanig was vervaardigd of gewijzigd dat het dragen niet of minder zichtbaar was en/of dat de aanvalskracht werd verhoogd voorhanden heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 21 november 2023 te Maarsbergen, gemeente Utrechtse Heuvelrug munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten 3 scherpe patronen van het merk Swartklip van het kaliber .22LR voorhanden heeft gehad;
16.109657.241
hij op of omstreeks 25 november 2023 te Soesterberg , gemeente Soest, althans te Nederland als bestuurder van een motorrijtuig, een personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 195 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven;
2
hij op of omstreeks 25 november 2023 te Zeist, althans te Nederland, als bestuurder van een voertuig (een personenauto), daarmee rijdende op de weg, het Zeisterspoor en de Richelleweg ,
- heeft geslingerd over de gehele breedte van de weg
- (meermaals) met twee wielen door de berm heen heeft gereden
- zeer dicht langs een paal heeft gereden
- (over een langere afstand) op de tegengestelde rijbaan heeft gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
3
hij op of omstreeks 25 november 2023 te Soesterberg , gemeente Soest, althans te Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde 2] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Midden-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door die [benadeelde 2] meerdere keren, althans een keer in het gezicht te spugen;
4
hij op of omstreeks 25 november 2023 te Soesterberg , gemeente Soest, althans te Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] , werkzaam als (hoofd)agent bij de Eenheid Midden-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte door
- een of meerdere keren zijn arm(en) in tegengestelde richting te bewegen dan de
richting verbalisant(en) hem trachtten te bewegen en/of
- een of meerdere keren schoppende/trappende bewegingen te maken naar, althans in de richting van, voornoemde verbalisant(en);
5
hij op of omstreeks 25 november 2023 te Soesterberg , gemeente Soest, althans te Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde 1] , werkzaam als agent bij de Eenheid Midden-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem een of meerdere keren de woorden toe te voegen: "kanker dikzak" , althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
6
hij op of omstreeks 25 november 2023 te Soesterberg en/of te Zeist, althans te Nederland, een ambtenaar, [benadeelde 1] , werkzaam als agent bij de Eenheid Midden-Nederland, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die van [benadeelde 1] in zijn zij, althans zijn lichaam te trappen en/of schoppen;
16.112238.241
hij op of omstreeks 30 maart 2024 te Leersum , gemeente Utrechtse Heuvelrug [aangever 1] heeft mishandeld door die [aangever 1] meerdere keren, althans een keer in/op het gezicht en/of het hoofd te slaan en/of te stompen;
2
hij op of omstreeks 30 maart 2024 te Leersum , gemeente Utrechtse Heuvelrug opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere deur(en) en/of een plafond, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 maart 2024 genummerd PL0900-2024083350, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 59 (dossier I), een proces-verbaal van 14 april 2024 genummerd PL0900-2023361994, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 72 (dossier II) en een proces-verbaal van 4 april 2024 genummerd PL0900-2024099435, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 103 (dossier III). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.p. 8 e.v. (dossier I)
3.p. 36 e.v. (dossier I)
4.p. 10 (dossier II)
5.p. 13 (dossier II)
6.p. 16 (dossier II)
7.p. 44 (dossier II)
8.p. 45 (dossier II)
9.p. 46 (dossier II)
10.p. 36 (dossier II)
11.p. 37 (dossier II)
12.p. 40 (dossier II)
13.p. 41 (dossier II)
14.p. 50 (dossier II)
15.p. 51 (dossier II)
16.p. 13 (dossier III)
17.p. 41 (dossier III)
18.p. 38 (dossier III)
19.p. 19 (dossier III)
20.p. 34 (dossier III)