ECLI:NL:RBMNE:2024:6357

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
16/049772-24 en 16/092413-23 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wederrechtelijke vrijheidsberoving van een kwetsbare man op leeftijd en diefstal in vereniging met vrijspraak voor afpersing en vervalsing van een exportverklaring

Op 19 november 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van wederrechtelijke vrijheidsberoving van een kwetsbare man van 94 jaar en diefstal in vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op 11 februari 2024 in Hilversum en Utrecht de man van zijn vrijheid heeft beroofd door hem te intimideren en te dwingen zijn bankpas en pincode af te geven. De verdachte en haar medeverdachten hebben de man gevolgd naar zijn huis, waar hij onder druk werd gezet om geld op te nemen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er geen geweld of bedreiging met geweld was, de situatie voor het slachtoffer als bedreigend werd ervaren, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van wederrechtelijke vrijheidsberoving.

Daarnaast werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van afpersing en het vervalsen van een exportverklaring, omdat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen achtte dat er geweld of bedreiging met geweld was gepleegd. De rechtbank legde de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren op, met inachtneming van haar eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten. Ook werd een contact- en locatieverbod opgelegd ter bescherming van het slachtoffer, die als kwetsbaar werd beschouwd. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank een schadevergoeding van €500,- voor immateriële schade toekende.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/049772-24 en 16/092413-23 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
verblijvende te [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: de verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F. Leeman en van hetgeen verdachte en haar raadsvrouw, mr. M.P. Hillhorst, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht. Op de zitting waren [A] en [B] , van Slachtofferhulp Nederland, namens de benadeelde partij [slachtoffer] , aanwezig.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
16/049772-24
Feit 1
op 11 februari 2024 in Hilversum en Utrecht samen met anderen [slachtoffer] van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden;
Feit 2
op 11 februari 2024 in Hilversum en Utrecht samen met anderen door (bedreiging met) geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van zijn bankpas met bijhorende pincode;
Feit 3
op 11 februari 2024 in Hilversum en Utrecht samen met anderen heeft geprobeerd om geld te stelen van [slachtoffer] door te proberen om geld te pinnen van zijn rekening door gebruik te maken van zijn pinpas en pincode terwijl zij daartoe niet gerechtigd waren;
Feit 4
op 11 februari 2024 in Hilversum en Utrecht samen met anderen heeft geprobeerd om [slachtoffer] af te persen door (bedreiging met) geweld.
16/0942413-23
Feit 1
op 7 maart 2022 in Wijk bij Duurstede samen met iemand anders een Porsche Cayman toebehorend aan [benadeelde] heeft gestolen;
Feit 2
op 25 augustus 2022 in Veenendaal valsheid in geschrifte heeft gepleegd door een vals opgemaakte exportverklaring te overhandigen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten in beide parketnummers wettig en overtuigend te bewijzen. De standpunten van de officier van justitie worden besproken in paragraaf 4.3, voor zover dat nodig is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsrouw heeft vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde feiten, 1, 2 en 4 met parketnummer 16/049772-24 . Ten aanzien van feit 3 refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de zaak met parketnummer 16/092413-23 zijn er door de raadsvrouw geen uitdrukkelijk onderbouwde standpunten ingediend. De standpunten van de raadsvrouw worden besproken in paragraaf 4.3, voor zover dat nodig is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten met parketnummer 16/092413-23
Vrijspraak feiten 1 en 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de Porsche en het vervalsen van de exportverklaring. Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld wat er precies is gebeurd. Hoewel het alternatieve scenario van verdachte (dat zij de auto met contant geld zou hebben betaald) geen steun vindt in het dossier, kan op basis van dit dossier ook niet worden vastgesteld dat zij de auto heeft gestolen. De aangever beschikte alleen over gegevens van de medeverdachte en de medeverdachte was degene die in de auto reed, en volgens aangever er opeens met de auto vandoor is gegaan. Ook bevat het dossier geen bewijsstukken waaruit kan worden opgemaakt dat verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor het vervalsen van de exportverklaring. De rechtbank spreekt verdachte derhalve van deze feiten vrij.
De feiten met parketnummer 16/049772-24
Vrijspraak feiten 2 en 4
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide afpersingen, zoals ten laste gelegd onder feit 2 en feit 4. Op basis van het dossier en gelet op de tekst van de tenlastelegging, kan namelijk niet worden vastgesteld dat de verdachten geweldshandelingen hebben verricht of met geweld hebben gedreigd, dan wel een dreigende sfeer hebben doen ontstaan. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat, mocht er al sprake zijn geweest van geweld, bedreiging met geweld dan wel een dreigende sfeer, dat dit in causaal verband staat tot het afgeven van de bankpas, pincode en/of het geldbedrag. Het heeft er namelijk alle schijn van dat dit handelen door aangever lijkt voort te komen uit een verkeerde voorstelling van zaken door verdachten, namelijk dat er sprake zou zijn geweest van een aanrijding en hij de schade daarvan moest vergoeden. Het voorgaande maakt dat verdachte van het onder feit 2 en 4 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen feit 1 [1]
[slachtoffer] heeft volgens het
proces-verbaal van aangifte [2] van 11 februari 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ben geboren op [1929] . Op 11 februari 2024 omstreeks 14:00 uur ben ik mijn dagelijkse ronde gaan doen in mijn scootmobiel. Ik ben van huis vertrokken en richting Bilthoven gereden en vervolgens naar Utrecht. Bij het fort van Utrecht werd ik aangereden door een kleine blauwe auto. Ik zag dat uit deze auto drie personen stapten. Een vrouw en twee mannen. Zij zeiden tegen mij dat ik moest bestalen en schuldig was. Ze zeiden dat ik duizend euro moest betalen. Ik had geen pinpas bij mij. Ik hoorde dat ze zeiden dat ik naar huis moest rijden en mijn pinpas moest halen. Ik ben vervolgens naar huis gereden, naar de [adres] in [woonplaats] . Al die tijd zijn de mensen achter mij aan gereden. Toen ik thuis aankwam ging de vrouw met mij het gesprek aan. Ze bleef maar zeggen dat ik moest betalen. Vervolgens zei de vrouw dat ik mijn pinpas moest geven en mijn pincode moest geven. Dat heb ik maar gedaan. Daarna zei de vrouw dat ik in hun auto moest stappen. Dat heb ik toen ook gedaan. Ik moest mee. Vervolgens zijn wij helemaal naar Utrecht gereden en daar hebben ze geprobeerd mijn geld te pinnen en ook nog op de Langestraat in Hilversum. Bij de Langestraat hebben zij met mijn pas gepind Ze bleven maar zeggen dat ik moest betalen en dat ik schuldig was. Ik was erg geïntimideerd, bang en kwaad. Op een gegeven moment reden we in de auto en toen kwam de politie, u kwam. U vertelde mij dat deze mensen mij probeerden op te lichten. Ik ben erg bang en geschrokken.
[slachtoffer] heeft volgens het
proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [3] van 13 februari 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Kan u mij vertellen wat er afgelopen zondag, 11 februari 2024 in de middag is gebeurd?
A: Ze hebben mij aangereden. Dat is niet echt gebeurd. Dat zeggen ze maar. Het is helemaal niet waar. Ze hebben krasjes gemaakt op de achterkant van de auto. Zij zeggen dat dat zij er tegen aangereden zijn maar dit is flauwekul.
V: Op welk moment werd u aangesproken?
A: Ik moest plassen en had een urinaal bij me. Ik stond dus stil om een plas te doen de urinaal terwijl ik in mijn scootmobiel stil stond. Dit moet het moment geweest zijn dat zij de krassen op mijn autootje gezet hebben. Ik heb dit alleen niet gezien of gehoord. Ik noem mijn scootmobiel altijd mijn autotootje. Ik zag en hoorde terwijl ik dus stil stond het portier van mijn autootje open gaan en daar zei een (1) van de personen dat ik hun aangereden zou hebben.
V: Wat maakt dat u zegt dat er iets van hun schade klopte?
A: Dat was schade aan de rechterzijde van de voorkant van de auto maar ik zag dat het
oude schade was. Dat kon ik nooit gedaan hebben.
V: En toen?
A: Toen zeiden ze dat het geld ging kosten en dat het 1000,- Euro schade was. Zij eiste 1000,- Euro.
V: Wat vond u ervan dat het 1000,- Euro schade was?
A: Ik schrok wel natuurlijk. Het is niet niks.
V: Wat zei of deed u toen zij die 1000,- eiste?
A: Ik wilde mijn portemonnee pakken maar die had ik niet bij me. Ze vroegen mijn bankpasje maar die lag thuis. Ik heb dat gezegd en toen zeiden ze dat ze met mij mee zouden rijden.
V: Wat voelde u toen?
A: Niet lekker.
V: Wat bedoelt u daarmee?
A: Hopeloos en zenuwachtig.
V: Hoe ging het toen u naar huis reed?
A: Zij wisten de weg niet dus reden achter mij aan.
V: Toen u thuis kwam, wat gebeurde er toen?
A: Ik heb mijn autootje in de garage gezet en aan de lader gelegd. De vrouw van de drie bleef bij in de buurt en is vervolgens met mij naar boven naar mijn appartement gelopen. Eenmaal boven heb ik mijn bankpas gepakt. Toen ik mijn bankpas gepakt had zei zij dat ik ergens moest pinnen.
V: Hoe bent u naar de pinautomaat gegaan?
A: Met hun mee gegaan.
V: Bent u vrijwillig mee gegaan naar de pinautomaat?
A: Nee ik moest met hun mee. Ik werd door hun gedwongen.
V: Is er sprake geweest van bedreigingen?
A: Nee dat niet maar ik voelde me wel bedreigd. Ik voelde me angstig en had de zenuwen.
V: Wilde u zelf mee met de personen?
A: Nee maar ik moest wel.
V: Op welke wijze werd u gedwongen?
A: Door dat ze dat zeiden dat ik mee moest komen.
V: Was er een mogelijkheid om uit hun auto te stappen?
A: Dat durfde ik niet. Stel je voor dat ik dat deed. Dan zou ik zo een mes in mijn lijf krijgen. Daar was ik bang voor.
[getuige] heeft volgens het
proces-verbaal van verhoor getuige [4] van 11 februari 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 11 februari 2024 omstreeks 16:00 uur stond ik in de keuken van mijn appartement gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . (..) Op de hierboven genoemde dag, datum en tijd keek ik dus vanuit mijn raam naar de [straat] . Voor mijn appartement zag ik [slachtoffer] praten met een vrouw. Ik zag dat deze vrouw druk in gesprek was met [slachtoffer] . Ik zag dat de vrouw vervolgens begon te bellen. Op een gegeven moment zag ik hen beiden de oprit op lopen in de richting van de garageboxen die ik hierboven heb benoemd. Bij de garageboxen zag ik dat het gesprek verder ging. Ik zag dat de vrouw een papiertje in haar hand had en ik zag dat [slachtoffer] zijn portemonnee trok, zijn pinpas uit zijn portemonnee haalde en zijn pinpas aan de vrouw gaf. Vervolgens zag ik dat de vrouw de pinpas vast had en deze later weer aan [slachtoffer] terug gaf. Ik zag dat een auto de hierboven genoemde oprit op kwam rijden. (…) Het kenteken van dit voertuig betrof: [kenteken] . (…) Ik ben vervolgens weer gaan kijken en ik zag dat [slachtoffer] nog steeds met de vrouw aan het praten was. (…) Vervolgens pakte de vrouw de rollator van [slachtoffer] en stopte deze in de kofferbak. Daarna zijn [slachtoffer] en de vrouw de auto ingestapt
[verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in een
proces-verbaal van bevindingen [5] van 12 februari 2024 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik zag dat het slachtoffer erg aangedaan was en in de war was. Ik, [verbalisant 2] , heb getracht een goede aangifte op te nemen van het slachtoffer echter merkte ik dat hij verward was, bang was en in shock was. Ik zag en hoorde dat hij meermaals herhaalde: "Ze gaven mij de schuld, ik moest betalen.
De verklaring van verdachte op de zitting van 5 november 2024, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte] zei tegen de man dat hij 1000 euro moest betalen. Wij zijn meegereden om zijn pinpas op te halen en hebben geprobeerd te pinnen met zijn pas. Hij heeft zijn pinpas en code gegeven en ik heb hem een papiertje gegeven met daarop valse gegevens van mij. Hij moest bij ons in de auto zitten en ik heb geholpen met zijn rollator. Toen zijn we samen naar Utrecht gegaan en hebben we opnieuw geprobeerd te pinnen. Hij was boos. De pas was geblokkeerd en we hebben geprobeerd contact op te nemen met de bank. Ik wist wel een beetje dat wat wij deden niet goed was. Hij was geïrriteerd en zei: ik vind dit niet leuk en ga niet betalen.
Bewijsoverweging feit 1
Vaststelling van de feiten
Uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachten hebben beweerd dat het slachtoffer een aanrijding had veroorzaakt en dat zij van het slachtoffer eisten dat hij €1.000,- ging betalen om de schade te vergoeden. Het slachtoffer gaf aan dat hij geen geld bij zich had. De verdachten zijn hem gevolgd naar zijn huis waar zij hem hebben gesommeerd zijn bankpas en pincode af te geven en om daarna in te stappen in hun auto. Vervolgens zijn zij met hem naar een pinautomaat gereden en hebben zij geprobeerd om geld te pinnen van zijn rekening. Dit is niet gelukt. Zij zijn toen naar een ander pinautomaat gereden om het nogmaals te proberen. Ook hebben verdachten geprobeerd de limiet van zijn bankpas te verhogen door contact op te nemen met de bank van het slachtoffer. Verder is geprobeerd om een bedrag van € 4.000,- over te boeken van de rekening van het slachtoffer naar de rekening van verdachte. Vervolgens heeft de politie de verdachten aangehouden. Op dat moment zat het slachtoffer al drie uur bij verdachten in de auto.
Is er sprake geweest van een wederrechtelijke vrijheidsberoving?
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het slachtoffer tegen zijn wil in door de verdachten is meegenomen in hun auto. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij zich gedwongen voelde om met hen mee te gaan. Ondanks dat er geen sprake was van geweld of bedreiging met geweld, is het invoelbaar dat het slachtoffer zich gedwongen voelde om mee te gaan. Het slachtoffer is een zichtbaar kwetsbare, hoogbejaarde man van 94 jaar, en de verdachten waren getalsmatig en fysiek sterk in het overwicht. Zij hebben het slachtoffer in zijn invalidewagen aangesproken en met een babbeltruc onder druk gezet om hen geld te betalen. Dat was op een stille plek, onder een viaduct. Ook objectief gezien is daarmee een dreigende situatie gecreëerd. Verdachten hebben het slachtoffer daarna achtervolgd naar zijn woning en hem vervolgens op geen enkel moment alleen gelaten. Verdachte is zijn garage in gelopen en zelfs met hem zijn woning in gegaan toen hij zijn pinpas ging halen. Hij heeft zijn pincode op een briefje geschreven, maar dat was voor verdachten niet genoeg. Ze sommeerden hem om in hun auto te stappen en gaven hem die dag verschillende opdrachten die hij uit moest voeren, zoals het pinnen en het bellen naar de ABN AMRO bank om de limiet te verhogen. Het slachtoffer is slecht ter been en kon zich niet (eenvoudig) aan de verdachten onttrekken. Hij zat naast verdachte op de achterbank van de auto. Verdachte was zich hiervan bewust, het slachtoffer zat immers in een invalideauto toen zij hem tegenkwamen, zij hebben zijn rollator in de kofferbak gedaan en als zij met het slachtoffer gaat pinnen is op de beelden te zien dat hij het looptempo niet bij kan houden en dat verdachte op hem moet wachten. Het moet dus voor verdachte meer dan duidelijk zijn geweest dat het slachtoffer niet vrijwillig met hen mee is gegaan. Het slachtoffer bevond zich in een positie waarin hij niet anders kon dan toegeven aan hun sommaties. Onder deze bijzondere omstandigheden kan zonder dat sprake is geweest van geweld of expliciete dreiging daarmee toch sprake zijn van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Hier was sprake van een impliciete dreiging door een sterk ongelijkwaardige verhouding tussen het slachtoffer en de verdachten. Het slachtoffer voelde zich, en was naar objectieve maatstaven, volstrekt machteloos. Dit wordt nog eens onderstreept door de verklaring van de verbalisanten die verdachten en het slachtoffer aantroffen, en aangaven dat het slachtoffer erg bang en in shock was.
Medeplegen
Dit feit is tezamen en in vereniging door de verdachte en medeverdachten begaan.
Zij zijn er alle drie gedurende het hele incident bij geweest. Er was sprake van een gezamenlijke uitvoering, waaruit volgt dat verdachte een aanzienlijke rol had in de uitvoering. Er zijn geen contra-indicaties dat verdachte – ondanks de gezamenlijke uitvoering – een ondergeschikte rol had in het geheel. Bovendien heeft verdachte samen met de medeverdachten handelingen uitgevoerd die noodzakelijk waren voor de uitvoering van de strafbare feiten.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in vereniging met anderen het slachtoffer van zijn vrijheid heeft beroofd.
Bewijsmiddelen feit 3
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 november 2024;
  • een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] van 11 februari 2024.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 11 februari 2024 te Hilversum en Utrecht tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] (94 jaar oud) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door, terwijl die [slachtoffer] een kwetsbare man op leeftijd is en verward dan wel gemakkelijk te beïnvloeden is,
- een aanrijding met die [slachtoffer] te ensceneren,
- uit de personenauto te stappen en zich in de richting die [slachtoffer] te begeven en de portier van de overdekte brommobiel van die [slachtoffer] open te trekken en die [slachtoffer] ervan te beschuldigen dat hij hen, verdachte en zijn mededaders, zou hebben aangereden en 1.000 euro te eisen,
- die [slachtoffer] te sommeren naar zijn woning te rijden en/ achter hem aan te rijden en bij hem in de buurt te blijven en met hem mee naar zijn appartement te lopen,
- die [slachtoffer] te sommeren zijn bankpas en bijbehorende pincode af te geven en hem te sommeren geld op te nemen,
- die [slachtoffer] te sommeren in de personenauto te stappen en hem te sommeren met hen, verdachte en zijn mededaders, mee te gaan,
- met die [slachtoffer] meerdere uren in de desbetreffende personenauto rond te rijden, teneinde bij verschillende pinautomaten te pogen geld op te nemen en te pogen die [slachtoffer] geld op te laten nemen, en
- zich continu in de nabijheid van die [slachtoffer] te begeven;
Feit 3
op 11 februari 2024 te Hilversum en Utrecht, meermalen, telkens tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen
misdrijf om een of meer geldbedrag(en), dat geheel aan [slachtoffer] (94 jaar oud), toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen /goederen onder hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van een bankpas en de bij de bankpas behorende pincode toebehorende aan voornoemde [slachtoffer] en daarmee te pogen geld op te nemen, waarvan zij, verdachte en zijn mededaders, niet
gerechtigd /waren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, in vereniging
Feit 2:
poging diefstal door twee of meer verenigde personen

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van drie en een halve jaren, met aftrek van het voorarrest,
- oplegging aan verdachte van een vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, houdende een contactverbod met aangever en een locatieverbod ten aanzien van Hilversum en de omliggende vijftien kilometer, op te leggen voor een periode van twee jaren. Te bevelen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast indien de maatregel wordt overtreden, in die zin dat bij iedere overtreding één week vervangende hechtenis wordt opgelegd, met een maximum van twee maanden.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd het contact- en locatieverbod dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte inmiddels steviger op haar eigen benen staat en dat zij graag hulp wil. Zij verzoekt daarom de rechtbank om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en bijzondere voorwaarden die haar zullen helpen om haar leven weer op de rit te krijgen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het bewezen verklaarde en omstandigheden
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een urenlange wederrechtelijke vrijheidsberoving van een (zichtbaar) kwetsbare hoogbejaarde man. Het enige motief hiervoor was geldelijk gewin. Tijdens deze vrijheidsberoving is geprobeerd om op listige wijze geld van het slachtoffer afhandig te maken. Verdachte heeft hiermee geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit en persoonlijke eigendommen van dit slachtoffer. Het slachtoffer heeft dit zelf treffend verwoord in zijn slachtofferverklaring: ‘Hoe durf je zoiets te doen tegen een veel ouder iemand. Ik ben ouder dan alle drie de verdachten bij elkaar opgeteld!’. Verdachte heeft hiermee ontoelaatbaar gedrag vertoond.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf eveneens rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte van 12 november 2024. Verdachte is eerder veroordeeld voor vermogensdelicten. Het onderhavige feit heeft nog grotere impact op het leven van een slachtoffer dan ‘reguliere’ frauduleuze feiten.
Daarnaast bevindt zich in het dossier een psychologisch en forensisch milieu onderzoek van het NIFP d.d. 29 oktober 2024. De onderzoekers komen tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking, een andere gespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis (in remissie), een stoornis in het gebruik van lachgas en cannabis (matig tot ernstig, in kortdurende volledige remissie in een gereguleerde omgeving) en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline kenmerken. Daarnaast overwegen de deskundigen dat de indruk is dat de feiten primair financieel gemotiveerd waren en antisociaal van aard. Het is aannemelijk dat haar keuzes en overwegingen ten tijde van de ten laste gelegde feiten mede werden bepaald door de vastgestelde stoornissen. Als gevolg van haar problematiek is zij erg beïnvloedbaar en slecht in staat autonome en prosociale keuzes te maken. In relaties (tot mannen) is zijn onzeker, extra beïnvloedbaar, meer impulsief en nog minder in staat haar autonomie te bewaken. Een van de medeverdachten was destijds haar partner en zij wilde naar eigen zeggen indruk op hem maken om te voorkomen dat zij door hem zou worden verlaten. Gebrekkige autonomie, een zwak zelfbeeld, beïnvloedbaarheid en instabiele en stormachtige verlopende relaties kunnen worden begrepen vanuit de vastgestelde licht verstandelijke beperking en persoonlijkheidsproblematiek met borderline kenmerken. Tenslotte was verdachte ten tijde van de feiten onder invloed van cannabis en had zij de nacht ervoor lachgas gebruikt. Het middelengebruik is voor haar een (inadequate) manier om met stress en spanning om te gaan. Dit kan worden begrepen vanuit de hiervoor beschreven psychische en verstandelijke problematiek en de ernst van de verslavingsproblematiek. Middelengebruik verzwakt de impulscontrole en versterkt beïnvloedbaarheid. Er wordt geadviseerd om de feiten in (enigszins) verminderde mate toe te rekenen.
De kans dat verdachte de komende periode tot gewelddadig handelen zal komen wordt ingeschat als (vrij) hoog. Verdachte staat nog steeds onder curatele en ze heeft een zorgmachtiging. Ze streeft ernaar weer een rol te gaan spelen in het leven van haar dochter en heeft in de laatste weken rust gevonden in het katholieke geloof. Ze is wisselend over haar toekomstplannen en onderkent hulp nodig te hebben in de vorm van praktische begeleiding. Het is zonder hulp niet mogelijk om haar plannen uit te voeren, ze raakt makkelijk gestrest en kan daar niet goed mee omgaan. Ze is ook wispelturig, haar toekomstplannen lijken sterk af te hangen van wie ze gesproken heeft, waar ze is en hoe ze zich voelt. Haar familie biedt onvoldoende structuur en zorgt voor spanning. Verdachte heeft geen eigen huisvesting, constructieve dagbesteding en geen relatie (meer). Er is een negatieve houding jegens haar curator en door haar lage zelfbeeld erg kwetsbaar om in stressvolle en gevaarlijke omstandigheden te belanden. Vanwege de problematiek en het ontbreken van een goed vangnet is het waarschijnlijk dat ze eenmaal op vrije voeten snel terugvalt in middelengebruik. Dat geeft een (sterk) verhoogd risico op psychose, acting out gedrag is dan een reële mogelijkheid.
Een klinische behandeling van (naar schatting) zeker een jaar is nodig waardoor ze verder kan stabiliseren. Vanuit de kliniek kan stapsgewijs naar resocialisatie worden gewerkt, het beste in een beschermde woonvorm. De behandeling kan dan ook ambulant worden vervolgd, ook in deze fase moet een forensisch kader aanwezig zijn. Verdachte heeft zich in haar jonge leven altijd aan behandeling en hulp weten te onttrekken, is erg beïnvloedbaar en onstandvastig betreffende haar plannen en wensen. Het is nog nooit gelukt haar op goede wijze een behandeling te laten volhouden. Daarentegen is ze in de huidige detentie meer afgeschermd van haar familie en naar eigen zeggen in een periode van volledige middelenabsinentie, psychosevrij en op de grens van adolescentie en volwassenheid. Onder deze omstandigheden is haar ziektebesef en inzicht groter, motivatie voor behandeling komt meer naar voren. De omstandigheden zijn daarmee vrij gunstig en wellicht kan betreffende het maken van afspraken iets meer van haar verwacht worden.
Het lukt de deskundigen niet om tot een definitief advies te komen. Dit hangt onder andere samen met de relatief geringe doorwerking van de stoornissen, waardoor een zwaar juridisch kader, zoals de tbs-maatregel, niet voor de hand ligt. Daarbij weegt ook mee het ontbreken van een gewelddadig delictpatroon en de jonge leeftijd van verdachte. Aan de andere kant is er ook een hoog recidiverisico op geweld. Gezien het beperkt aantal kaders waaruit gekozen kan worden en de huidige onduidelijkheden over de (on)haalbaarheid van die kaders, onthouden de deskundigen zich van advies.
In het dossier bevindt zich ook een reclasseringsadvies van 31 oktober 2024. De reclassering vindt op dit moment een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden uitgesloten, gelet op het feit dat meewerken aan voorwaarden in het verleden voor verdachte niet haalbaar is gebleken.
De op te leggen straf en/of maatregel
De rechtbank heeft zich eerst de vraag gesteld of nader onderzoek naar een eventuele maatregel, zoals de tbs-maatregel, noodzakelijk is. Een verschil met de situatie waar de deskundigen vanuit zijn gegaan, is dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van geweldshandelingen door verdachte komt. Als de huidige bewezenverklaring vervolgens afgezet wordt tegen het eventueel opleggen van een tbs-maatregel, al dan niet voorwaardelijk, dan staat dit, wat de rechtbank betreft, niet in verhouding tot elkaar. Er wordt dan ook geen nader onderzoek door de deskundigen gelast.
De rechtbank komt vervolgens tot het oordeel dat geen andere straf dan een langdurige gevangenisstraf volstaat. Gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en het strafblad van verdachte, legt de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank ziet, gelet op het reclasseringsadvies en het advies van het NIFP, geen ruimte om een voorwaardelijke straf(gedeelte) op te leggen met bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft zich in haar jonge leven altijd aan behandeling en hulp weten te onttrekken, is erg beïnvloedbaar en onstandvastig betreffende haar plannen en wensen. Tot op heden is het nog nooit gelukt om op goede wijze een behandeling vol te houden. De rechtbank heeft gelet op de onderzoeken en de houding van verdachte ter zitting geen aanleiding gezien om erop te durven vertrouwen dat dit in de nabije toekomst anders zal zijn. Verdachte heeft wel laten zien dat zij de periode in detentie gebruikt om goede stappen te zetten, maar dat zijn voorlopig nog voorzichtige eerste stappen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Contact- en locatieverbod
Namens het slachtoffer is verzocht om verdachte voor een periode van twee jaar een gebieds- en contactverbod op te leggen. Volgens de verzoeker zou een dergelijke maatregel ertoe bijdragen dat het slachtoffer zich veiliger voelt. Daarbij is verzocht de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Een dergelijke maatregel kan alleen worden opgelegd ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten en/of de bescherming van de maatschappij. Het slachtoffer betreft een kwetsbaar persoon, en verdachte weet waar het slachtoffer woont, en weet ook dat het slachtoffer – vanwege zijn kwetsbaarheid – een makkelijk doelwit is. Nu verdachte er kennelijk toe in staat is om een dergelijk kwetsbaar persoon van diens vrijheid te beroven en te trachten geld van hem afhandig te maken, is er naar het oordeel van de rechtbank een kans dat verdachte het slachtoffer opnieuw zal opzoeken. Daarom zal de rechtbank ter beveiliging van het slachtoffer de maatregel opleggen dat verdachte zich voor de duur van twee jaren niet zal ophouden in Hilversum en binnen een straal van 15 kilometer rondom Hilversum. De rechtbank ziet daarnaast aanleiding om een contactverbod op te leggen met het slachtoffer.
De rechtbank zal de maatregel niet dadelijk uitvoerbaar verklaren omdat tot op heden niet is gebleken dat daartoe een aanleiding bestaat.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.383,46. Dit bedrag bestaat uit € 383,46 materiële schade en € 2.000,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte tenlastegelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op de bepleitte vrijspraak verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Door de benadeelde partij zijn de reiskosten gevorderd van de neven van het slachtoffer. Zij zijn in de dagen na het incident enkele keren naar hem toe gegaan om hem bij te staan.
Voor vergoeding voor dergelijke kosten bestaat echter geen rechtsgrond. Anders dan namens de benadeelde partij is betoogd, is de rechtbank namelijk van oordeel dat dit geen verplaatste schade betreft. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is sprake van verplaatste schade als voor de reden dat de kosten zijn gemaakt (in dit geval het bijstaan van het slachtoffer), het normaal en gebruikelijk is dat hiervoor professionele hulpverleners worden ingeschakeld. Nu er geen sprake is geweest van bijvoorbeeld verpleging of verzorging van het slachtoffer, kunnen de reiskosten van de neven niet als verplaatste schade worden beschouwd. Dat betekent dan ook dat de rechtbank de vordering ten aanzien van de materiële schade afwijst. Dat men na een incident een familielid opzoekt om steun te bieden is begrijpelijk, maar uit de vordering is dus niet gebleken dat deze steun ter vervanging van professionele hulp heeft gediend.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel en/of wanneer het slachtoffer op andere wijze in de persoon is aangetast.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De benadeelde partij is immers slachtoffer van een vrijheidsberoving. Als gevolg hiervan is het slachtoffer enkele uren op ernstige wijze is belemmerd in zijn vrijheid. Daarmee is het slachtoffer naar het oordeel van de rechtbank in zijn persoon aangetast als bedoeld in art. 6:106 BW.
Met betrekking tot de omvang van de schadevergoeding geldt het volgende. Enerzijds betrof het een zeer ernstige aantasting van de vrijheid van het slachtoffer. Anderzijds zijn de gevolgen voor het slachtoffer gelukkig beperkt gebleven. Hij schrijft in zijn slachtofferverklaring dat hij hetgeen is gebeurd inmiddels achter zich heeft kunnen laten. Gelet hierop vindt derhalve een bedrag van € 500,- billijk en zal de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente gerekend vanaf 11 februari 2024.
Proceskosten
Verdachte zal ook hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente gerekend vanaf 11 februari 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering tenuitvoerlegging moet worden toegewezen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 5 oktober 2023 (parketnummer 21/005001-22) is verdachte een gevangenisstraf van één maand voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een soortgelijk strafbaar feit. De rechtbank zal derhalve de tenuitvoerlegging gelasten.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38v, 38w, 45, 47, 282, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder parketnummer 16/092413-23 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het onder parketnummer 16/049772-24 2 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16/049772-24 1 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 2 (twee) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Oplegging vrijheidsbeperkende maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van
2 (twee) jaren;
- beveelt dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[slachtoffer] , geboren op [1929] te [geboorteplaats];
- beveelt dat verdachte zich niet zal ophouden binnen een straal van 100 (honderd) meter op het volgende adres: [adres] te [woonplaats] ;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan.
De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 (twee) weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.De totale duur van de vervangende hechtenis
bedraagt ten hoogste 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 500,- bestaande uit een vergoeding van immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 11 februari 2024 tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 500,- betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 11 februari 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Vordering tenuitvoerleggingmet
parketnummer 21/005001-22
  • wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe;
  • gelast de tenuitvoerlegging van de door het Hof Arnhem- Leeuwarden bij arrest van 5 oktober 2023 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, te weten 1 (één) maand gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.C. Hagedoorn, voorzitter, mrs. V.C. Kool en R.A. Hebly, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Q.A.A. Sanders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 november 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/049772-24
Feit 1
hij, op of omstreeks 11 februari 2024 te Hilversum en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] (94 jaar oud) wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door, terwijl die [slachtoffer] een kwetsbare man op leeftijd is en/of verward dan wel gemakkelijk te beïnvloeden is,
- een aanrijding met die [slachtoffer] te ensceneren,
- met drie personen uit de personenauto te stappen en zich in de richting die [slachtoffer] te begeven en/of de portier van de overdekte scootmobiel/brommobiel van die [slachtoffer] open te trekken en/of die [slachtoffer] ervan te beschuldigen dat hij hen, verdachte en/of zijn mededader(s), zou hebben aangereden en/of 1.000 euro te eisen,
- die [slachtoffer] te sommeren naar zijn woning te rijden en/of achter hem aan te rijden en/of bij hem in de buurt te blijven en/of met hem mee naar zijn appartement te lopen,
- die [slachtoffer] te sommeren zijn bankpas en bijbehorende pincode af te geven en/of hem te sommeren geld op te nemen,
- die [slachtoffer] te sommeren in de personenauto te stappen en/of hem te sommeren met hen, verdachte en/of zijn mededader(s), mee te gaan,
- met die [slachtoffer] meerdere uren in de desbetreffende personenauto rond te rijden, teneinde bij (verschillende) pinautomaten te pogen geld op te nemen en/of te pogen die [slachtoffer] geld op te laten nemen, en/of
- zich continu in de nabijheid van die [slachtoffer] te begeven;
Feit 2
hij, op of omstreeks 11 februari 2024 te Hilversum en/of Utrecht, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] (94 jaar oud) heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas, in elk geval enig goed, en/of tot het ter beschikking stellen van de bij de bankpas behorende pincode, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n) door, terwijl die [slachtoffer] een kwetsbare man op leeftijd is en/of verward dan wel gemakkelijk te beïnvloeden is,
- een aanrijding met die [slachtoffer] te ensceneren,
- met drie personen uit de personenauto te stappen en zich in de richting die [slachtoffer] te begeven en/of de portier van de overdekte scootmobiel/brommobiel van die [slachtoffer] open te trekken en/of die [slachtoffer] ervan te beschuldigen dat hij hen, verdachte en/of zijn mededader(s), zou hebben aangereden en/of 1.000 euro te eisen,
- die [slachtoffer] te sommeren naar zijn woning te rijden en/of achter hem aan te rijden en/of bij hem in de buurt te blijven en/of met hem mee naar zijn appartement te lopen, en/of
- die [slachtoffer] te sommeren zijn bankpas en bijbehorende pincode af te geven;
Feit 3
hij, op of omstreeks 11 februari 2024 te Hilversum en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] (94 jaar oud), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van een bankpas en/of de (bij de bankpas behorende) pincode toebehorende aan voornoemde [slachtoffer] en/of daarmee (te pogen) geld op te nemen, in elk geval een sleutel tot het gebruik waarvan zij, verdachte en/of zijn mededader(s), niet
gerechtigd was/waren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 4
hij, op of omstreeks 11 februari 2024 te Hilversum en/of Utrecht, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] (94 jaar oud) heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n), door, terwijl die [slachtoffer] een kwetsbare man op leeftijd is en/of verward dan wel gemakkelijk te beïnvloeden is,
- een aanrijding met die [slachtoffer] te ensceneren,
- met drie personen uit de personenauto te stappen en zich in de richting die [slachtoffer] te begeven en/of de portier van de overdekte scootmobiel/brommobiel van die [slachtoffer] open te trekken en/of die [slachtoffer] ervan te beschuldigen dat hij hen, verdachte en/of zijn mededader(s), zou hebben aangereden en/of 1.000 euro te eisen,
- die [slachtoffer] te sommeren naar zijn woning te rijden en/of achter hem aan te rijden en/of bij hem in de buurt te blijven en/of met hem mee naar zijn appartement te lopen,
- die [slachtoffer] te sommeren zijn bankpas en bijbehorende pincode af te geven en/of hem te sommeren geld op te nemen,
- die [slachtoffer] te sommeren in de personenauto te stappen en/of hem te sommeren met hen, verdachte en/of zijn mededader(s), mee te gaan,
- met die [slachtoffer] meerdere uren in de desbetreffende personenauto rond te rijden, teneinde bij (verschillende) pinautomaten te pogen geld op te nemen en/of te pogen die [slachtoffer] geld op te laten nemen, en/of
- zich continu in de nabijheid van die [slachtoffer] te begeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
16/092413-23
Feit 1
zij op of omstreeks 7 maart 2022 te Wijk bij Duurstede tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een personenauto(Porsche Cayman, bruin), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde] (eigenaar [eigenaar] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader toebehoorde heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 2
zij op of omstreeks 25 augustus 2022 te Veenendaal opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een vals opgemaakte exportverklaring als ware het echt en onvervalst, door deze bij haar verdachteverhoor te overhandigen om haar onschuls aan te tonen;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij: - het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 februari 2024, genummerd PL0900- 2024045101, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 162.
2.Pagina 7.
3.Pagina 10 tot en met 14.
4.Pagina 21 en 22.
5.Pagina 97.
6.Pagina 10 tot en met 14.