ECLI:NL:RBMNE:2024:6306

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
UTR 23/4399
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omwisseling Oekraïens rijbewijs naar Nederlands rijbewijs door RDW

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om haar Oekraïense rijbewijs om te wisselen naar een Nederlands rijbewijs. De RDW heeft deze aanvraag met het besluit van 22 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 2 augustus 2023 is de RDW bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiseres heeft beroep ingesteld en de RDW heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De rechtbank heeft het beroep op 15 maart 2024 op zitting behandeld, waarbij eiseres en haar partner aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de RDW.

Eiseres woont sinds begin 2018 in Nederland en heeft in 2017 een Nederlandse man getrouwd. Op 13 februari 2023 diende zij een aanvraag in voor de omwisseling van haar Oekraïense rijbewijs. De RDW wees deze aanvraag af omdat uit de overgelegde documenten niet bleek dat zij of een gezinslid onder de 30%-regeling valt. De RDW stelde dat Oekraïense rijbewijzen in beginsel niet voor omwisseling in aanmerking komen, en eiseres viel niet onder de uitzondering van de regeling voor kennismigranten. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, ondanks dat er ongerechtvaardigd onderscheid lijkt te zijn tussen eiseres en kennismigranten.

De rechtbank concludeert dat het Oekraïense rijbewijs van eiseres niet kan worden omgewisseld naar een Nederlands rijbewijs, omdat dit in strijd is met de Wegenverkeerswet en de bijbehorende regelgeving. De rechtbank wijst erop dat de verkeersveiligheid voorop staat en dat de regels omtrent rijbewijzen strikt moeten worden nageleefd. Eiseres kan niet worden gelijkgesteld aan Oekraïense vluchtelingen die tijdelijk gebruik mogen maken van hun rijbewijs, en de overschrijding van de beslistermijn in de bezwaarprocedure leidt niet tot afgifte van een Nederlands rijbewijs. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en de RDW hoeft het griffierecht niet te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4399

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en

De directie van de RDW, de RDW

(gemachtigde: mr. F. Schuring).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om haar Oekraïense rijbewijs om te wisselen naar een Nederlands rijbewijs.
De RDW heeft deze aanvraag met het besluit van 22 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 2 augustus 2023 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiseres is de RDW bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Eiseres heeft beroep ingesteld en de RDW heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 15 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, samen met haar partner, en de gemachtigde van de RDW.

Beoordeling door de rechtbank

Aanleiding van de procedure
1. Eiseres woont sinds begin 2018 in Nederland. Zij is in 2017 getrouwd met een Nederlandse man. Op 13 februari 2023 dient eiseres een aanvraag in voor de omwisseling van haar Oekraïense rijbewijs naar een Nederlands rijbewijs. Haar aanvraag wordt door de RDW afgewezen omdat uit de door eiseres overgelegde documenten niet blijkt dat zij of een gezinslid onder de 30% (fiscale) regeling valt.
Bestreden besluit
2. Bij het bestreden besluit is de RDW bij de afwijzing van de aanvraag gebleven onder verbetering en aanvulling van de motivering. Deze is als volgt. Op grond van het bepaalde in artikel 46 van het Reglement rijbewijzen (het Reglement) en de Regeling omwisseling niet-Nederlandse rijbewijzen (de Regeling) komen rijbewijzen uit Oekraïne in beginsel niet voor omwisseling in aanmerking. Eiseres valt ook niet onder de uitzondering van artikel 2 van de Regeling omdat aan haar geen ‘bewijsregel’ is afgegeven. Deze bewijsregel wordt, kort samengevat, door de Belastingdienst afgegeven aan uit het buitenland aangetrokken werknemers die beschikken over specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is. Volgens de RDW is er geen bevoegdheid – ondanks persoonlijke omstandigheden van eiseres en haar bezwaren tegen deze uitzonderingsregeling – om van deze regelgeving af te wijken. Het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet omdat er geen sprake is van gelijke gevallen. De omstandigheid dat de uitzonderingssituaties niet zijn gebaseerd op de verkeersveiligheid, en dat eiseres onder dezelfde omstandigheden en in hetzelfde land haar rijbewijs heeft gehaald, doen hier niet aan af. Tot slot ziet de RDW geen reden om op grond van het evenredigheidsbeginsel anders te beslissen omdat de nadelige gevolgen voor eiseres (het niet kunnen omwisselen van haar Oekraïense rijbewijs voor een Nederlands rijbewijs en de mogelijke kosten en tijdsinvestering in verband met het halen van uw rijbewijs in Nederland) niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit van 22 maart 2023 te dienen doelen (het voorkomen dat een Nederlands rijbewijs wordt toegekend door onjuiste toepassing van wet- en regelgeving).
Standpunt van eiseres
3. Eiseres is het niet eens met het besteden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij wél onder de uitzondering valt omdat haar man ook een beroep uitoefent met een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse markt schaars of niet aanwezig is. Eiseres vindt dat zij niet anders is dan de partner van een kennismigrant en daarom komt zij in aanmerking voor de omwisseling van haar rijbewijs. Volgens eiseres is er sprake is van ongelijke behandeling en discriminatie van haar en haar man. Daarbij wijst zij ook op de situatie van Oekraïense vluchtelingen die wel mogen rijden met hun rijbewijs. Daarnaast vindt eiseres het niet redelijk dat de beslissing is genomen omdat zij niet kan aantonen in het bezit te zijn van de ‘bewijsregel’ terwijl haar rijbewijs haar rijvaardigheid en rijgeschiktheid aantoont en de veiligheid op de weg garandeert. Tot slot verzoekt eiseres de rechtbank om de RDW op te dragen om alsnog een Nederlands rijbewijs af te geven aan haar omdat de RDW in bezwaar de beslistermijn heeft overschreden.
Oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Geen afgifte Nederlands rijbewijs op grond van de regelgeving
5. De hoofdregel voor het verkrijgen van een Nederlands rijbewijs is opgenomen in artikel 111, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw). Een rijbewijs kan, voor zover van belang, slechts worden afgegeven als uit (a) onderzoek (rij-examen), (b) een eerder afgegeven rijbewijs of (c) een ‘door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs dat voldoet aan de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde eisen’, blijkt dat de aanvrager van het rijbewijs beschikt over een voldoende mate van rijvaardigheid en geschiktheid.
6. Voor eiseres is de situatie (c) van belang. De algemene maatregel van bestuur waarin de eisen zijn neergelegd is het Reglement. Artikel 46 van dat Reglement bepaalt dat er twee situaties zijn waarin een rijbewijs – kort gezegd – omgewisseld kan worden voor een Nederlands rijbewijs. De eerste situatie is dat het rijbewijs en de wijze van verkrijging daarvan gelijkwaardig is aan, samengevat, de eisen die de EU aan rijbewijzen en het verkrijgen daarvan stelt. Dat moet blijken uit een ministeriële regeling. De tweede situatie is dat een rijbewijs bij ministeriële regeling is aangewezen als een rijbewijs dat om redenen van algemeen belang voor omwisseling in aanmerking komt.
7. De ministeriële regeling waar artikel 46 van het Reglement over spreekt is de Regeling. In die Regeling zijn Oekraïense rijbewijzen niet als gelijkwaardig aangemerkt en omvat de ‘algemeen belang’-situatie kennismigranten die gebruik mogen maken van de fiscale 30%-regeling [1] . Omdat eiseres noch haar partner valt onder een van deze twee situaties, komt zij niet in aanmerking voor het omwisselen van haar Oekraïense rijbewijs.
Geen afgifte Nederlands rijbewijs op grond van het gelijkheidsbeginsel
8. Artikel 111 van de Wvw maakt het mogelijk om een rijbewijs af te geven als is gebleken dat de aanvrager beschikt een voldoende mate van rijvaardigheid en geschiktheid. Dit artikel maakt het niet mogelijk om een rijbewijs te verkrijgen op grond van het algemeen belang. Er is dan ook sprake van een uitzondering op die hoofdregel als een rijbewijs op andere gronden wordt verleend. Die uitzondering is mogelijk op grond van artikel 46 van het Reglement, een algemeen verbindend voorschrift dat op de Wvw is gebaseerd. Daarin is het mogelijk gemaakt dat een rijbewijs dat niet gelijkwaardig is aan een EU-rijbewijs om redenen van algemeen belang kan worden omgewisseld voor een Nederlands rijbewijs. In de Regeling is dat uitgewerkt. De toelichting op de Regeling bevat geen toelichting die ziet op het belang van rijvaardigheid en geschiktheid bij het omwisselen om redenen van algemeen belang. [2] De rechtbank is het dan ook met eiseres eens dat de ‘algemeen belang’-situatie geen raakvlakken heeft met het beschikken over een voldoende mate van rijvaardigheid en geschiktheid, waarover het in artikel 111 van de Wvw gaat.
9. Eiseres stelt terecht dat de kennismigranten die onder de ‘algemeen belang’-situatie vallen gunstiger worden behandeld dan zij. Zij is van mening dat er sprake is van verboden discriminatie omdat de mogelijkheid bestaat om een niet gelijkwaardig rijbewijs toch om te wisselen voor een Nederlands rijbewijs, terwijl die situatie geen enkel verband houdt met het beschikken over een voldoende mate van rijvaardigheid en geschiktheid. De rechtbank is met eiseres van oordeel dat er sprake is van gelijke gevallen, namelijk het beschikken over een rijbewijs dat niet aan de gelijkwaardigheidseis voldoet, die ongelijk worden behandeld.
10. Ongelijke behandeling van gelijke gevallen is alleen toegestaan als er een redelijke en objectieve rechtvaardiging voor is. Dit betekent dat alleen sprake is van een verboden ongelijke behandeling als het gemaakte onderscheid geen gerechtvaardigde doelstelling heeft of als er geen redelijke verhouding bestaat tussen de maatregel die het onderscheid maakt en het daarmee beoogde gerechtvaardigde doel.
11. Aan artikel 2, eerste lid, van de Regeling ligt een economisch belang ten grondslag. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft het belang in 2021 als volgt omschreven: “De achtergrond van de omwisselingsregeling voor kennismigranten is het vergemakkelijken van het aantrekken van werknemers met een schaarse deskundigheid door het bedrijfsleven en andere organisaties.” Daarnaast merkt de Minister op dat bij “de beoordeling van de omwisselingsregeling de belangen voor de betrokken bedrijven en instellingen, en het vestigingsklimaat in het algemeen” moet worden meegenomen. [3] De rechtbank vindt dat belang onvoldoende draagkrachtig om het omwisselen van niet gelijkwaardige rijbewijzen voor Nederlandse rijbewijzen aan kennismigranten en hun partners gerechtvaardigd te achten, gelet op het doel van artikel 111 van de Wvw. Artikel 111 van de Wvw heeft als doel om de verkeersveiligheid te waarborgen en stelt daarom als voorwaarde voor het verstrekken van een rijbewijs dat is gebleken dat de aanvrager over een voldoende mate van rijvaardigheid en geschiktheid beschikt. De rechtbank ziet voor de ongelijke behandeling in het licht van de doelstelling van artikel 111 van de Wvw dan ook geen redelijke en objectieve rechtvaardiging. De omstandigheid dat artikel 2, eerste lid, van de Regeling wellicht een beperkte uitzondering is [4] of dat er geen aanwijzingen zijn dat de omwisselingsregeling voor kennismigranten bovenmatige risico’s voor de verkeersveiligheid met zich meebrengt [5] , ziet de rechtbank niet als rechtvaardiging voor het gemaakte onderscheid. Dit leidt tot de conclusie dat er sprake is van ongerechtvaardigd onderscheid.
12. Het voorgaande betekent echter niet dat het Oekraïense rijbewijs van eiseres omgewisseld kan worden naar een Nederlands rijbewijs. Dit zou dan niet alleen in strijd zijn met artikel 111 van de Wvw, artikel 46 van het Reglement en artikel 1 van de Regeling, maar ook met het belang dat artikel 111 van de Wvw beoogt te beschermen, namelijk het belang van de verkeersveiligheid. De beroepsgrond van eiseres treft dus wel doel, maar leidt niet tot vernietiging van het bestreden besluit.
13. Dat vluchtelingen uit Oekraïne, die vallen onder de richtlijn tijdelijke Bescherming van de Europese Unie (2001/55 EG) en de Verordening (EU) 2022/1280, tijdelijk in Nederland gebruik mogen maken van hun Oekraïense rijbewijs betekent niet dat er aan eiseres een Nederlands rijbewijs afgegeven dient te worden. Het omwisselen van een Oekraïens rijbewijs is wat anders dan het tijdelijk gebruik mogen maken van een dergelijk rijbewijs. Hier is geen sprake van ongelijke behandeling.
Geen afgifte Nederlands rijbewijs omdat de RDW de beslistermijn heeft overschreden
14. Op grond van artikel 111 van de Wvw wordt een Nederlands rijbewijs slechts afgegeven wanneer er wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden. Het overschrijden van de beslistermijn in de bezwaarprocedure is daar niet één van. Daarom kan dit niet kan leiden tot de afgifte van een Nederlands rijbewijs.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Omdat het beroep ongegrond is, hoeft de RDW het door eiseres betaalde griffierecht niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Artikel 111 Wegenverkeerswet

Artikel 111
1. Een rijbewijs wordt op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief, slechts afgegeven aan degene die:
a. de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde minimumleeftijd heeft bereikt voor het besturen van een motorrijtuig van de categorie waarop de aanvraag tot afgifte van een rijbewijs betrekking heeft en
b. blijkens een overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels door of vanwege de overheid ingesteld onderzoek dan wel blijkens een eerder aan hem afgegeven rijbewijs of een hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs dat voldoet aan de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde eisen, beschikt over een voldoende mate van rijvaardigheid en geschiktheid, dan wel, indien de aanvraag betrekking heeft op afgifte van een rijbewijs dat geldig is voor het besturen van bromfietsen, over een voldoende mate van rijvaardigheid.
(…)

Artikel 46 Reglement rijbewijzen

Artikel 46
(…)
5. Het over te leggen rijbewijs en de wijze van verkrijging daarvan dienen bij ministeriële regeling te zijn aangewezen als zijnde ten minste gelijkwaardig aan rijbewijzen en de verkrijging daarvan zoals voorzien in richtlijn nr. 2006/126/EG, van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs (PbEU L 403), dan wel dient het over te leggen rijbewijs bij ministeriële regeling te zijn aangewezen als een rijbewijs dat om redenen van algemeen belang voor omwisseling in aanmerking komt.
(…)
Artikel 2 van de Regeling omwisseling niet-Nederlandse rijbewijzen
Artikel 2
1. Om redenen van algemeen belang komen voor omwisseling tegen een Nederlands rijbewijs in aanmerking door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijzen die niet op andere wijze voor omwisseling in aanmerking komen en waarvan de houder ten genoegen van de Dienst Wegverkeer kan aantonen dat hij dan wel een van de personen van het gezin waartoe hij behoort en waarmee hij in Nederland samenwoont, dient te worden aangemerkt als een ingekomen werknemer in de zin van artikel 10e, tweede lid, onderdeel b, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 ten aanzien van wie op grond van zijn specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is, de in artikel 10ea, eerste lid, van dat besluit bedoelde bewijsregel van toepassing is.
2. Buiten de gevallen, bedoeld in het eerste lid, kan de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer, na overleg met de Minister van Infrastructuur en Milieu, om redenen, aan het algemeen belang ontleend, een door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs dat niet op andere wijze voor omwisseling tegen een Nederlands rijbewijs in aanmerking komt, omwisselen tegen een Nederlands rijbewijs.

Voetnoten

1.Artikel 10e, tweede lid, onderdeel b, en artikel 10ea, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.
2.Staatscourant 1996, nr. 101, p. 29 en 2001, nr. 134, p. 28.
3.Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, 29 398, nr. 969, pagina 5.
4.Vgl. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 januari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV0601.
5.Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 29 398, nr. 1033 en nr. 1059, pagina 14.