ECLI:NL:RBMNE:2024:6295

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
UTR 24/1608
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering en schending van de hoorplicht

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) de Ziektewet (ZW)-uitkering van eiseres terecht heeft stopgezet per 12 oktober 2023. Eiseres, die zich ziek had gemeld vanwege een hernia, was van mening dat haar beperkingen door het Uwv waren onderschat. Het Uwv handhaafde echter zijn besluit om de uitkering te beëindigen. De rechtbank constateert dat eiseres niet is gehoord in de bezwaarprocedure, wat een schending van de hoorplicht inhoudt. Dit recht is essentieel in de bezwaarschriftprocedure, en de rechtbank oordeelt dat er geen bewijs is dat eiseres uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van dit recht. Ondanks deze schending, oordeelt de rechtbank dat eiseres in de beroepsprocedure alsnog de gelegenheid heeft gehad om haar standpunten naar voren te brengen, waardoor zij niet benadeeld is. De rechtbank concludeert dat het medisch en arbeidskundig onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/1608

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Görsültürk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: M.A. Oldenburg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of het Uwv de Ziektewet (ZW)-uitkering van eiseres terecht heeft stopgezet per 12 oktober 2023. Eiseres is van mening dat zij recht houdt op de ZW-uitkering, omdat het Uwv haar beperkingen onderschat. Het Uwv is het niet met eiseres eens en blijft bij zijn besluit.

Voorgeschiedenis en besluitvorming

2. Eiseres was werkzaam als medewerker vers bij Jumbo voor gemiddeld 30 uur per week op een tijdelijk contract tot 9 augustus 2022. Vanuit de situatie dat zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving, heeft eiseres zich per 12 september 2022 ziekgemeld vanwege een hernia.
3. Met het besluit van 11 november 2022 is aan eiseres na het bereiken van de maximale uitkeringstermijn van de WW-uitkering per 9 november 2022 een ZW-uitkering toegekend.
4. Bij de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling is geoordeeld dat eiseres op 11 september 2023 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Met het besluit van 30 augustus 2023 (
het primaire besluit) heeft het Uwv de ZW-uitkering per
12 oktober 2023 beëindigd. Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
5. Met het besluit van 25 januari 2024 (
het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het verloop van de beroepsprocedure
6. De rechtbank heeft bij brief van 5 juni 2024 de gemachtigde van eiseres in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken de beroepsgronden aan te vullen. Gemachtigde van eiseres heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
7. De rechtbank heeft bij brief 29 juli 2024 het Uwv verzocht te reageren op wat in beroep is aangevoerd. Het Uwv heeft bij brieven van 2 augustus en 12 augustus 2024 gereageerd.
8. De zaak is behandeld op de zitting van 4 november 2024. Eiseres is niet verschenen, maar wel haar gemachtigde. Het Uwv is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde
.

De beoordeling door de rechtbank

9. Eiseres heeft aangevoerd dat zij ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarprocedure. Zij vindt dat zij niet uitdrukkelijk heeft afgezien van het recht om gehoord te worden. Verder is onzorgvuldig onderzoek verricht naar haar beperkingen, omdat haar beperkingen onvoldoende in kaart zijn gebracht. Ook zijn haar beperkingen onderschat. Eiseres heeft in beroep het rapport “Ziek van het Uwv”, rapportage meldpunt Uwv van de SP uit 2021 overgelegd.
10. Aan de hand van wat eiseres heeft aangevoerd, beoordeelt de rechtbank het standpunt van het Uwv. Het gaat daarbij om de situatie van eiseres op 12 oktober 2023, dat is de datum in geding (de beoordelingsdatum).
Horen van eiseres in de bezwaarprocedure
11. De rechtbank heeft voorafgaand aan de zitting het Uwv schriftelijk verzocht om te reageren op de beroepsgrond over het niet horen van eiseres in de bezwaarprocedure. Daarop heeft het Uwv schriftelijk toegelicht dat in zijn dossierregistratiesysteem staat dat eiseres op 10 oktober 2023 in een telefoongesprek aan een medewerker van het Uwv te kennen heeft gegeven af te zien van een hoorzitting. Een aparte telefoonnotitie van dat gesprek ontbreekt. Wel is er een telefoonnotitie van 26 oktober 2023, waarin staat dat eiseres heeft bevestigd eerder met een medewerker van het Uwv te hebben gesproken en daarin heeft aangegeven dat zij geen hoorzitting hoefde.
12. De rechtbank is het met eiseres eens dat zij in de bezwaarprocedure niet heeft afgezien van het recht om gehoord te worden. De rechtbank betrekt bij haar oordeel het volgende. Het recht van eiseres om te worden gehoord, is een essentieel onderdeel van de bezwaarschriftprocedure. Voordat op het bezwaar wordt beslist, moet eiseres in de gelegenheid worden gesteld door het bestuursorgaan om te worden gehoord. [1] Van het horen van eiseres kan uitsluitend worden afgezien in een paar situaties. [2] Eén van die situaties is, als eiseres heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht om te worden gehoord. Uit het dossier blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet dat eiseres uitdrukkelijk heeft verklaard afstand te doen van haar recht om te worden gehoord. Voor de rechtbank weegt zwaar mee dat er geen verslaglegging is van het gesprek van 10 oktober 2023, het gesprek waarin eiseres volgens het Uwv van het horen zou hebben afgezien. De door het Uwv gestelde mededeling kan zo door de rechtbank ook niet in de context van het gesprek worden geplaatst. De enkele mededeling in een later telefoongesprek van 26 oktober 2023 oordeelt de rechtbank als onvoldoende, omdat het horen een essentieel onderdeel is van de bezwaarprocedure.
Dit betekent dat sprake is van een gebrek in het besluit vanwege schending van de hoorplicht.
13. De vraag is vervolgens welke consequenties moeten worden verbonden aan de schending van de hoorplicht. Eiseres is in deze beroepsprocedure alsnog in de gelegenheid gesteld om alles naar voren te brengen wat zij op de hoorzitting naar voren had willen brengen en om op de zitting van de rechtbank te verschijnen. Eiseres is daarom niet benadeeld door het overslaan van een hoorzitting in de bezwaarfase. De rechtbank ziet daarom aanleiding om dit gebrek aan het bestreden besluit te passeren. [3] De rechtbank zal hierna beoordelen of het besluit in stand kan blijven.
Het beoordelingskader
14. Bij het beoordelen van de zaak stelt de rechtbank voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal eisen voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze eisen voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.
De medische kant van het besluit -zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
15. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsartsen in hun onderzoek zorgvuldig te werk zijn gegaan. Uit het rapport van de primaire verzekeringsarts van 14 augustus 2023 blijkt dat zij het dossier heeft bestudeerd en eiseres op 9 augustus 2023 op een spreekuur heeft gezien. Tijdens het spreekuur heeft de verzekeringsarts een anamnese afgenomen en onderzoek verricht. Vervolgens heeft zij beperkingen vastgesteld in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van
9 januari 2024 blijkt dat hij dossieronderzoek heeft verricht. Hij heeft toegelicht dat hij een spreekuuronderzoek niet nodig acht, omdat er voldoende medische gegevens aanwezig zijn en de primaire verzekeringsarts psychisch en lichamelijk onderzoek heeft verricht. Verder gaat hij gemotiveerd in op wat in bezwaar is aangevoerd.
Naar het oordeel van de rechtbank bevatten de rapporten van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden. Ook is niet gebleken dat de verzekeringsartsen medische informatie hebben gemist. Eiseres heeft ook niet gespecificeerd welke beperkingen onvoldoende in kaart zouden zijn gebracht.
De medische kant van het besluit – inhoudelijk medisch onderzoek
16. Eiseres stelt dat de verzekeringsartsen haar beperkingen hebben onderschat. Zij acht zich verdergaand beperkt. Eiseres heeft deze algemene stellingen niet nader onderbouwd.
De rechtbank heeft om die reden met een brief van 5 juni 2024 de gemachtigde van eiseres in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken de beroepsgronden aan te vullen. Daarbij is erop gewezen dat als gemachtigde geen gebruik maakt van die mogelijkheid de rechtbank kan bepalen dat gronden die later nog worden ingediend in strijd met de goede procesorde zijn en daarom buiten beschouwing worden gelaten.
17. De gemachtigde heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om de beroepsgronden aan te vullen. Op de zitting heeft gemachtigde desgevraagd bevestigd dat hij de brief van
5 juni 2024 heeft ontvangen, maar dat hij die brief als een standaardbrief heeft opgevat en niet heeft gereageerd, omdat hij geen beschikking had over een procesdossier.
De rechtbank maakt uit het rechtbankdossier op dat de processtukken op 4 april 2024 zijn verzonden naar het juiste postadres van de gemachtigde. Gemachtigde heeft op geen enkele wijze bij de rechtbank melding gemaakt dat hij niet de beschikking had over een dossier. Ook niet na ontvangst van de brief van 5 juni 2024 en ook niet na ontvangst van de brief van 31 juli 2024 met daarin de uitnodiging voor de zitting.
18. De stelling van eiseres dat haar beperkingen zijn onderschat en dat zij verdergaande beperkingen heeft, is dus op geen enkele wijze concreet gemaakt. De rechtbank weet daarom niet welke beperkingen volgens eiseres zijn onderschat en eiseres heeft haar standpunt ook niet nader onderbouwd met medische informatie. Het uitsluitend toesturen van de rapportage meldpunt Uwv is ook niet toegespitst op eiseres en geen onderbouwing dat zij verdergaand beperkt is op de beoordelingsdatum.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende gemotiveerd dat rekening is gehouden met de klachten en ervaren belemmeringen van eiseres. Hij heeft gemotiveerd waarom hij zich kan vinden in de door de verzekeringsarts vastgestelde beperkingen in de FML van 14 augustus 2023. Zo zijn uitgebreide psychische en fysieke beperkingen ten aanzien van het functioneren opgenomen en ook een beperking in de werktijden. Daardoor is er adequate preventie ten aanzien van verergering van de spanningsklachten en de uitstralende rugklachten. Hij ziet geen discrepantie met het door de primaire verzekeringsarts uitgebreid beschreven verrichte lichamelijk en psychisch onderzoek. Ook heeft hij betrokken de verwijsbrief van de huisarts naar de GGZ en de in bezwaar genoemde psychische klachten en de medicatie daarvoor.
Dat eiseres het niet eens is met de medische beoordeling, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat deze beoordeling onjuist is. Het is de specifieke deskundigheid van verzekeringsartsen om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Hoe eiseres zelf haar klachten ervaart, is bij de beoordeling van arbeidsongeschiktheid niet doorslaggevend.
De arbeidskundige kant van het besluit
19. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen de arbeidskundige beoordeling. Zoals hiervoor geoordeeld, is er geen reden om te twijfelen aan de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dit betekent dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bij het selecteren van de functies de door de verzekeringsarts vastgestelde beperkingen in de FML van 14 augustus 2023 als uitgangspunt heeft mogen nemen. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep daarbij voldoende heeft gemotiveerd dat drie van de zeven eerder geselecteerde functies passen bij de vastgestelde belastbaarheid van eiseres.
20. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te oordelen dat die drie geselecteerde functies niet geschikt zijn. Uit het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep blijkt dat eiseres met deze functies 100% van haar maatmaninkomen per uur kan verdienen. Omdat dit meer is dan 65%, heeft eiseres geen recht meer op een ZW-uitkering

Conclusie en gevolgen

21. De conclusie is dat het medisch en arbeidskundig onderzoek zorgvuldig zijn geweest en dat de oordelen die daaruit voortvloeien juist zijn. Dat betekent dat het Uwv terecht heeft besloten de ZW-uitkering van eiseres te beëindigen. Dit betekent dat het besluit wel klopt en het besluit niet hoeft te worden vernietigd vanwege het onder 12 geconstateerde gebrek.
22. Vanwege het gebrek moet het Uwv wel het griffierecht en de proceskosten die eiseres in beroep heeft gemaakt vergoeden. De vergoeding voor de proceskosten bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. [4] Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 1.750,-;
- draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 7:3 van de Awb.
3.Met toepassing van artikel 6:22 van de Awb.
4.Dit volgt uit het Besluit proceskosten bestuursrecht.