ECLI:NL:RBMNE:2024:6329

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
UTR 24/4758
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het belanghebbendenbegrip in het bestuursrecht bij gegevensverstrekking

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 19 november 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een inwoner van de gemeente Wijk bij Duurstede, en het college van burgemeester en wethouders van diezelfde gemeente. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college, dat op 24 juni 2024 het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. Dit bezwaar was ingediend naar aanleiding van een verzoek om een uittreksel uit de Basisregistratie Personen, dat door de advocaat van eiser was gedaan. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat eiser geen belanghebbende is bij het bezwaar, omdat het verzoek om het uittreksel door zijn advocaat was ingediend en gericht was aan de advocaat zelf. De rechtbank oordeelde dat de hoedanigheid van de advocaat van belang is, aangezien deze kan worden aangemerkt als een derde die werkzaamheden verricht met een gewichtig maatschappelijk belang, zoals bedoeld in de Wet basisregistratie personen. De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft geoordeeld dat eiser geen rechtstreeks belang had bij het verzoek en dat het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, zonder dat een zitting nodig was, en het college hoeft geen proceskosten of griffierecht te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4758

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijk bij Duurstede, verweerder.

Inleiding

1. Op verzoek van de advocaat van eiser heeft het college een uittreksel verstrekt uit de Basisregistratie Personen van een inwoner van de gemeente Wijk bij Duurstede, met het oog op een gerechtelijke procedure.
2. Met het besluit van 24 juni 2024 heeft het college het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Beoordeling door de rechtbank

3. Het college heeft aan de beslissing op bezwaar onder meer ten grondslag gelegd dat eiser geen belanghebbende is bij zijn bezwaar, omdat het verzoek om een uittreksel door zijn advocaat is gedaan en dat uittreksel is gericht aan zijn advocaat zelf. Daarbij heeft het college overwogen dat de hoedanigheid van advocaat van belang is, omdat een advocaat kan worden aangemerkt als derde die werkzaamheden verricht met een gewichtig maatschappelijk belang, in de zin van artikel 3.6, tweede lid, van de Wet basisregistratie personen en artikel 41 en bijlage 5 van het Besluit basisregistratie personen.
4. De rechtbank oordeelt dat het standpunt van het college over de belanghebbendheid van eiser juist is. Voor zover eisers advocaat een uittreksel kon opvragen, kon zij dat alleen doen in haar hoedanigheid van advocaat. Bij het besluit daarover heeft eiser zelf slechts een afgeleid, maar geen rechtstreeks daarbij betrokken belang. Zijn bezwaar is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Dat was zo duidelijk, dat het college kon afzien van het horen van eiser.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dit is zo duidelijk, dat daarvoor geen zitting bij de rechtbank nodig is. Het college hoeft geen proceskosten of griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.