ECLI:NL:RBMNE:2024:6328

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
16.324835.23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met mes, beroep op noodweer slaagt

Op 19 november 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 september 2023 in Soest een aangever met een mes in de rug heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een poging tot zware mishandeling, maar heeft het beroep op noodweer van de verdachte geaccepteerd. Tijdens de zitting op 5 november 2024 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd, omdat het bewijs volgens haar onvoldoende was. De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte zich moest verdedigen tegen twee mannen die hem belaagden. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de getuigen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond. De rechtbank heeft daarom de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.324835.23
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 november 2024
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1995] in [geboorteplaats] ,
wonend [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 november 2024. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. G.A. Hoppenbrouwers en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. G.J. Boven, advocaat te Leusden, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft mr. X.B. Sijmons namens benadeelde partij [aangever] het woord gevoerd.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: op 24 september 2023 in Soest heeft geprobeerd om aangever [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een mes of scherp voorwerp in de richting van [aangever] te bewegen en dat mes in de zij/rug van [aangever] te steken;
subsidiair: op 24 september 2023 in Soest aangever [aangever] heeft mishandeld door een mes of scherp voorwerp in zijn zij/rug te steken.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat de rechtbank de zaak inhoudelijk kan behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit, omdat zij het bewijs onvoldoende wettig en overtuigend acht. Er is door verdachte weliswaar bekend dat hij heeft gezwaaid met een mes en er is letsel bij het slachtoffer, maar op het mes is geen DNA van het slachtoffer aangetroffen waardoor volgens de officier van justitie niet kan worden vastgesteld dat het letsel door verdachte is toegebracht Daarnaast lijken de verklaringen van het slachtoffer en getuige [getuige 1] op elkaar te zijn afgestemd wat deze verklaringen niet betrouwbaar maakt voor de officier van justitie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde feit Subsidiair heeft de raadsman een beroep gedaan op de rechtvaardigingsgrond noodweer omdat verdachte zich moest verdedigen tegen twee mannen die hem belaagden. Mocht de rechtbank daar niet in meegaan, heeft de raadsman meer subsidiair verzocht om verdachte niet te veroordelen voor een poging tot zware mishandeling, maar vooreenvoudige mishandeling.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft bij de politie - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Ik heb het mesje uit mijn kontzak gepakt en ik heb 1 zwaaiende beweging gemaakt. [2]
Aangever [aangever] heeft - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Ik ben op 24 september 2023 tussen 02.30 uur en 03.00 uur slachtoffer geworden van een poging doodslag. De verdachte die mij met een mes gestoken heeft ken ik en is genaamd [verdachte] . Ik kwam [verdachte] weer tegen voor de deur van [naam] in Soest. Ik zag dat [verdachte] op mij af kwam lopen. Ik voelde een stomp in mijn linkerzij. Ik dacht dat ik geslagen was, ook voelde ik een steek in mijn zij. [verdachte] rende weg en riep iets van ‘ik heb je gejoked’ of gestoken. [3]
Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD regio Utrecht over letsel bij [aangever] op 24-09-2024:
Op de linkerzijde van de rug ter hoogte van de onderste rib bevindt zich een huidonderbreking van circa 2 x 1,5 cm [4] . Er zal littekenvorming plaatsvinden.
Proces-verbaal van bevindingen ter plaatse:
Op 24 september omstreeks 03.00 uur bevonden wij ons in Soest. Ter plaatse troffen wij een groepje jongens. Ik herkende [aangever] . Ik zag dat hij op de linkerkant van zijn rug een wond had zitten. Ik zag dat die wond ongeveer 1 cm breed was. Ik zag dat er bloed uit de wond sijpelde. [5]
Proces-verbaal van bevindingen van de telefoon van verdachte:
Bericht verzonden via WhatsApp aan [A] op 24 september 2023 om 03.27.32u:
‘Ik heb hem terug gepakt geloof mij’ [6]
4.3.2.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat verdachte in de nacht van 24 september 2023 met een mes heeft gezwaaid in de richting van aangever [aangever] en hem daarbij in zijn rug heeft gestoken. Dat de verwonding door verdachte is veroorzaakt, wordt ondersteund door het geconstateerde letsel, dat kort na het incident tussen aangever en verdachte wordt gezien door verbalisanten en door het bericht dat verdachte even na het incident verstuurde. De rechtbank kan dat bericht niet anders duiden dan dat verdachte bedoelde te zeggen dat hij aangever iets heeft aangedaan.
De rechtbank overweegt verder dat het geen gegeven is dat op het door verdachte gebruikte mes DNA van aangever aangetroffen had moeten worden indien hij hem met dat mes zou hebben gestoken. Verdachte heeft aangever namelijk gestoken in zijn vetlaag, waardoor de wond niet meteen ging bloeden, zoals door aangever ook is verklaard. Bovendien is het mes nadien volledig bebloed door de hevig bloedende wond die verdachte zelf tijdens het incident opliep aan zijn vinger. Voor zover er al bloed of ander materiaal van aangever op het mes terecht was gekomen, is het mogelijk dat dit door de grote hoeveelheid bloed van verdachte op het mes bij het forensische onderzoek niet meer kon worden onderscheiden.
Voorwaardelijk opzet
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of het handelen van verdachte gekwalificeerd kan worden als een poging tot zware mishandeling. Daarbij gaat het om de vraag of de bewezenverklaarde feitelijke handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf - in dit geval het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel - en of verdachte daar ook opzet op heeft gehad.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Door tijdens een worsteling ongecontroleerd en onder invloed van alcohol te zwaaien met een mes in de richting van het bovenlichaam van aangever, heeft verdachte een handeling verricht die naar haar uiterlijke verschijningsvorm is gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Daarmee kan het naar oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte ook de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. Naar algemene ervaringsregels is de kans namelijk aanmerkelijk dat iemand zwaar lichamelijk letsel oploopt als hij in dat deel van het lichaam wordt gestoken. Dat de bewegingen slechts een oppervlakkige steekwond hebben veroorzaakt, doet daar niet aan af. Dat betekent dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte voorwaardelijk opzet had op dat gevolg waardoor sprake is van een poging tot zware mishandeling.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 24 september 2023 te Soest, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- een mes in de richting van die [aangever] heeft bewogen en
- een mes in de rug van die [aangever] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

De verdediging heeft subsidiair een beroep op noodweer gedaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie een verklaring afgelegd over wat er volgens hem is gebeurd. Ter zitting heeft verdachte over punten die van wezenlijk belang zijn voor zijn beroep op noodweer andersluidend verklaard. Bij de beoordeling van het beroep op noodweer gaat de rechtbank uit van de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd, omdat deze verklaring is afgelegd korter na het bewezenverklaarde. Daarnaast past die verklaring veel beter bij het letsel dat bij verdachte zelf is geconstateerd.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet de rechter bij een beroep op noodweer de feitelijke grondslag daarvan onderzoeken. Het gaat er om of die die feitelijke toedracht, gelet op wat daarover door of namens de verdachte is aangevoerd en in het licht van het verhandelde ter terechtzitting, voldoende aannemelijk is geworden. Aan het oordeel dat de gestelde feitelijke grondslag voldoende aannemelijk is geworden, staat enige onzekerheid over de precieze feitelijke toedracht niet in de weg.
Ten overstaan van de politie heeft verdachte, samengevat, verklaard dat hij in de nacht van 24 september 2023 Thijn [getuige 1] en aangever tegenkwam. Hij liep mee om de hoek en kreeg daar eerst klappen van [getuige 1] , ze stonden om hem heen en hij kreeg trappen en klappen van aangever en [getuige 1] . Hij werd van voor en achter ingesloten en kon niet wegkomen. Op een gegeven moment trok aangever een mes, terwijl beiden trapten en sloegen. Hij heeft aangever met een duw proberen af te weren, waardoor het topje van zijn vinger er afgegaan is. Verdachte zag dat hij heel heftig bloedde, heeft toen zelf een mesje gepakt en 1 zwaaiende beweging gemaakt. Toen is verdachte weggerend.
De rechtbank acht deze gang van zaken aannemelijk. Het letsel waar verdachte over verklaard heeft, is ook geconstateerd door een forensisch arts die stelt dat het kan passen bij het afweren van een mes. Daarnaast heeft een vriend van aangever, getuige [getuige 2] , verdachte met een bloedende vinger gezien kort nadat hij met twee jongens was meegelopen. Daar komt bij dat aangever en getuige [getuige 1] , die beiden ontkennen dat aangever een mes heeft gebruikt, op punten tegenstrijdig en ongeloofwaardig verklaren, wat voor de rechtbank het door verdachte geschetste scenario aannemelijker maakt. In deze omstandigheden is naar oordeel van de rechtbank dus voldoende aannemelijk dat verdachte zich bevond in een noodweersituatie en het recht had om zich te verdedigen.
De rechtbank is van oordeel dat deze verdediging ook voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dat aangever ook een mes in handen had, maakt dat de verdediging van verdachte proportioneel was. Omdat verdachte daarnaast ook geen andere mogelijkheden had - hij kom immers niet weg omdat hij werd ingesloten - is naar oordeel van de rechtbank ook voldaan aan de eis van subsidiariteit. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat het beroep op noodweer slaagt en zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

9.BENADEELDE PARTIJ

[aangever] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 11.345. Dit bedrag bestaat uit € 7.345 materiële schade en € 4.000 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen gelet op de gevorderde vrijspraak.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair - als verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging - moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, vanwege het gebrek aan (medische) onderbouwing.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verklaart benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in de vordering nu verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zal de rechtbank hem veroordelen in de kosten door de verdachte gemaakt. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is
  • verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van dat feit.
Benadeelde partij
  • verklaart benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
  • veroordeelt benadeelde partij [aangever] in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mr. G. Schnitzler en mr. M.J. Westerink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Besselink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 november 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 september 2023 te Soest, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van die [aangever] heeft bewogen en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de zij en/of rug, althans in het lichaam, van die [aangever] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 september 2023 te Soest, althans in Nederland, [aangever] heeft mishandeld door een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in die [aangever] zijn zij en/of rug, althans in zijn lichaam, te steken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 maart 2024, genummerd PL0900-20230926.0858.7394, opgemaakt door Politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 128. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 24.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 32.
4.Een geschrift, te weten een letselrapportage, p. 41.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 65.
6.Proces-verbaal van bevindingen van digitaal uitlezen telefoon van verdachte, p. 84.