Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
[eiser] hebben daarna nog nadere producties ingediend.
[eiser] is verschenen met zijn echtgenote mevrouw [A] en zijn gemachtigde
mr. J.A. van den Bogert. [gedaagden] zijn verschenen met [gemachtigde] , die als hun gemachtigde optrad. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en hebben op elkaar kunnen reageren. Zij hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken. Na sluiting van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter de zaak aangehouden tot 17 januari 2024 om partijen in de gelegenheid te stellen tot overeenstemming te komen. Partijen hebben de kantonrechter bij
e-mails van 11 en 15 januari 2024 laten weten dat zij geen schikking hebben bereikt en hebben om een vonnis verzocht. De kantonrechter heeft hierop bepaald dat vandaag vonnis wordt gewezen en uitgesproken.
eersteverdieping te vervangen. Zij heeft daarbij aangegeven dat dit, als zij het zich goed herinnerde, € 1.500,-- meer zou kosten dan in de offerte.
3.Het geschil in conventie en de beoordeling daarvan
- € 10.698,96 aan hoofdsom terzake de factuur van 28 februari 2022,
- € 881,99 aan buitengerechtelijke incassokosten,
- € 113,51 aan wettelijke rente tot en met 11 april 2023 en
- € 1.815,-- inclusief btw terzake de factuur van 15 mei 2023,
- een post van € 52.500,-- exclusief btw voor werkzaamheden volgens de offerte van 28 januari 2022;
- een post ‘Meerwerk voor het leveren van 5 kozijnen voor de dakkapel’; deze post bestaat uit een bedrag van in totaal € 1.680,95 exclusief btw aan materiaalkosten en € 2.704,-- exclusief btw voor arbeidsloon;
- een post ‘Energietoeslag glas’ van € 1.008,69 exclusief btw;
- een post ‘Meerprijs zonwerend glas’ van € 523,82 exclusief btw;
- een post ‘Montage ter plaatsen ramen en deuren’ van € 1.742,-- exclusief btw.
[eiser] heeft volgens hen op geen enkele wijze aangegeven dat sprake was van meerwerk buiten de offerte. [gedaagden] stellen subsidiair dat [eiser] niet aan zijn verplichting heeft voldaan om voor de kosten van het meerwerk te waarschuwen. Zij stellen zich op het standpunt dat zij de noodzaak van een prijsverhoging niet uit zichzelf hoefden te begrijpen.
[eiser] hebben gegeven, omdat de kantonrechter ook hier in de feitelijke stellingen die
[eiser] heeft ingenomen aanleiding ziet de grondslag van de vordering ambtshalve aan te vullen met de grondslag ongerechtvaardigde verrijking. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] voldoende feitelijk heeft gesteld om te oordelen dat hiervan sprake is. Uit zijn stellingen kan worden afgeleid dat hij voor de montage van de ramen en de deuren werkzaamheden heeft verricht waarmee hij niet op andere wijze inkomsten heeft kunnen genereren. Dit kan worden aangemerkt als een verarming waardoor [gedaagden] zijn verrijkt. Als gevolg van de werkzaamheden van [eiser] zijn in hun woning immers ramen en deuren gemonteerd. Als zij dit door een derde hadden moeten laten doen, bijvoorbeeld door hun eigen aannemer, dan hadden zij hiervoor extra kosten moeten maken. De kantonrechter stelt in het licht hiervan vast dat sprake is van een vermogensverschuiving (verrijking aan de kant van [gedaagden] en verarming aan de kant van [eiser] ) en dat die vermogensverschuiving op zichzelf niet door [gedaagden] is betwist.
de montagevan de ramen en deuren geen onderdeel uitmaakt van de aannemingsovereenkomst voor
de leveringvan de 7 kozijnen voor de begane grond en de eerste verdieping en
de leveringvan 2 deuren en 37 ramen. Voor de verrijking is in de overeenkomst daarom geen rechtvaardiging te vinden. Dit betekent dat [gedaagden] ongerechtvaardigd zijn verrijkt ten koste van [eiser] , waardoor zij verplicht zijn om, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van hun verrijking.
[eiser] worden begroot op:
812,--(2 punten x tarief € 406,--)
4.Het geschil in reconventie en de beoordeling daarvan
[eiser] de gelegenheid te geven de gestelde gebreken binnen een redelijke termijn weg te nemen. Omdat [eiser] niet in gebreke gesteld, is hij niet in verzuim komen te verkeren. [gedaagden] kunnen om deze redenen op grond van artikel 6:74 BW geen aanspraak maken op schadevergoeding. Hun vordering wordt daarom afgewezen.
5.In conventie en in reconventie
6.De beslissing
- € 9.478,45 aan hoofdsom terzake de factuur van 28 februari 2022,
- € 853,65 aan buitengerechtelijke incassokosten,
- € 94,52 aan wettelijke rente tot en met 11 april 2023 en
- € 1.815,-- inclusief btw terzake de factuur van 15 mei 2023;
[eiser] van € 1.612,91 aan hem betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;