ECLI:NL:RBMNE:2024:6360

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
16-233956-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van levensgezel met heropening van het onderzoek en schorsing van de zaak

In deze strafzaak, behandeld door de politierechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 24 oktober 2024, staat de verdachte, geboren in Syrië in 1978, terecht voor de mishandeling van zijn echtgenote in de periode van 17 juni 2024 tot en met 17 juli 2024. De zaak is op tegenspraak behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. R. den Uijl-de Wildt, de verdachte beschuldigt van meermalen mishandeling. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. N. Hannaart, pleit voor vrijspraak, stellende dat de mishandeling het gevolg was van een ongeluk tijdens een ruzie.

De politierechter heeft de verklaringen van de dochters van de verdachte als geloofwaardig beoordeeld. Zij hebben verklaard dat de verdachte zijn echtgenote vaak mishandelt, ook met een riem. De politierechter heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is voor de mishandeling, onderbouwd door de medische bevindingen van het letsel bij het slachtoffer. De verdachte ontkent echter de beschuldigingen en heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor de verwondingen van zijn echtgenote.

De politierechter heeft besloten het onderzoek te heropenen en te schorsen, omdat er behoefte is aan een nieuwe reclasseringsrapportage. Dit is noodzakelijk om het recidiverisico van de verdachte beter in kaart te brengen, vooral gezien de ernst van de mishandeling en de impact op de slachtoffers. De zaak zal op een later tijdstip worden hervat, waarbij de reclassering ook andere betrokken instanties zal betrekken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16-233956-24 (P)
Tussenvonnis van de politierechter van 24 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] (
Syrië),
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 oktober 2024
De politierechter heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R. den Uijl-de Wildt en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. N. Hannaart, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
in de periode van 17 juni 2024 tot en met 17 juli 2024 te [woonplaats] zijn echtgenote [slachtoffer] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de politierechter is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde omdat sprake is geweest van een ongeluk. Verdachte heeft het slachtoffer per ongeluk geraakt toen zij tussen verdachte en hun zoon kwam staan tijdens een ruzie. Van opzet is geen sprake.
De raadsman heeft subsidiair bepleit dat een korte pleegperiode bewezen kan worden verklaard, namelijk alleen 17 juli 2024. De tenlastegelegde pleegperiode is met name gebaseerd op de verklaringen van de dochters van verdachte, maar zij noemen geen tijdstip waarop de mishandelingen zouden zijn begonnen.
4.3
Het oordeel van de politierechter
Bewijsmiddelen [1]
Uit een
proces-verbaal van bevindingen [2] van verbalisant [verbalisant 1] van 18 juli 2024, zakelijk weergegeven, volgt:
Op woensdag 17 juli 2024 kregen wij van de centralist van de meldkamer te Lelystad het verzoek te gaan naar de [adres] te [woonplaats] . Ter plaatse zag ik dat er een aantal mensen voor de woning aan de [adres] te [woonplaats] stonden en dat de deur van deze woning open stond. Ik zag dat er een man in de gang stond. Ik zag dat mijn collega in gesprek ging met deze man die zich later identificeerde als [verdachte] . Ik zag dat er een vrouw op de trap stond, die later [slachtoffer] bleek te zijn.
Verhaal [getuige 1]
Ik zag dat er een jonge vrouw in de gang stond. Ik vroeg wat haar naam was. Dit bleek [getuige 1] te zijn. Ik vroeg aan [getuige 1] of ik haar buiten mocht spreken. [getuige 1] liep mee naar buiten. Wij gingen op een afstand staan waarop de personen bij de woning ons niet konden horen. Ik hoorde [getuige 1] zeggen dat er vanavond een conflict had plaatsgevonden tussen haar moeder [slachtoffer] en vader [verdachte] . Ik hoorde [getuige 1] zeggen dat [slachtoffer] iets op de telefoon van [verdachte] had gezien en dat zij hier vragen over stelde aan [verdachte] . Ik hoorde [getuige 1] zeggen dat [verdachte] hier vervolgens boos om werd en [slachtoffer] op verschillende plekken sloeg, onder andere in het gezicht. Ik hoorde [getuige 1] zeggen dat [verdachte] [slachtoffer] vaker sloeg, maar normaliter niet in het gezicht maar op plekken waar kleding overheen zit zodat anderen dit niet zagen. Ik hoorde [getuige 1] zeggen dat [verdachte] ook had geslagen met een kabel. Ik hoorde [getuige 1] zeggen dat zij niet eerlijk mocht zijn tegen de politie van [verdachte] en [slachtoffer] omdat [verdachte] anders wat zou aan doen. Ik zag dat [getuige 1] tranen in haar ogen had en hoorde dat ze haar verhaal met lichte paniek in haar stem vertelde.
Verhaal [getuige 2]
Ik zag dat [getuige 2] naar buiten kwam. Ik ging met [getuige 2] op een gepaste afstand van de woning staan waarbij de personen bij de woning ons gesprek niet konden horen. Ik zei tegen [getuige 2] dat ik van [getuige 1] had gehoord wat er vandaag gebeurd was en dat ik dat ook graag van haar wilde horen. Ik zag dat [getuige 2] tranen in haar ogen had. Ik hoorde [getuige 2] zeggen dat ze niet precies wist wat de aanleiding van de ruzie van vanavond was maar dat ze [verdachte] hard had zien slaan tegen [slachtoffer] . Ik hoorde [getuige 2] zeggen dat [verdachte] vaker mensen uit het gezin slaat als er iets niet goed gaat.
Moeder [slachtoffer]
Ik zag dat [slachtoffer] in de gang van de woning stond. Ik zag dat zij een verse wond op haar linkerwang had. Ik zag dat deze wond een cirkel van ongeveer twee centimeter betrof welke onderhuids rood was. Ik zag dat er op de helft van de buitenkant van deze cirkel huid weg was en er bloed zat.
Uit een
proces-verbaal van bevindingen met fotobijlagen [3] van verbalisant [verbalisant 2] van 18 juli 2024, zakelijk weergegeven, volgt:
Ik zag dat [slachtoffer] op haar linkerwang een verse wond had. Ik zag dat deze wond een rondje was van ongeveer twee centimeter. Ongeveer de grootte van een twee euro munt. Ik zag dat er op deze plek wat huid weg was en dat er bloed te zien was. Ik vroeg aan [slachtoffer] of zij letsel op haar lichaam had en of ik deze mocht zien. Ik zag dat [slachtoffer] haar mouwen van haar bovenkleding omhoog deed. Ik zag dat zij op haar rechteronderarm een paar rode striemen had. Ogenschijnlijk was dit letsel vers. Ik zag dat [slachtoffer] haar bovenkleding omhoog deed. Ik zag dat zij boven haar rechterborst, onder haar sleutelbeen rode plekken had. Ogenschijnlijk was dit letsel ook vers. Ik zag dat zij op haar onderrug aan de rechterzijde twee rode strepen (letsel) had zitten. Ik zag dat zij op het midden van haar onder ook wat rode plekken (letsel) had. Ik zag dat [slachtoffer] ook aan de linkerzijde in het midden van haar rug rode strepen (letsel) had zitten.
Ik sprak de 17-jarige dochter van [slachtoffer] in de slaapkamer. Ik zag een riem op het bed liggen. Ik hoorde dat de dochter zei dat haar vader haar moeder soms met deze riem slaat.
Bewijsoverweging
De politierechter is op basis van het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken van oordeel dat verdachte zijn echtgenote heeft mishandeld, en dat van een ongeluk zoals verdachte heeft verklaard, geen sprake is. De politierechter overweegt hiertoe als volgt.
Door twee dochters van verdachte is een getuigenverklaring afgelegd en de politierechter acht deze verklaringen geloofwaardig. In dit verband is allereerst van belang de manier waarop de verklaringen zijn afgelegd. Beide dochters hebben afzonderlijk van elkaar een verklaring afgelegd, en waren geëmotioneerd op het moment dat zij door de verbalisant werden gehoord. De verbalisant heeft hen mee moeten nemen verder van de woning af, voordat zij een verklaring wilden afleggen. Voorts is van belang dat de verklaringen van de dochters van verdachte op belangrijke punten overeenkomen. Zo verklaren zij allebei over het feit dat het slachtoffer door verdachte (vaak) wordt mishandeld, maar ook dat verdachte de kinderen mishandelt. Dochter [getuige 1] verklaart bovendien over het feit dat verdachte het slachtoffer ook met een riem slaat. Die verklaring wordt ondersteund door de bevindingen van de verbalisanten ter plaatse die op het bed in de slaapkamer van verdachte en het slachtoffer een riem hebben aangetroffen. De politierechter acht het tot slot van belang dat de verklaringen van de dochters van verdachte worden ondersteund door het letsel dat bij het slachtoffer is aangetroffen. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] en de bijbehorende fotobijlage blijkt dat bij het slachtoffer op diverse plekken op haar lichaam (vers) letsel is aangetroffen. Verdachte heeft desgevraagd geen (aannemelijke) verklaring gegeven voor het ontstaan van de aantroffen letsels.
Anders dan de raadsman van verdachte heeft betoogd, is de politierechter van oordeel dat uit voornoemde getuigenverklaringen van de dochters van verdachte wettig en overtuigend blijkt dat verdachte het slachtoffer gedurende de gehele tenlastegelegde periode heeft mishandeld.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op meer tijdstippen in de periode van 17 juni 2024 tot en met 17 juli 2024 te Zeewolde , zijn echtgenote, [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [verdachte]
- meermalen in/op/tegen haar gezicht, te slaan, en
- meermalen met diverse voorwerpen, waaronder een riem en kabels op haar borst en haar rug en haar arm, te slaan.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenoot, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 4 weken, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren;
- een taakstraf van 80 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, bij een bewezenverklaring, aan verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen. Daarbij heeft hij opgemerkt dat er eventueel voorwaarden kunnen worden verbonden aan die voorwaardelijke straf in het kader van de speciale preventie. De raadsman heeft verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte nog geen vaste verblijfsvergunning heeft, en dat de uitkomst van deze strafzaak dus grote gevolgen kan hebben voor de procedure bij de IND.
8.3
Het oordeel van de politierechter
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn echtgenote. Gedurende een maand heeft verdachte zijn echtgenote, ook in het bijzijn van hun kinderen, meermalen mishandeld, met fors letsel tot gevolg. Hij heeft haar meerdere keren in haar gezicht geslagen en meerdere keren met een riem en/of een kabel op meerdere plaatsen op haar lichaam geslagen. Door op deze manier te handelen heeft verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn echtgenote. Het feit dat de mishandelingen zich hebben afgespeeld in een gezinssituatie, is extra kwalijk. In een gezinssituatie zijn veiligheid, vertrouwen en lichamelijke integriteit het allerbelangrijkste. Door op deze manier te handelen heeft verdachte dit gevoel van veiligheid van niet alleen zijn echtgenote, maar ook van zijn kinderen aangetast. Dit blijkt ook uit de omstandigheid dat zijn echtgenote geen aangifte durfde te doen en de kinderen enkel buiten gehoorafstand van verdachte een verklaring durfden af te leggen.
Slachtoffers van huiselijk geweld ondervinden in de regel nog geruime tijd klachten als gevoelens van angst, schaamte en onveiligheid. De politierechter kan zich goed voorstellen dat die gevoelens ook bij het slachtoffer aanwezig zijn.
Het feit dat verdachte in het geheel geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en tot en met het onderzoek ter terechtzitting heeft volgehouden het tenlastegelegde feit niet te hebben gepleegd, is extra kwalijk en zorgelijk.
De persoon van verdachte
De politierechter heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van:
- een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 20 juli 2024;
- een rapportage van Reclassering Nederland van 10 oktober 2024, opgesteld door J. Folmer, reclasseringsmedewerker.
Justitiële documentatie
De politierechter heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 20 juli 2024. Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Reclasseringsadvies
Uit voormeld reclasseringsadvies volgt dat het risico op recidive laag is. Voorts merkt de reclassering op dat het niet noodzakelijk is om bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat verdachte stabiliteit heeft op alle leefgebieden en over voldoende vaardigheden zou beschikken voor een delictvrij bestaan.
Heropening van het onderzoek ter terechtzitting
De politierechter is van oordeel dat er, gelet op het voorgaande, sprake is van een zeer zorgelijke situatie. Op grond van de inhoud van het dossier, de bewezenverklaring en de ontkennende verklaring van verdachte, lijkt er sprake te zijn van een hoog recidiverisico. Dit is een andere conclusie dan de reclassering trekt in haar rapportage. De politierechter heeft echter geconstateerd dat de reclassering bij het opstellen van voornoemde rapportage niet de beschikking heeft gehad over het gehele procesdossier. De reclassering heeft het recidiverisico en het uiteindelijke advies dan ook enkel gebaseerd op gesprekken met verdachte, die het feit ontkent.
Gelet op het mogelijk hoge recidiverisico en het feit dat de situatie voor het overige ongewijzigd lijkt (namelijk: verdachte woont nog steeds onder een dak met echtgenote en kinderen), is de politierechter van oordeel dat het huidige reclasseringsadvies niet volstaat. Het huidige onderzoek is dan ook onvolledig geweest. De politierechter acht zich op dit moment onvoldoende geïnformeerd over de persoon van verdachte om tot een passende strafmaat en -modaliteit te komen.
De politierechter acht het van belang dat door de reclassering opnieuw wordt gerapporteerd omtrent verdachte, en dat de reclassering bij het opstellen van die rapportage de beschikking krijgt over het gehele procesdossier en dit tussenvonnis waaruit blijkt dat het feit wettig en overtuigend is bewezen. De politierechter zal de officier van justitie de opdracht geven om te bewerkstelligen dat door de reclassering een dergelijke nadere rapportage wordt opgesteld. Daarbij verzoekt de politierechter de officier van justitie aan de reclassering de opdracht te geven dat ook andere (eerder betrokken) instanties zoals Veilig Thuis bij de totstandkoming van het advies worden betrokken.
Om dit nadere persoonlijkheidsonderzoek te laten plaatsvinden zal de politierechter het onderzoek ter terechtzitting heropenen.
Er zal een nieuw tijdstip worden bepaald waarop het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat om de uitkomsten van deze nadere reclasseringsrapportage te bespreken.

9.BESLISSING

De politierechter:
-
heropent en schorsthet onderzoek voor onbepaalde tijd;
-
beveeltde officier van justitie dat over verdachte een nader advies wordt uitgebracht door Reclassering Nederland, zoals hiervoor omschreven, welk advies uiterlijk op 14 januari 2025 aan de politierechter dient te worden toegezonden;
-
steltde stukken in handen van de officier van justitie om te bevorderen dat dit zo spoedig mogelijk wordt gedaan;
-
beveeltde oproeping van verdachte en zijn raadsman tegen een nader te bepalen dag en tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting wordt hervat.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.C. Kool, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. K.E. Heins, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 oktober 2024.
Na de tussenuitspraak is met partijen kortgesloten dat de zaak verder zal worden behandeld op dinsdag 21 januari 2025 om 09.40 uur. Het verzoek is aan het Openbaar Ministerie om alle betrokken partijen voor deze zitting op te roepen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 juni 2024 tot en met 17 juli 2024 te [woonplaats] , althans in Nederland, zijn echtgenote, [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [verdachte]
- meermalen althans eenmaal in/op/tegen haar gezicht, althans het hoofd, te slaan, en/of
- meermalen althans eenmaal met diverse voorwerpen, waaronder een riem en/of kabels op/tegen haar borst en/of haar rug en/of haar arm(en), althans het lichaam, te slaan.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 juli 2024, genummerd PL0900-2024227240, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 32. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 9 en 10.
3.Pagina’s 13 tot en met 19.