ECLI:NL:RBMNE:2024:6345

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
16.046672.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke brandstichting bij zendmast met gemeen gevaar voor goederen

Op 13 april 2020 heeft de verdachte opzettelijk brand gesticht aan een zendmast in Almere, wat leidde tot gemeen gevaar voor goederen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van camerabeelden, DNA-onderzoek en getuigenverklaringen. De verdachte, die een sterke interesse in zendmasten had, werd herkend op camerabeelden en zijn DNA werd aangetroffen op een handschoen die nabij de plaats delict werd gevonden. De rechtbank oordeelde dat de combinatie van bewijsstukken voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 177 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uur. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.046672.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1982] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 juli 2024 en 5 november 2024. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. B. Nitrauw en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. F.M.R. Ilahibaks, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
op 13 april 2020 in Almere opzettelijk brand heeft gesticht, terwijl daarvoor gemeen gevaar voor goederen te duchten was, te weten een zendmast, een naastgelegen gebouw, een hekwerk en een groenvoorziening;
feit 2
op 13 april 2020 in Almere opzettelijk een werk voor telecommunicatie, te weten een zendmast gelegen aan de Sluiskade te Almere, heeft beschadigd door brand te stichten nabij die zendmast terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of voor de verlening van diensten te duchten was.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het als feiten 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van beide ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte betrokken is geweest bij de brandstichting en de vernieling van de zendmast. Hoewel het dossier aanwijzingen bevat voor de betrokkenheid van verdachte, kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte de dader is geweest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Looppatroon analyse
De raadsman heeft bepleit dat de forensische looppatroon analyse van het bewijs moet worden uitgesloten. Volgens de raadsman zou de ondergrond bij de beelden van de dader en die bij de beelden van verdachte teveel van elkaar verschillen, waardoor het onmogelijk is om een goede vergelijking tussen de looppatronen te maken. De deskundige is ervan uitgegaan dat bij de zendmast sprake was van een verharde ondergrond met grasbegroeiing, maar dit is volgens de raadsman niet juist. Zo zou enkel de grond voor de opening van het hek van de zendmast verhard zijn geweest. Op de overige plekken zou de ondergrond dusdanig zacht zijn geweest dat de voeten van de dader daarin zouden wegzakken, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt dat de deskundige bij de rechter-commissaris over de ondergrond bij de zendmast is bevraagd. Hij heeft verklaard dat ‘je op de beelden niet duidelijk ziet wegzakken, wat je in een zachte ondergrond wel zou zien’. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan dit oordeel van de deskundige te twijfelen en ziet daarom geen aanleiding om de bevindingen uit te sluiten van het bewijs.
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van aangifte van 10 juni 2020, dat, voor zover relevant en zakelijk weergegeven, het volgende inhoudt: [2]
Pleegplaats: [adres] Almere.
Tijdstip geconstateerd 13-04-2020.
Ik doe aangifte van brandstichting en opzettelijke vernieling van een C2000 zendmast. De kabels, onderaan de mast, waren zeer vermoedelijk opzettelijk via de kabelgoot in brand gestoken, waardoor de isolatie van deze kabels, naar boven toe, verder in brand ging. De zendmast is onderdeel van het C2000 netwerk. C2000 is door de overheid bestempeld als een vitaal systeem. De hulpdiensten zijn er voor hun onderlinge mobiele communicatie van afhankelijk. Het radioverkeer en de verzending van berichten via het paging netwerk wordt als gevolg van de schade onmogelijk dan wel ernstig verstoord.
Een proces-verbaal forensisch brandonderzoek bedrijf van 15 april 2020, dat, voor zover relevant en zakelijk weergegeven, het volgende inhoudt: [3]
Gelet op het aangetroffen brand- en schadebeeld, daarbij rekening houdend met
informatie met betrekking tot de brand evenals de opgedane expertise op het gebied
van brandgedrag, brandontwikkeling, repressie, en gelet op de analyse van foto- en
beeldmateriaal, kon worden vastgesteld dat brand was ontstaan door aan de steun van
de ladder, onder de bocht in de kabels, een (auto)band te hangen en deze in de brand te
steken. Mogelijk dat gezien de aangetroffen houtkrullen hierbij gebruik is gemaakt van
houtkrullen als initiator. De brandende band, hangend onder de bocht bij de kabels, heeft
brand doen ontstaan bij de kabels van de zendmast.
Het object bestond uit een stenen gebouw met staand naast het gebouw een zendmast. Om de zendmast was een metalen hekwerk geplaatst van ongeveer 250 cm hoog. Dit hekwerk sloot aan op het stenen gebouw. Zonder inzet van hulpdiensten, in het bijzonder de brandweer, had de brand zich verder kunnen ontwikkelen, waarbij grotere schade aan het object te verwachten was geweest. Uit de beschreven situatie en het aangetroffen brandbeeld bleek dat bij deze brand gemeen gevaar voor goederen was te duchten.
Een proces-verbaal van bevindingen van 15 april 2020 (uitkijken camerabeelden), dat, voor zover relevant en zakelijk weergegeven, het volgende inhoudt: [4]
Op 13 april 2020 omstreeks 20.34 uur is een zilverkleurige auto te zien welke over de Sluiskade rijdt komende uit de richting van het centrum en gaande in de richting van de reddingsbrigade. Omstreeks 20.35 uur is te zien dat er een voertuig stopt op de Sluiskade ter hoogte van de zendmast. Omstreeks 20.37 uur is te zien dat de zilverkleurig voertuig, zonder verlichting te voeren, weg rijdt over de Sluiskade en ditzelfde voertuig parkeert op de parkeerplaats tegenover de zendmast. Omstreeks 20.40 uur is te zien dat er een persoon wegloopt vanaf het geparkeerde voertuig en via een onlogische route loopt in de richting van de zendmast. Omstreeks 20.48 uur is te zien dat er een persoon langs het hekwerk loopt en vervolgens in de bosjes gaat zitten. Omstreeks 20.53 uur klimt de persoon over het hek heen, komt ten val en loopt vervolgens in de richting van de zendmast. Op de bewegende beelden is te zien dat de persoon kleiner is dan het hekwerk. Dit hekwerk is omstreeks 180 cm hoog.
Omstreeks 21.08 uur is te zien dat de persoon wegloopt uit de richting van de zendmast, de weg oversteekt en vervolgens via de parkeerplaats naar zijn de geparkeerde auto loopt
Omstreeks 21.11 uur, 21.12 uur en 21.13 uur is te zien dat er steeds meer verlichting te zien is afkomstig uit de richting van de zendmast. Dit duidt er op dat er een brand aan het oplaaien is nabij de zendmast.
Omschrijving verdachte: man, blanke huidskleur, vermoedelijk tussen de 40 a 50 jaar oud (gezien zijn postuur en zijn loopje), kaal hoofd, stevig postuur, donker gekleed, vermoedelijk kaplaarzen dragend.
Een proces-verbaal van bevindingen van 9 februari 2022 (opnieuw uitkijken camerabeelden), dat, voor zover relevant en zakelijk weergegeven, het volgende inhoudt: [5]
Vanaf 20.53:43 uur springt de persoon vanaf de bovenkant van het hek en valt op de grond.
Vervolgens staat de persoon op, lijkt iets over de onderzijde gezicht te trekken en loopt richting de zendmast. Vanaf dat moment is zichtbaar dat het een man betreft, kaal, donkere kleding, aan de linkerhand een donkerkleurige handschoen, rechterhand waarschijnlijk geen handschoen, verder draagt de man donkergekleurde regenlaarzen tot onder knie.
Een proces-verbaal van bevindingen van 15 april 2020 (waarnemingen speurhond menselijke geur), dat, voor zover relevant en zakelijk weergegeven, het volgende inhoudt: [6]
Op 13 april 2020 kreeg ik het verzoek om te gaan naar de [adres] te Almere. Mijn speurhond is gecertificeerd in de waarneming van menselijke geuren op goederen. Ik heb in de omgeving van de zendmast een onderzoek ingesteld, waarbij ik zag dat mijn speurhond de volgende meldingen maakte:
Bij een stukje zwart plastic cq rubber cq latex, wat enigszins opgerold lag in de struiken, aan de linkerzijde van het toegangshek van de jachthaven naast de zendmast. Ik zag dat dit zwarte stukje plastic cq rubber cq latex op ongeveer 2 tot 2,5 meter vanaf het toegangshek van de jachthaven in de struiken lag.
In verband met bovenstaande heb ik telefonisch contact opgenomen met de collega die camerabeelden van de jachthaven had bekeken in verband met deze brandstichting. Ik hoorde dat hij zei dat de mogelijke verdachte van de brandstichting zich verscholen had gehouden voor voorbijrijdend verkeer in de struiken, links van het toegangshek van de jachthaven en dat hij daar ook over het hekwerk zou zijn geklommen en daarbij mogelijk struikelde. Uit ons telefoongesprek maakte ik op dat dit ongeveer op de plek was waar mijn speurhond Sara een melding maakte op het stukje zwarte plastic cq rubber cq latex en dat dit stukje mogelijk een gedeelte van een zwarte latex handschoen zou kunnen betreffen, dat mogelijk gedragen is door de verdachte.
Op 14 april 2020 ben ik wederom naar de zendmast aan de [adres] te Almere gegaan om het bovengenoemde stukje mogelijke latex handschoen te laten veiligstellen door personeel van de afdeling Forensische Opsporing. Bij onderzoek in de struiken, links van het toegangshek van de jachthaven, zag ik dat het zwarte stukje, mogelijke, latex handschoen nog op dezelfde plek lag als toen wanneer mijn speurhond menselijke geur dit op 13 april 2020 meldde.
Een proces-verbaal van bevindingen van 15 april 2020 (forensisch onderzoek plaats delict), dat, voor zover relevant en zakelijk weergegeven, het volgende inhoudt: [7]
Op 14 april 2020 kwam ik, naar aanleiding van een brandstichting van een zendmast, voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [adres] Almere.
Ik zag links van het hekwerk van de zendmast bosschages. Dit betroffen kennelijk
onlangs gesnoeide struiken ik zag dat veel takken afgeknipt waren en nieuwe jonge
scheuten hadden. Ik zag en voelde dat de bosschages stug aanvoelde en dat er vrij
moeilijk doorheen te lopen was. Ik zag dat het stuk plastic ongeveer een meter vanaf het hekwerk lag, precies op de scheiding van twee stukken hekwerk. Gezien de vorm en rand, vermoede ik dat dit stuk de rand (manchet) van een handschoen betrof, zoals een latex of nitril handschoen. Ik heb het stuk plastic veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN AAMZ5476NL.
Een schriftelijk bescheid, inhoudende een rapport DNA-onderzoek, dat, voor zover relevant, het volgende inhoudt [8] :
SIN
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAMZ5476NL#01
DNA-mengprofiel;
- DNA-hoofdprofiel van een man
- DNA-nevenkenmerken
- onbekende man A
- minimaal één andere persoon
- kleiner dan 1 op 1 miljard
- n.v.t.
Onderzoek naar biologische sporenHet onderzoeksmateriaal betreft een deel van een handschoen. Beide zijden van het deel van de handschoen zijn afzonderlijk bemonsterd. De bemonsteringen zijn als AAMZ5476NL#01 en #02 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek
DNA-databankAfgeleid DNA-hoofdprofiel AAMZ5476NL#01 (gekoppeld aan onbekende man A) is op 22 april 2020 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken.
Een schriftelijk bescheid, inhoudende een rapport DNA-onderzoek aan een referentiemonster van een veroordeelde, dat, voor zover relevant, het volgende inhoudt: [9]
Het DNA-profiel WAAU1014NL van de veroordeelde [verdachte] is op 12
augustus 2021 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt
sindsdien vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is tot op
heden één match gevonden. Bovenstaande betekent dat DNA in het sporenmateriaal met het identiteitszegel AAMZ5476NL#01, uit DNA-profielcluster [nummer] , afkomstig kan zijn van de veroordeelde [verdachte] .
Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard.
Een proces-verbaal van bevindingen van 9 februari 2022 (herkenning voertuig), dat, voor zover relevant, inhoudt: [10]
Een collega deelde mij mee dat hij bezig is met een onderzoek naar een in 2020 gepleegde brandstichting. De bijlage toonde camerabeelden waarop op 2 tijdstippen (20.34 uur en 20.37 uur) een personenauto zichtbaar was. Het voertuig wat op de desbetreffende camerabeelden te zien is, betreft volgens mij twee maal een identiek voertuig. Het is dus aannemelijk dat het om hetzelfde voertuig gaat. Mijn conclusie is dat het een personenauto, zeer waarschijnlijk merk Hyundai, type Matrix, betreft. Dit model is geproduceerd van 2002 tot 2010.
Een proces-verbaal van bevindingen van 15 februari 2022 (voertuig [verdachte] ), dat, voor zover relevant, inhoudt: [11]
Uit gegevens van het RDW blijkt dat [verdachte] sinds 30-08-2019 een Hyundai Matrix op naam heeft met kenteken [kenteken] .
Een schriftelijk bescheid, getiteld Looppatroon analyse van personen, betrokken en
mogelijk betrokken bij een brandstichting van een zendmast te Almere op 13-04-2020, dat, voor zover relevant, inhoudt: [12]
Algemeen: Het looppatroon van zowel de dader als de verdachte vertonen een aantal kenmerken die afwijkend zijn van het gemiddelde van de populatie.
De dader en de verdachte vertonen allebei voetstanden waarbij de voeten met de tenen naar
buiten geroteerd op de grond geplaatst worden (kenmerken 1 en 2). De dader en de verdachte
vertonen beiden in hun looppatroon naar buiten gedraaide knieën (kenmerken 3 en 4). Zowel de dader als de verdachte vertonen tijdens het lopen een zwaai van de romp richting de linkerkant (kenmerk 8).
Conclusie:De looppatronen van de dader en verdachten konden worden bepaald voor 13
kenmerken, die allen overeenkwamen. Vijf van deze kenmerken wijken af van de
waarde die de meeste mensen hebben.
Een proces-verbaal van bevindingen van 31 maart 2022 (onderzoek telefoon verdachte), dat, voor zover relevant, inhoudt: [13]
19-12-2019: Op deze datum stuurde [A]
[de rechtbank begrijpt: de vrouw van verdachte]een reeks berichten over 5G in lantaarnpalen.
Op 2 april 2020 stuurde de verdachte een reeks foto's en een video naar [A] . De reeks begon met een video van een kind in een groene omgeving gevolgd door 4 foto's van een zendmast. Deze mast betrof de op 13 april 2020 in brand gestoken zendmast op het Markendwarspad te Almere.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte van 31 maart 2022, dat, voor zover relevant, inhoudt: [14]
V: Ben jij anti 5G?
[verdachte] : Ik wist niet zeker hoe het met de gezondheidsdingetjes zat. Ik las daar dingen over en werd daar bezorgd van. [A] vond het kwalijker dan ik. Dit leidde wel soms tot meer ruzies. lk probeerde er niet echt dingen over op te zoeken, maar [A] kwam dan met dingen. Er werd een lantaarnpaal aan de overkant geplaatst en [A] dacht dat hier ook 5G in zat. Ik ben toen zelfs nog de paal ingeklommen om haar gerust te stellen. Ik heb wel meegedaan tegen de 5g zendmasten op een andere manier. We hebben meegedaan aan een rechtszaak. Dit kwam van ene [B] . Deze zou een rechtszaak tegen de directeuren van KPN en andere providers. Die zou dan zo'n hoge claim neerleggen bij de providers dat deze ervan af zouden laten zien om 5G te plaatsen. Ik heb hier twee keer 26 euro voor betaald.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging
Niet ter discussie staat dat op 13 april 2020 brand is uitgebroken in een zendmast aan de [adres] in Almere, welke zendmast onderdeel uitmaakt van het C2000-netwerk waarover de hulpdiensten communiceren. Deze brand is ontstaan doordat een onder die zendmast gehangen autoband in de brand is gestoken, in de kennelijke hoop dat die brand zou overslaan naar de zendmast, wat ook is gebeurd.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of de verdachte degene is geweest die de brand heeft gesticht. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en licht haar oordeel als volgt toe.
Signalement dader
Van de brandstichting zijn camerabeelden beschikbaar, waaruit een bepaald signalement van de dader naar voren is gekomen. Het gaat om een blanke, kale man, die qua lengte (iets) korter moet zijn dan het 180 centimeter hoge hek waarlangs hij op de beelden loopt. Verdachte voldoet aan dit signalement.
Looppatroonanalyse
Naast deze, meer algemene, kenmerken heeft ook een looppatroonanalyse plaatsgevonden, waarbij de manier van lopen van de dader op de camerabeelden vergeleken is met beelden van de manier van lopen van verdachte. Daarbij heeft de deskundige 13 kenmerkende aspecten van het looppatroon van de dader kunnen vaststellen, en geconstateerd dat verdachte al die 13 kenmerken ook vertoont. De rechtbank hanteert deze bevindingen aldus dat daarmee het signalement van de dader in feite wordt uitgebreid met 13 aanvullende kenmerken qua looppatroon, waarna verdachte nog altijd aan dat signalement voldoet.
DNA op stuk handschoen
Op de camerabeelden is verder te zien dat de dader van de brandstichting zich een tijdlang ophoudt in de bosjes naast de zendmast. In die bosjes is vervolgens een stuk zwart latex aangetroffen, vermoedelijk afkomstig van een handschoen. Op het stuk latex zijn sporen veilig gesteld. Bij de vergelijking van het DNA-(meng)profiel getrokken uit de veiliggestelde sporen met de DNA-databank, komt een match naar voren met het DNA-profiel van verdachte. Ook is op de camerabeelden te zien dat de dader van de brandstichting, nadat hij uit de bosjes is gekomen, één zwarte en één blanke hand heeft, alsof hij maar één handschoen draagt. Dit past dus bij het aantreffen van (een deel van) een handschoen in die bosjes.
De vindplaats van dit stuk latex en het feit dat de dader een handschoen leek te missen vormen ook de redenen waarom de rechtbank niet meegaat in de door verdachte gegeven verklaring hoe dat stuk latex op de plaats delict terecht gekomen zou kunnen zijn. Verdachte heeft verklaard dat hij met zijn zoontje op het nabijgelegen strand met latex-handschoenen heeft gespeeld, waarna hij die onderweg naar het parkeerterrein in de prullenbak heeft gedaan.
De afstand tussen de vindplaats van dit stuk latex en het door verdachte omschreven strand met parkeerplaats is namelijk aanzienlijk, waarbij er bovendien een weg gelegen is tussen beide plaatsen. [15] Het is daardoor niet direct aannemelijk dat dit stuk latex zich van de ene naar de andere plaats zou hebben verplaatst.
Ten tweede acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat dit stuk latex precies op de plek terecht gekomen zou zijn waar de dader van de brandstichting zich enige tijd schuil heeft gehouden, waarna hij met maar één handschoen weer in beeld is gekomen. Onder die omstandigheden gaat de rechtbank er vanuit dat dit stuk latex wel degelijk een daderspoor vormt.
De auto van de dader
Vervolgens is onderzocht welk type auto te zien is op die camerabeelden. Het bleek te gaan om een Hyundai Matrix. Uit het dossier blijkt dat verdachte ten tijde van de brandstichting de eigenaar was van een Hyundai Matrix.
Interesse in zendmasten
Tot slot is uit de telefoongegevens van verdachte en uit zijn verhoor bij de politie gebleken dat hij een bovengemiddelde interesse had in zendmasten. Zo heeft verdachte op 2 april 2020 – 11 dagen voor de brand – foto’s van een vergelijkbare zendmast naar zijn vrouw gestuurd. Daarnaast blijkt uit de verklaring van verdachte en het dossier dat zijn vrouw fel gekant is tegen de introductie van het 5G-netwerk en de daarbij horende zendmasten. Hoewel verdachte heeft verklaard die opvatting niet te delen, heeft hij wel financieel bijgedragen aan een te starten rechtszaak die de introductie van het 5G-netwerk beoogde te voorkomen. Ook heeft verdachte verklaard dat hij in een lantaarnpaal in zijn straat is geklommen om aan zijn vrouw aan te tonen dat er geen 5G in deze paal zat. De rechtbank is daarmee van oordeel dat verdachte een motief had om een zendmast zoals deze te willen beschadigen. Dat het geen 5G-mast maar een C2000-mast betrof, had verdachte blijkens zijn verhoor pas na de brand gelezen.
Conclusie
De rechtbank constateert op basis van het voorgaande dat er veel aanwijzingen zijn die erop duiden dat verdachte degene is geweest die de brand heeft gesticht. Los van elkaar bezien vormt geen van die aanwijzingen onomstotelijk bewijs dat verdachte de dader moet zijn geweest, maar het is de combinatie van die aanwijzingen die maakt dat de rechtbank de overtuiging heeft bekomen dat verdachte de dader is. Hij had het motief, hij had de auto, hij past in het signalement, hij past in het looppatroon en zijn DNA is aangetroffen op een stuk handschoen dat is aangetroffen op de plaats delict, terwijl de gefilmde dader een handschoen miste. Bij die stand van zaken acht de rechtbank het daderschap van verdachte wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 13 april 2020 te Almere opzettelijk brand heeft gesticht door aan een steun van een ladder een (auto)band op te hangen gevuld met houtkrullen en (vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met voornoemde (auto)band en/of houtkrullen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten (kabels van) de zendmast, een naastgelegen gebouw, een metalen hekwerk en een omliggende groenvoorzieningen te duchten was;
feit 2
op 13 april 2020 te Almere opzettelijk enig werk voor telecommunicatie, te weten een zendmast gelegen aan de Sluiskade te Almere, heeft beschadigd en een stoornis in de werking van dat geautomatiseerd werk heeft veroorzaakt, door brand te stichten nabij die zendmast terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en voor de verlening van diensten te duchten was.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feiten 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
De eendaadse samenloop van:
feit 1
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en
feit 2
opzettelijk enig werk voor telecommunicatie beschadigen en een stoornis in de werking van zodanig werk veroorzaken, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en voor de verlening van diensten te duchten is.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 177 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, onder algemene voorwaarden en met een proeftijd van 2 jaar;
- een taakstraf van 180 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de strafmaat heeft de verdediging de rechtbank verzocht acht te slaan op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, op het feit dat sprake is van eendaadse samenloop, op de overschrijding van de redelijke termijn en op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig feit: hij heeft opzettelijk brand gesticht bij een zendmast waardoor die tijdelijk niet meer gebruikt kon worden voor telecommunicatie. In dit geval was dat extra kwalijk, omdat het hier een zendmast voor het C2000-netwerk betrof dat gebruikt wordt voor de onderlinge communicatie van de hulpdiensten. Het behoeft geen toelichting dat juist een storing in dát netwerk grote consequenties kan hebben en tot levensgevaarlijke situaties kan leiden.
Bovendien heeft verdachte dit feit gepleegd in een periode dat er in Nederland meer zendmasten in de brand werden gestoken, wat voor de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid aanleiding was om daar bijzondere aandacht voor te vragen via een persbericht. Deze brandstichtingen, gericht tegen de uitrol van het 5G-netwerk, hebben in die periode voor veel onrust gezorgd in de maatschappij, waarvoor verdachte mede verantwoordelijk is. De bewezenverklaarde feiten moeten dan ook in dit licht worden bezien. Het gaat dan niet om zomaar een brandstichting, maar om een poging de uitrol van het 5G-netwerk te frustreren.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte. Daarop is te zien dat aan verdachte in april 2021, en dus na het plegen van deze brandstichting, een strafbeschikking is opgelegd voor het produceren van hennep.
Verdachte heeft ter terechtzitting toegelicht dat hij de kostwinner is voor zijn gezin en dat hij, bij een eventuele onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zijn eigen bedrijf zal verliezen. Hoewel verdachte zijn betrokkenheid bij de brandstichting niet heeft bekend – wat ook zijn recht is – heeft hij wel toegelicht dat de Coronatijd een moeilijke periode in zijn leven was, die leidde tot anti-overheidsgevoelens bij (in ieder geval) zijn vrouw en tot veel spanningen thuis. Inmiddels hebben verdachte en zijn vrouw deze moeilijke periode, zo verklaart verdachte, grotendeels achter zich gelaten.
Overschrijding van de redelijke termijn
Verder heeft de rechtbank er acht op geslagen dat het lang heeft geduurd voordat deze zaak voor de rechter is gekomen. Een verdachte heeft recht op behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn om te voorkomen dat hij langer dan redelijk is onder de dreiging van strafvervolging zou moeten leven. Die termijn begint te lopen op het moment dat een verdachte in redelijkheid kan verwachten dat tegen hem of haar vervolging wordt ingesteld. Als uitgangspunt geldt dat vervolgens binnen twee jaar een einduitspraak van de rechtbank dient te volgen. In dit geval is verdachte op 29 maart 2022 aangehouden voor deze feiten. Vanaf dat moment kon verdachte verwachten dat hij hiervoor ook vervolgd zou worden. Daarmee is op de dag van deze uitspraak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van meer dan zeven maanden. De rechtbank zal hier in het voordeel van verdachte rekening mee houden bij het bepalen van de straf, in die zin dat geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
Strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Tegelijkertijd heeft de rechtbank er oog voor dat het feit is begaan in een uitzonderlijke en, voor veel mensen, stressvolle periode in de recente geschiedenis. Dat, gekoppeld aan de overschrijding van de redelijke termijn, is voor de rechtbank reden om, conform de eis van de officier van justitie, slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijkstaat aan de tijd die verdachte in verzekering was gesteld – 3 dagen – en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 177 dagen. Aan die voorwaardelijke gevangenisstraf verbindt de rechtbank de algemene voorwaarde en een proeftijd van twee jaar.
Omdat echter niet kan worden volstaan met alleen een voorwaardelijke straf, zal de rechtbank verdachte daarnaast een taakstraf opleggen van 180 uur, te vervangen door 90 dagen hechtenis indien verdachte die taakstraf niet of niet naar behoren verricht.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55, 63, 157 en 161sexies van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feiten 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feiten 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 180 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 177 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
twee (2) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
180 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
90 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Schnitzler, voorzitter, mrs. L.E. Verschoor-Bergsma en T.M. Sanders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Bergeijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 november 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 13 april 2020 te Almere opzettelijk brand heeft gesticht door aan een steun van een ladder een (auto)band op te hangen al dan niet gevuld met houtkrullen en/of (vervolgens) open vuur in aanraking te brengen met voornoemde (auto)band en/of houtkrullen, althans een brandbare stof, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten (kabels van) de zendmast en/of een naastgelegen gebouw en/of een metalen hekwerk en/of een omliggende groenvoorzieningen te duchten was;

2.

hij op of omstreeks 13 april 2020 te Almere althans in Nederland, opzettelijk enig geautomatiseerd werk en/of enig werk voor telecommunicatie, te weten een zendmast gelegen aan de Sluiskade te Almere, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar heeft gemaakt, een stoornis in de gang en/of in de werking van dat geautomatiseerd werk heeft veroorzaakt en/of een ten opzichte van dat geautomatiseerde werk genomen veiligheidsmaatregel heeft
verijdeld, door brand te stichten in/aan/nabij die zendmast terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of voor de verlening van diensten te duchten was.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 februari 2023, genummerd PL0900-2020111126, opgemaakt door Politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 385. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 28 en 29.
3.Pagina 58 en verder.
4.Pagina 36 en verder.
5.Pagina 131 en verder.
6.Pagina 76 en verder.
7.Pagina 87 e.v.
8.Pagina 103 e.v.
9.Pagina 113 e.v.
10.Pagina 139 e.v.
11.Pagina 143 e.v.
12.Pagina 219 e.v.
13.Pagina 188 e.v.
14.Pagina 249 e.v.
15.Zoals te zien is op pagina 37.