ECLI:NL:RBMNE:2024:6290

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
16/652164-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelbeschikking inzake terugplaatsing in penitentiaire inrichting met correctie van duur

Op 30 oktober 2024 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland een herstelbeschikking gedaan in de strafzaak tegen een veroordeelde, geboren in 2002 en thans verblijvende in een penitentiaire inrichting. De rechtbank had eerder op 29 oktober 2024 besloten dat de veroordeelde voor 14 dagen teruggeplaatst zou worden in een penitentiaire inrichting. Echter, na de uitspraak bleek dat er een kennelijke fout was gemaakt in de duur van de terugplaatsing. De rechtbank had niet rekening gehouden met de eerder opgelegde vrijheidsbeneming van 29 dagen, die in mindering moest worden gebracht op de terugplaatsing. Hierdoor moest de duur van de terugplaatsing worden aangepast naar 43 dagen, ingaande op het moment van de uitspraak. De rechtbank heeft haar eerdere beslissing gehandhaafd, maar met de correctie van de duur van de terugplaatsing. De griffier is opgedragen deze herstelbeschikking te hechten aan de originele beschikking en deze ter kennis te brengen van de veroordeelde, zijn raadsman en de officier van justitie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.652164.18 (P)
Herstelbeschikking van de meervoudige kamer van 30 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de P.I. te [verblijfplaats] .

1.Het onderdeel van de beschikking dat moet worden hersteld

In de beschikking van de meervoudige kamer van voornoemde rechtbank van 29 oktober 2024 is in de beslissing (het dictum) opgenomen dat [veroordeelde] wordt teruggeplaatst in een penitentiaire inrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Penitentiaire beginselenwet voor de duur van 14 dagen.
Nadien is de rechtbank gebleken dat sprake is van een onmiddellijk kenbare fout omdat bij de duur van de terugplaatsing ten onrechte geen rekening is gehouden met de duur van de vrijheidsbeneming hangende de beslissing van de rechter-commissaris van 1 oktober 2024 tot de voorlopige tenuitvoerlegging van de terugplaatsing in een P.I. Op grond van de artikelen 6:3:32 lid 8 en 6:6:20 lid 7 Wetboek van Strafvordering wordt deze vrijheidsbeneming geheel in mindering gebracht op de tenuitvoerlegging van de terugplaatsing. De rechtbank heeft bedoeld te bepalen dat de duur van 14 dagen ingaat op het moment van het doen van de uitspraak.
De duur van de vrijheidsbeneming op grond van de voorlopige tenuitvoerlegging bedroeg tot het moment van de uitspraak 29 dagen. Rekening houdende met deze aftrek had in de beslissing moeten staan dat [veroordeelde] wordt teruggeplaatst in een penitentiaire inrichting voor de duur van 43 dagen.

2.De beslissing

De rechtbank:
- handhaaft haar beslissing van 29 oktober 2024, met herstel van een kennelijke misslag in het dictum als volgt en wijzigt:
 wijst de vordering van de officier van justitie tot terugplaatsing van [veroordeelde] toe en beveelt dat [veroordeelde] wordt teruggeplaatst in een penitentiaire inrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Penitentiaire beginselenwet voor de duur van 14 dagen;
in
 wijst de vordering van de officier van justitie tot terugplaatsing van [veroordeelde] toe en beveelt dat [veroordeelde] wordt teruggeplaatst in een penitentiaire inrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Penitentiaire beginselenwet voor de duur van
43 dagen;
- verstaat dat de beschikking van 29 oktober 2024 voor het overige ongewijzigd blijft;
- bepaalt dat de griffier deze herstelbeschikking doet hechten aan de originele beschikking van 29 oktober 2024 en deze herstelbeschikking per brief ter kennis doet brengen van [veroordeelde] , zijn raadsman en de officier van justitie.
Deze beslissing is genomen door mr. G.M.C. Klink, voorzitter, mrs. S.M. Schothorst en L.E. Verschoor, (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 oktober 2024.
Bij ontstentenis van de voorzitter is deze beslissing ondertekend door de oudste rechter.