ECLI:NL:RBMNE:2024:6298
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank bij niet tijdig beslissen op verzoek om persoonsgegevens
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat het Openbaar Ministerie Limburg niet tijdig heeft beslist op zijn verzoek van 9 oktober 2023. Eiser verzocht om binnen 14 dagen zijn persoonsgegevens in de administratie te noteren en hiervan een bevestiging te ontvangen. Na het indienen van een ingebrekestelling op 23 oktober 2023, heeft eiser op 6 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder. De rechtbank heeft de zaak op 20 juni 2024 behandeld, waarbij eiser aanwezig was.
De rechtbank overweegt dat, voordat kan worden vastgesteld of verweerder in gebreke is, eerst moet worden beoordeeld of het verzoek van eiser als een aanvraag in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt. Dit artikel definieert een aanvraag als een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen. De rechtbank concludeert dat het verzoek van eiser niet voldoet aan deze definitie, omdat er geen publiekrechtelijke grondslag is die verweerder verplicht om aan dergelijke verzoeken te voldoen. Verweerder heeft bovendien aangegeven dat zij de Basisregistratie Personen (Brp) raadplegen wanneer de gegevens van eiser nodig zijn.
Aangezien er geen sprake is van een aanvraag in de zin van de Awb, is verweerder niet verplicht om een besluit te nemen. De rechtbank verklaart zich daarom onbevoegd om kennis te nemen van het beroep. Het door eiser betaalde griffierecht zal worden teruggestort en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange en is openbaar uitgesproken op 3 september 2024.