ECLI:NL:RBMNE:2024:6343

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
579814
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de jeugdzorg

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige besproken. De zaak betreft de minderjarige, geboren in 2023, die sinds 6 februari 2024 onder toezicht is gesteld. De ouders, die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen, zijn het niet eens met de ondertoezichtstelling en menen dat zij voldoende stappen hebben gezet om de situatie te verbeteren. De kinderrechter heeft de procedure op 31 oktober 2024 behandeld, waarbij de moeder en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig waren, maar de vader niet. De kinderrechter heeft de relevante stukken, waaronder het verzoekschrift en rapporten van de GI, in haar beoordeling meegenomen.

De kinderrechter concludeert dat de huidige ondertoezichtstelling moet worden verlengd, omdat er zorgen zijn over de emotionele veiligheid van de minderjarige. Ondanks dat de ouders goed voor de minderjarige zorgen, zijn er signalen van emotionele onveiligheid en instabiliteit in de relatie tussen de ouders. De kinderrechter benadrukt het belang van een veilige en gestructureerde omgeving voor de ontwikkeling van de minderjarige en vindt het noodzakelijk dat de hulpverlening van de GI voortgezet wordt. De ondertoezichtstelling wordt verlengd tot 3 november 2025, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. Hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/579814 / JE RK 24-1345
Datum uitspraak: 31 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN NEDERLAND, gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2023 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. H.L.D. van Holland,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 14 augustus 2024;
  • de mail van de GI, ontvangen op 19 september 2024;
  • de mail met bijlagen van mr. van Holland, met daarin het rapport van [thuisbegeleiders] thuisbegeleiders, binnengekomen op 24 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- [A] en [B] namens de GI.
Hoewel behoorlijk opgeroepen, is de vader niet verschenen (in verband met een werkafspraak).
2.
De feiten
2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.3.
[minderjarige] is op 6 februari 2024 onder toezicht gesteld. De geldigheidsduur van de huidige ondertoezichtstelling loopt tot 3 november 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De vader en de moeder zijn het niet eens met de ondertoezichtstelling van [minderjarige] . De ouders vinden dat zij positieve stappen hebben gezet en dat het vrijwillige kader voor [minderjarige] volstaat.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
[minderjarige] is een erg jong kindje die op 6 februari 2024 onder toezicht is gesteld. De grootste zorg was dat [minderjarige] geen goede gehechtheidsrelatie kan aangaan met de ouders. Gebleken is namelijk dat er ten aanzien van de andere kinderen van de moeder zorgen zijn met betrekking tot de gehechtheidsrelatie en dat de moeder vooralsnog niet voldoende heeft geprofiteerd van de intensieve hulpverlening die hierop is ingezet.
5.3.
De ouders zorgen in beginsel goed voor [minderjarige] . Er wordt veel tijd met hem doorgebracht, geknuffeld en er zit structuur in zijn voeding. De GI concludeert echter dat er sprake is van (een risico op) emotionele onveiligheid, waarbij onvoldoende leerbaarheid wordt waargenomen bij de opvoeders. Daarnaast zijn er zorgen over de stabiliteit van de relatie van de vader en de moeder. De relatie wordt soms verbroken, waardoor de vader van [minderjarige] opeens uit beeld is. Op deze momenten is zichtbaar dat de moeder overspoeld wordt en dat zij niet het overzicht kan behouden in alle zorgtaken.
5.4.
De kinderrechter vindt het, juist omdat [minderjarige] nog jong is, belangrijk dat er voldoende zorg is voor [minderjarige] . De kinderrechter maakt zich zorgen om de emotionele ontwikkeling van [minderjarige] en wil dat [minderjarige] voldoende duidelijkheid en structuur geboden krijgt. Daar is ondersteuning bij nodig. De kinderrechter acht het positief dat de hulp van [thuisbegeleiders] goed verloopt en vindt het noodzakelijk dat de hulpverlening aanwezig blijft, om de bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] af te wenden. Hoewel de ouders de hulpverlening wel accepteren, vinden zij ook dat het goed gaat met [minderjarige] . De intensieve hulpverlening die er op dit moment is maakt dat er meer rust en stabiliteit is in het gezin. Deze hulpverlening is nodig om het gezin overeind te houden. De kinderrechter vindt het belangrijk dat de GI betrokken blijft om deze noodzakelijk geachte hulpverlening te monitoren en het belang van [minderjarige] te waarborgen. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
5.5.
De doelen voor de komende periode luiden als volgt:
- [minderjarige] heeft ouders die zijn signalen op tijd zien en horen, deze op een goede manier duiden en interpreteren en daar op een passende manier op reageren;
- [minderjarige] heeft ouders die in staat zijn om hem te troosten, gerust te stellen en te beschermen wanneer hij zich onveilig voelt, waarbij eigen emoties onder controle zijn of weggehouden worden;
- [minderjarige] groeit op in een opvoedsituatie waarin er geen verbaal en/of fysiek geweld plaatsvindt tussen ouders en/of kinderen onderling.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 3 november 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2024 door mr. A.G. Bakker, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. C. A. Lammertink als griffier, en op schrift gesteld op 18 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.