ECLI:NL:RBMNE:2024:6336

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
11393757 MT VERZ 24-5746
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van bewind afgewezen wegens onvoldoende waarneming vermogensrechtelijke belangen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 14 november 2024 uitspraak gedaan op een verzoek tot opheffing van het bewind over de goederen van de rechthebbende. Het verzoek is ingediend door de bewindvoerder, die tevens de moeder van de rechthebbende is. De rechthebbende, geboren in 1978, heeft een complexe vermogenssituatie, waarbij een vruchtgebruik is gelegateerd door zijn overleden vader. De kantonrechter heeft kennisgenomen van een vijfjaarlijkse evaluatie en de zitting vond plaats op 1 november 2024. Tijdens de zitting is gebleken dat de rechthebbende veel zaken zelfstandig kan afhandelen, maar de ingewikkelde constructie rondom het vruchtgebruik niet volledig kan overzien. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de rechthebbende zijn vermogensrechtelijke belangen niet behoorlijk kan waarnemen, vooral gezien de rol van zijn moeder en zus als bestuurders van de onderneming waarin het vruchtgebruik is uitgeleend. Hierdoor is het toezicht van de kantonrechter op het beschermingsbewind nog steeds noodzakelijk. Het verzoek tot opheffing van het bewind is dan ook afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bewindsbureau
locatie Almere
zaaknummer: 11393757 MT VERZ 24-5746
BM nummer : [BM nummer]

Beschikking op een verzoek tot opheffing van bewind d.d. 14 november 2024

Op verzoek van:
[verzoekster]
wonende [adres 1]
[postcode 1] [woonplaats 1]
hierna te noemen: bewindvoerder
over het vermogen van:
[rechthebbende]
wonende [adres 2]
[postcode 2] [woonplaats 2]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978
hierna te noemen: rechthebbende.

De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de vijfjaarlijkse evaluatie, ter griffie ingekomen op 22 augustus 2024.
De evaluatie met daarin het verzoek tot opheffing van het bewind is behandeld ter zitting van 1 november 2024. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van de zitting.

De beoordeling

Het verzoek strekt tot opheffing van het door de kantonrechter te Hilversum op 10 november 1999 ingestelde bewind over de goederen van rechthebbende. Nu is [verzoekster] , voornoemd, bewindvoerder. Tot zijn overlijden was ook de vader van rechthebbende bewindvoerder.
Naast bewindvoerder is mevrouw [verzoekster] ook de moeder van rechthebbende en testamentair bewindvoerder. Deze laatste hoedanigheid vloeit voort uit – zo is de kantonrechter bekend uit het bewindsdossier - de nalatenschap van de vader van rechthebbende. Vader heeft aan rechthebbende het vruchtgebruik van een bedrag gelegateerd ter hoogte van – kort gezegd - de legitieme. De zus van rechthebbende is bloot eigenaar. Dit gelegateerde vruchtgebruik is onder testamentair bewind gesteld, waarbij de bewindvoerder tot testamentair bewindvoerder is benoemd. De testamentair bewindvoerder heeft de vrijheid om het vruchtgebruik te beheren zoals het haar goeddunkt en te beslissen of en – zo ja – wanneer het testamentair bewind zal worden beëindigd.
De testamentair bewindvoerder heeft het bedrag vervolgens middels een hypothecaire geldlening uitgeleend aan [onderneming] B.V. tegen een rente van 2,5% op jaarbasis. De bewindvoerder en de zus van rechthebbende zijn de bestuurders van [onderneming] B.V., die zich bezighoudt met beleggingen in onroerend goed. De bewindvoerder houdt de certificaten van de aandelen in deze vennootschap. De rente-ontvangsten worden door de bewindvoerder verantwoord in de jaarlijkse rekening en verantwoording ter zake het beschermingsbewind.
Rechthebbende en de bewindvoerder willen graag dat het bewind wordt opgeheven. De kantonrechter dient te toetsen of rechthebbende inmiddels in staat is om ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen waar te nemen. Ter zitting is gebleken dat rechthebbende al veel zaken zelfstandig kan en doet, maar de bovengenoemde constructie niet volledig kan overzien. Bovendien heeft verzoeker kenbaar gemaakt dat de reden voor het verzoek mede ligt in het opstellen van de jaarlijkse rekening en verantwoording, wat werk en kosten met zich meebrengt. Rechthebbende is dit met zijn moeder eens en wil haar op dit vlak graag ontzien.
De kantonrechter zal het verzoek echter afwijzen, nu hij van oordeel is dat rechthebbende zijn vermogensrechtelijke belangen niet
ten vollebehoorlijk kan waarnemen. Dit geldt met name ten aanzien van de ingewikkelde constructie rondom het vruchtgebruik. Desgevraagd op zitting kon rechthebbende de kantonrechter niet goed uitleggen wat de constructie precies inhield. Daar komt bij dat de moeder (en in mindere mate zijn zus) zoveel petten op hebben dat voor rechthebbende de te volgen stappen niet te overzien zullen zijn als - bijvoorbeeld – in een onverhoopt geval de verschuldigde rente niet meer wordt voldaan. In de huidige constellatie is er in ieder geval nog de kantonrechter die toezicht uitvoert op het beschermingsbewind. Dit toezicht ontbreekt geheel in het testamentaire bewind. Daarmee is de grond voor het bewind nog steeds aanwezig en heeft voorzetting van het bewind nog wel degelijk zin.

De beslissing

De kantonrechter:
- wijst het verzoek tot opheffing van het bewind af.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.G. van de Streek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2024, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend.