ECLI:NL:RBMNE:2024:6289

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
16.063969.23 en 16.223873.24 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor openlijk geweld en woninginbraken met DNA-bewijs

Op 15 november 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van openlijk geweld en drie woninginbraken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 april 2022 in Nieuwegein openlijk geweld heeft gepleegd tegen twee slachtoffers, waarbij hij hen heeft geschopt en geslagen met een voorwerp. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de verdachte zelf in overweging genomen, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de concrete gevolgen van het geweld tegen een van de slachtoffers, omdat het letsel niet overeenkwam met het gepleegde geweld.

Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van drie woninginbraken die plaatsvonden in oktober en november 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat er DNA-sporen van de verdachte zijn aangetroffen op de plaatsen van de inbraken, wat leidde tot een bewezenverklaring van de diefstal. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld en gedeeltelijk toegewezen, waarbij rekening is gehouden met de eigen schuld van de benadeelden.

De rechtbank heeft in haar oordeel de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft een strafblad en is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is, gezien de aard en ernst van de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16.063969.23 en 16.223873.24 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 juli 2024 en 1 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.E. Hooydonk en van hetgeen de raadsman van verdachte, mr. D.L.A.M. Pluijmakers, advocaat te Almere, alsmede mr. P.W. van Rijmenam-van Oosterom, namens benadeelde partij [slachtoffer 1] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16.063969.23
op 22 april 2022 in Nieuwegein openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] door hem tegen het hoofd te schoppen en/of met een voorwerp te slaan, terwijl dit door verdachte gepleegde geweld voor [slachtoffer 1] lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad
en/of
openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] door hem te schoppen tegen het hoofd, terwijl dit door verdachte gepleegde geweld voor [slachtoffer 2] lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
Parketnummer 16.223873.24
Feit 1
op 21 oktober 2023 in [woonplaats] een inbraak heeft gepleegd in een woning aan de [adres] en van [benadeelde 1] sieraden heeft gestolen;
Feit 2
op 29 oktober 2023 in [woonplaats] een inbraak heeft gepleegd in een woning aan de [adres] en van [benadeelde 2] sieraden heeft gestolen;
Feit 3
in de periode van 1 november 2023 tot en met 11 november 2023 in [woonplaats] een inbraak heeft gepleegd in een woning op de [adres] en van [benadeelde 3] sieraden en geld heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 16.063969.23
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie gaat er vanuit dat [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) op 22 april 2024 in Nieuwegein bij Café [café] was. Werknemers en bezoekers van het café verklaren dat [slachtoffer 2] zich daar vervelend gedroeg nadat zijn Bacardi cola was weggehaald. Nadat hij was weggegaan, is hij terug zijn gekomen met twee andere personen, [slachtoffer 1] (hierna [slachtoffer 1] ) en een onbekend gebleven persoon met de voornaam [slachtoffer 1] .
Verdachte is door iemand uit de groep van [slachtoffer 2] als eerste op zijn hoofd geslagen met een zwaar ijzeren voorwerp. Daarna heeft een groep personen behorende bij het café, waaronder verdachte, zich tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gekeerd. Als de politie ter plaatse komt, ligt [slachtoffer 2] gewond op de straat en is [slachtoffer 1] , eveneens gewond, gevlucht naar restaurant [restaurant] . Ook blijkt er een persoon uit de groep van verdachte, [slachtoffer 3] , steekverwondingen te hebben opgelopen.
Het ten laste gelegde geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] kan wat de officier van justitie betreft bewezen worden voor zover het ziet op het schoppen tegen het hoofd. Dat geldt voor het andere geweld, het slaan met een voorwerp, niet. De concrete gevolgen die ten laste zijn gelegd kunnen volgens de officier van justitie niet wettig en overtuigend worden bewezen.
Parketnummer 16.223873.24
De officier van justitie acht het onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten. In de zaken met parketnummer 16.223873.24 heeft de raadsman een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van de deskundige dr. P.J. Herbergs. De raadsman vindt de door deze deskundige geschreven rapporten, die zien op het verrichte DNA-onderzoek, niet voldoende duidelijk. Als de rechtbank van oordeel is dat het aangetroffen DNA-spoor tot een bewezenverklaring kan leiden, wil de raadsman de deskundige horen over de inhoud van en de conclusies getrokken in voornoemde rapporten. Voor zover van belang, worden de standpunten van de raadsman hieronder bij het oordeel van de rechtbank besproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Parketnummer 16.063969.23
Inleiding
Er zitten in het dossier verschillende verklaringen. Verklaringen die in de loop van de tijd in sommige gevallen (al dan niet op detailniveau) veranderen. Niet valt uit te sluiten dat betrokkenen met elkaar hebben gesproken en elkaar (onbewust) hebben beïnvloed. Dit alles maakt dat de rechtbank de verklaringen met behoedzaamheid leest.
Bewijsmiddelen ten aanzien van de openlijke geweldpleging [1]
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte
Verdachte heeft bij de politie op 6 februari 2023 onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ben op 22 april 2022 in Nieuwegein [2] degene geweest met het roze T-shirt. [3] Ik had een momentsleutel in mijn hand. Ik ben die Marrokaanse jongen achterna gerend naar restaurant [restaurant] . [4]
Een proces-verbaal van bevindingen
Verbalisant [verbalisant 1] heeft getuige [getuige 1] vlak na de vechtpartij gehoord en heeft het volgende, zakelijk weergeven, opgeschreven als verklaring van [getuige 1] :
Ik zag dat vier Nederlands uitziende mannen achter een Marokkaanse man aanrende op de Nedereindseweg. Ik zag dat de Marokkaanse man tijdens het rennen op de grond was gevallen. Ik zag dat de man met het roze T-shirt de Marokkaanse man met een zwaar voorwerp, met een touwtje eraan, op zijn hoofd sloeg. Ik weet niet precies wat het was. Ik zag dat de Marokkaanse man restaurant [restaurant] in rende. [5]
Een proces-verbaal van bevindingen
Verbalisant [verbalisant 2] heeft getuige [getuige 2] vlak na de vechtpartij gehoord en heeft daarover het volgende, zakelijk weergegeven, opgeschreven:
Getuige [getuige 2] vertelde dat hij twee mannen, waarvan één met een roze T-shirt, zag intrappen op een persoon die op de grond lag. Ik zag dat het slachtoffer opstond en wegrende in de richting van restaurant [restaurant] . [6]
Een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1]
werd op 23 april 2022 als verdachte gehoord en verklaarde, kort en zakelijk weergegeven, als volgt:
Ik werd aangevallen door een persoon met een roze T-shirt, hij heeft mij getrapt en liep met een ijzeren staaf in zijn hand. Dat was ook de persoon die bij restaurant [restaurant] , waar ik heen was gevlucht, de deur open probeerde te doen. [7]
Bewijsoverwegingen van het openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer 1]
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte achter [slachtoffer 1] aan is gerend met een zwaar ijzeren voorwerp in zijn hand. Hiermee heeft hij [slachtoffer 1] geslagen en daarnaast heeft hij [slachtoffer 1] tegen het hoofd geschopt. Het schoppen heeft verdachte met tenminste één ander gedaan en dat levert een bewezenverklaring van openlijk geweld op.
Wat betreft de betrouwbaarheid van de verklaringen overweegt de rechtbank als volgt. De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] leggen ter plaatse aan de politieagenten een verklaring af, terwijl hun herinnering aan de gebeurtenissen nog vers zijn. De rechtbank heeft daarom geen reden om aan hun verklaringen te twijfelen.
De raadsman heeft erop gewezen dat er mogelijk nog een ander persoon met een roze T-shirt aanwezig was. Dit is naar oordeel van de rechtbank geen relevant gegeven, nu de getuigen niet enkel het roze T-shirt noemen ter identificatie van verdachte, maar [slachtoffer 1] ook wijst op het feit dat degene met het roze T-shirt die hem aanviel vervolgens met een ijzeren staaf achter hem is aangerend naar restaurant [restaurant] . Dat laatste heeft verdachte zelf ook verklaard.
Vrijspraak van de ten laste gelegde concrete gevolgen
Hoewel voorstelbaar is dat door het handelen van verdachte bij [slachtoffer 1] letsel is ontstaan, past het ten laste gelegde letsel (een snijwond op de rug, een schram/schaafwond op de linkerhand en/of schrammen/krasletsels op de linkerarm) niet bij wat verdachte aan geweld heeft gepleegd (schoppen tegen het hoofd en slaan met een ijzeren voorwerp). De rechtbank zal verdachte daarom van dit onderdeel vrijspreken.
Vrijspraak van het openlijke geweld gepleegd tegen [slachtoffer 2]
Het dossier bevat weliswaar aanwijzingen, maar onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte (ook) geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] . De verklaringen in het dossier die daarop wijzen zijn onvoldoende concreet en op belangrijke punten wisselend. De rechtbank komt daarom tot vrijspraak van het ten laste gelegde geweld gepleegd tegen [slachtoffer 2] .
4.3.2
Parketnummer 16.223873.24
Bewijsmiddelen [8] ten aanzien van feit 1: de diefstal op de [straat]
Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1]
Aangever heeft op 21 oktober 2023 onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Adres: [adres]
Postcode plaats: [woonplaats]
Op zaterdag 21 oktober 2023, omstreeks 17:00 uur, ben ik met mijn gezin naar een feest gegaan. Omstreeks 22:45 uur kwamen wij thuis. Toen ik bij de achterzijde van de woning kwam, zag ik dat het slaapkamerraam geforceerd was. De haak van het raam was losgebroken. Ik zag dat er in de tuin een ladder op de grond lag, deze is niet van ons en ik weet niet waar deze vandaan komt. Uit de slaapkamer op de eerste verdieping missen we de sieraden die in een sieradenkistje lagen. Dit kistje lag in de kledingkast en is achtergebleven in de slaapkamer.
Van de achterdeur is het slot kapot en is er flinke schade ontstaan door het proberen te forceren van de deur. Dit geldt ook voor het raam beneden. [9]
Een proces-verbaal van forensisch onderzoek aan de woning
Verbalisant [verbalisant 3] heeft op 24 november 2023 onder meer het volgende opgeschreven, zakelijk weergegeven:
Op 22 oktober 2023 kwam ik voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres] te [woonplaats] .
Ik zag dat het raam op de eerste verdieping openstond en dat er meerdere beschadigingen aanwezig waren. Aan de buitenzijde van het raam zag ik meerdere met vuil gezette vegen. Ik zag aan het uiteinde van deze vegen de structuur van een handschoen. Ik heb deze vegen bemonsterd op de eventuele aanwezigheid van DNA en veiliggesteld.
Biologisch spoorSpoornummer: PL0900-2023324021-198209SIN: AAPE4216NL
Spooromschrijving: EpitheelPlaats veiligstellen: Raam 1e verdieping [10]
Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek
Dr. P.J. Herbergs heeft op 8 december 2023 het volgende gerapporteerd, zakelijk weergegeven:

2.Bevindingen

Tabel 1 – Resultaat van het DNA-onderzoek
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van celmateriaal
Raam eerste
verdieping
AAPE4216NL
Onvolledig DNA-profiel van een man.
[verdachte]
Zie ‘4. Berekening van de bewijskracht’

4.Berekening van de bewijskracht

Om een uitspraak te doen over het mogelijk aanwezig zijn van celmateriaal van [verdachte] RABP9889NL in de bemonstering ‘raam eerste verdieping is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast. Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen:
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [verdachte] .
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van één onbekende, niet verwante persoon.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is. [11]
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2: de diefstal op de [straat]
Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2]
Aangever heeft op 29 oktober 2023 onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Adres: [adres]
Postcode plaats: [woonplaats]
Op zondag 29 oktober 2023, omstreeks 15:30 uur was ik van huis weggegaan. Toen ik omstreeks 22:00 uur thuis kwam zag ik dat er was ingebroken. Ik zag dat de
poortdeur openstond, terwijl deze op slot was. Ook zag ik dat het kiepraam was
opengebroken. Ik zag op het raam en kozijn braaksporen zitten. Ik zag dat in mijn
woning alle lades en kastjes open stonden en dat er veel sieraden en spullen op de
grond lagen. [12]
Een proces-verbaal van aanvullende verklaring van [benadeelde 2]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft op 16 juli 2024 onder meer het volgende opgeschreven, zakelijk weergegeven:
Ik hoorde dat het slachtoffer het volgende verklaarde:
Ongeveer twee weken nadat er bij mij was ingebroken wilde ik gouden oorbellen in doen. Ik zag dat de gouden oorbellen niet meer in het sieradenkistje zaten. Ik had overal in mijn woning gezocht naar de gouden oorbellen, maar ik kon ze nergens vinden. Ik ging ook goed controleren of er nog meer sieraden weg waren. Ik zag dat er nog een gouden ketting miste.
Betrokkene, slachtoffer
Achternaam: [benadeelde 2]
Voornamen: [voornamen] [13]
Een proces-verbaal van bevindingen van forensisch onderzoek aan de woning
Verbalisant [verbalisant 5] heeft op 30 oktober 2023 onder meer het volgende opgeschreven, zakelijk weergegeven:
Op 30 oktober 2023 kwam ik voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres] , [woonplaats] .
In de woonkamer zag ik dat een van de draairamen, aan de achterzijde van de woning, ontwricht was. In de sluitnaad van het draairaam zag ik meerdere beschadigingen. Ik zag dat deze de vorm hadden van een breekvoorwerp en zijn veroorzaakt door het wrikken in de sluitnaad. In de achtertuin zag ik een hor staan. Ik hoorde van de bewoner dat deze voor het opengebroken raam zat. Op de hor zag ik meerdere vegen. Ik heb de hor bemonsterd op de aanwezigheid van epitheel cellen.
Biologisch spoor
Spoornummer: PL0900-2023332536-197143SIN: AAQT4252NLSpooromschrijving: Epitheel
Plaats veiligstellen: Op hor, zat voor raam, was verplaatst [14]
Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek
Dr. P.J. Herbergs heeft op 9 november 2023 het volgende gerapporteerd, zakelijk weergegeven:

2.Bevindingen

Tabel 1 – Resultaat van het DNA-onderzoek
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van celmateriaal
Op hor, zat voor
raam, was verplaatst
AAQT4252NL
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van
minimaal twee donoren, van wie zeker één man.
[verdachte]
Zie ‘4. Berekening van de bewijskracht’

4.Berekening van de bewijskracht

Om een uitspraak te doen over het mogelijk aanwezig zijn van celmateriaal van [verdachte] RABP9889NL in de bemonstering ‘op hor, zat voor raam, was verplaatst AAQT4252NL’ is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast. Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen:

Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [verdachte] RABP9889NL en één onbekende, niet verwante persoon.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van twee onbekende, niet verwante personen.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is. [15]
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3: de diefstal [straat]
Een proces-verbaal van aangifte namens [benadeelde 3] , met goederenbijlage
Aangever [aangever] heeft op 24 november 2023 onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
[benadeelde 3] woont in een woning gevestigd aan de [adres] te [woonplaats] . [benadeelde 3] was op 1 november 2023 met vakantie gegaan. Op 11 november 2023 was ik bij de woning van [benadeelde 3] . Het was de eerste keer dat ik er was, sinds [benadeelde 3] met vakantie was gegaan. Toen ik in de woonkamer was, zag ik dat lades en deuren van kasten openstonden. Ik zag dat er spullen los in de kamer lagen. Het leek alsof de achterdeur dicht was, maar van dichtbij zag ik dat de sloten waren opengebroken. Ik zag dat de raamsluitingen aan de boven -en onderzijde deels waren verbogen. [benadeelde 3] heeft telefonisch aangegeven dat er een doos was waarin sieraden lagen. Deze doos lag in de ouderlijk slaapkamer. Ik zag dat deze doos open en leeg was. Deze sieraden waren weg. [16]
Bijlage goederen bij de aangifte
Goednummer PL0900-2023346316-3277766
Categorie omschrijving: Geld
Totale hoeveelheid: 500 EUR [17]
Een proces-verbaal van forensisch onderzoek aan de woning
Verbalisant [verbalisant 5] heeft op 25 januari 2024 onder meer het volgende opgeschreven, zakelijk weergegeven:
Op 11 november 2023 kwam ik voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres] , [woonplaats] .
Op het aanrecht zag ik een beveiligingscamera liggen. Ik hoorde dat de beveiligingscamera altijd op de vensterbank naast de achterdeur ligt. Naast de camera zag ik meerdere batterijen liggen en ik zag dat het klepje aan de onderzijde van de camera eraf was. Ik heb de beveiligingscamera bemonsterd op de aanwezigheid van epitheel cellen.
Biologische sporenSpoornummer: PL0900-2023346316-197711SIN: AAOP8928NL
Spooromschrijving: EpitheelPlaats veiligstellen: Camera in woonkamer, verplaatst en opengemaakt [18]
Deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek
Dr. P.J. Herbergs heeft op 22 november 2023 het volgende gerapporteerd, zakelijk weergegeven:

2.Bevindingen

Tabel 1 – Resultaat van het DNA-onderzoek
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van celmateriaal
Camera in
woonkamer,
verplaatst en
opengemaakt
AAOP8928NL
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal
drie donoren, van wie zeker één man.
[verdachte]
Zie ‘4. Berekening van de bewijskracht’

4.Berekening van de bewijskracht

Om een uitspraak te doen over het mogelijk aanwezig zijn van celmateriaal van [verdachte] RABP9889NL in de bemonstering van ‘camera in woonkamer, verplaatst en opengemaakt AAOP8928NL’ is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast.
Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen:
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [verdachte] en twee onbekende, niet verwante personen.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van drie onbekende, niet verwante personen.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is. [19]
Bewijsoverwegingen ten aanzien van de woninginbraken
Verdachte wordt – kort gezegd – verdacht van betrokkenheid bij drie woninginbraken, allen gepleegd in een tijdsbestek van drie weken in oktober en november 2023. In alle drie de gevallen is door de dader de woning betreden door verbreking van een raam. Na sporenonderzoek op het plaats delict zijn DNA-sporen aangetroffen. In twee gevallen hielden deze DNA-sporen verband met de locatie waar de woning was betreden (epitheel op een hor die door de dader verplaatst was die zat voor het opengebroken raam en epitheel op de buitenzijde van een raam op de eerste verdieping die was opengebroken en is ingeklommen via een ladder). In het derde geval betrof het een DNA-spoor op een beveiligingscamera in de woonkamer van het slachtoffer die door de dader moet zijn verplaatst. De rechtbank is van oordeel dat alle drie de sporen dadersporen betreffen.
De DNA-sporen komen overeen met DNA (referentiemateriaal) uit de DNA-databank, waardoor verdachte in beeld is gekomen. In alle gevallen gaat het om een match met de hoogste bewijswaarde. Anders dan de raadsman kan de rechtbank de DNA-rapporten goed volgen. Immers, ook als er een onvolledig of DNA-mengprofiel wordt aangetroffen kan daaruit een DNA-profiel worden gevonden die voor vergelijking geschikt is. Dat zegt op zichzelf niks over de bewijswaarde van het (vervolgens) aangetroffen DNA-profiel dat aan het DNA-spoor heeft bijgedragen. Niet valt in te zien wat dr. P.J. Herbergs, de opsteller van de rapporten, hierover nog nader zou kunnen toelichten. Nu de rechtbank zich voldoende voorgelicht acht en er dus geen noodzaak bestaat tot het horen van deze deskundige, wijst de rechtbank het voorwaardelijke verzoek op dit punt af.
Dat geldt eveneens voor zover de raadsman naar voren heeft willen brengen dat het DNA op een andere manier – bijvoorbeeld door een ander – op de hor, het raam en de camera terecht is gekomen. Er is geen begin van aannemelijkheid van dit scenario bij slechts het (kale) gegeven dat dit kán zijn gebeurd. Verdachte had op zijn minst handvatten moeten geven aan enig in te denken alternatief scenario, maar hij heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen. Het is niet aan de rechtbank om daar zelf handen en voeten aan te geven. In deze zaak vindt de rechtbank dit alternatieve scenario, ook wel bekend onder de sleeptheorie, temeer volstrekt onaannemelijk, nu er bij een drietal woninginbraken gepleegd in een kort tijdsbestek DNA van verdachte is aangetroffen. Het laat zich moeilijk indenken dat tot driemaal toe verplaatst DNA van verdachte met de hoogste bewijswaarde wordt aangetroffen. Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat dr. P.J. Herbergs dit moet onderzoeken, wijst de rechtbank ook dit voorwaardelijke verzoek af. Dit onderzoek (op activiteitenniveau) is niet mogelijk zonder concreet door de verdachte geschetst alternatief scenario.
Alles overwegende komt de rechtbank op basis van de aangiften, het sporenonderzoek en het DNA-onderzoek tot een bewezenverklaring van alle drie de woninginbraken. De rechtbank wijst het voorwaardelijke verzoek af.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Parketnummer 16.063969.23
op 22 april 2022 te Nieuwegein openlijk, te weten op de Nedereindseweg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door- die [slachtoffer 1] te trappen/schoppen tegen het hoofd en- die [slachtoffer 1] met een voorwerp te slaan op het lichaam;
Parketnummer 16.223873.24
Feit 1
op omstreeks 21 oktober 2023 te [woonplaats] , in een woning gelegen aan de [adres] , sieraden, die aan [benadeelde 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
Feit 2
op 29 oktober 2023 te [woonplaats] , in een woning aan de [adres] , sieraden, die aan [benadeelde 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Feit 3
in de periode van 1 november 2023 t/m 11 november 2023 te [woonplaats] ,in een woning aan de [adres] , sieraden en geld, die aan [benadeelde 3] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Parketnummer 16.063969.23
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Parketnummer 16.223873.24
Feit 1 diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
Feit 2 diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Feit 3 diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen dan wijst de verdediging erop dat de oriëntatiepunten van de rechtbank lager liggen dan de richtlijnen van het Openbaar Ministerie. Bovendien is de openlijk geweldzaak van langer geleden en moet in die zaak worden meegewogen dat verdachte niet de aanstichter was. Ook heeft verdachte aantoonbaar letsel overgehouden aan die gebeurtenissen. Het verzoek is om aan verdachte hooguit een taakstraf op te leggen, al dan niet in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het bewezenverklaarde
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal strafbare feiten. Hij heeft openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer 1] , waarbij hij met een langwerpig ijzeren voorwerp op het lichaam van [slachtoffer 1] heeft geslagen en tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geschopt. Hoewel de rechtbank rekening houdt met het feit dat verdachte eerst slachtoffer is geworden van geweld gepleegd door [slachtoffer 1] , heeft hij geenszins het recht gehad om vervolgens samen met anderen zelf geweld toe te gaan passen. Als [slachtoffer 1] niet aan het geweld van verdachte had kunnen ontkomen nadat omstanders zich met de vechtpartij gingen bemoeien, was het mogelijk veel slechter met hem afgelopen. De rechtbank neemt het verdachte bovendien kwalijk dat hij geweld heeft toegepast op een openbare weg waar ook kinderen getuige van waren.
Daarnaast heeft verdachte een drietal woninginbraken gepleegd. Het plegen van woninginbraken is voor de slachtoffers die het overkomt een nare gebeurtenis. Niet alleen is er vaak grote financiële schade, ook voelt het onveilig dat iemand die jij niet kent in jouw woning heeft rondgelopen. Vaak voelen slachtoffers van woninginbraken zich nog lang angstig in hun eigen huis. In dit geval hebben de slachtoffers dat ook bij de politie verklaard. Verdachte heeft bovendien sieraden van emotionele waarde weggenomen, wat voor de slachtoffers nog meer sporen achterlaat.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel justitiële documentatie (‘strafblad’) betreffende verdachte van 24 september 2024. Daaruit volgt dat verdachte, weliswaar langer dan 5 jaar geleden, is veroordeeld voor soortgelijke feiten (pogingen diefstal met braak in 2017). Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij bij zijn ouders woont en geen werk heeft.
Oplegging van de straf
De rechtbank is van oordeel dat vanwege de ernst van de verschillende door verdachte gepleegde feiten niet kan worden volstaan met een andere straf dan een straf die vrijheidsbeneming met zich meebrengt. De oriëntatiepunten van de rechtbank gaan bij één voltooide woninginbraak uit van 3 maanden gevangenisstraf onvoorwaardelijk. Verdachte heeft niet één, maar drie woninginbraken gepleegd en heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan openlijk geweld. De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat hij niet de aanstichter was en zelf ook slachtoffer is geworden van het geweld. Bovendien weegt mee dat de openlijke geweldpleging al langere tijd geleden is gepleegd. De rechtbank zal echter, met name gelet op de oriëntatiepunten, in het nadeel van verdachte afwijken van de eis van de officier van justitie. Deze eis doet naar oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de aard en de ernst van de feiten. Wel ziet de rechtbank mede in het tijdsverloop, maar ook gelet op de leeftijd en het strafblad van verdachte, aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank hoopt dat deze voorwaardelijke straf verdachte ervan weerhoudt om nieuwe strafbare feiten te plegen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat passend is een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich in de zaak met parketnummer 16-063969-23 als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.937,00. Dit bedrag bestaat uit € 1.437,00 materiële schade en € 3.500,00 immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder voornoemd parketnummer ten laste gelegde feit.
[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.778,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[benadeelde 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 417,45. Dit bedrag bestaat uit € 167,45 materiële schade en € 250,00 immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] voor wat betreft het materiële deel slechts toewijsbaar voor zover deze ziet op de kosten die zijn gemaakt voor de inzet van de ambulance. De schade aan de kleding is wat de officier van justitie betreft onvoldoende onderbouwd. Het immateriële deel kan volgens de officier van justitie worden toegewezen voor een lager bedrag. De officier van justitie refereert zich wat betreft de hoogte daarvan aan het oordeel van de rechtbank.
De officier van justitie acht de vordering van benadeelde partij [benadeelde 1] onvoldoende onderbouwd en niet voor toewijzing vatbaar.
Wat betreft de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat slechts de materiële schade toewijsbaar is tot een bedrag van
€ 52,45, bestaande uit de kosten gemaakt voor de beveiligingscamera en de slimme stekker.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Primair is de verdediging van mening dat benadeelde partij [slachtoffer 1] niet ontvankelijk moet worden verklaard in verband met de bepleite vrijspraak. Subsidiair wijst de verdediging erop dat bonnetjes van de aankoop van de kleding ontbreken. Bovendien is het wat de verdediging betreft niet juist als alleen verdachte voor de kosten zou moeten opdraaien. Het immateriële deel kan slechts worden toegewezen tot een bedrag van maximaal € 500,00. Het gevorderde bedrag is te hoog, gelet op vergelijkbare zaken. Tot slot verzoekt de verdediging de rechtbank rekening te houden met de gedragingen van de benadeelde partij onder verwijzing naar artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
[benadeelde 1] moet wat de verdediging betreft niet ontvankelijk worden verklaard. Primair vanwege de bepleite vrijspraak en subsidiair vanwege het ontbreken van onderbouwing van de gestelde schade.
Wat betreft de vordering van [benadeelde 2] stelt de verdediging zich op het standpunt dat niet ontvankelijkheid moet volgen vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair stelt de verdediging wat de materiële schade betreft zich op het standpunt dat er geen schadevergoeding wordt gevorderd voor het herstellen van een toestand. Het gaat om extra door de benadeelde gedane aankopen ter beveiliging van de woning. De gevorderde immateriële schadevergoeding is niet voor toewijzing vatbaar, vanwege het ontbreken van wettelijke grondslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost eigen risico ter hoogte van
€ 385,00 komt voor vergoeding in aanmerking. De schadepost kleding en schoenen komt ook voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank is echter van oordeel dat bij het gevorderde bedrag onvoldoende rekening is gehouden met de afschrijving van de goederen. Daarom zal de rechtbank gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid en de schade vaststellen op een bedrag van € 200,00. De benadeelde partij heeft ook recht op vergoeding van immateriële schade. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij matigen, omdat het gevorderde bedrag niet in overeenstemming is met wat wordt toegekend in soortgelijke zaken. De rechtbank acht een bedrag van € 800,00 billijk.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat op verdachte een verminderde schadevergoedingsplicht rust, omdat de schade mede het gevolg is van een omstandigheid die aan benadeelde kan worden toegerekend (eigen schuld als bedoeld in artikel 6:101 BW). De rechtbank is van oordeel dat benadeelde is begonnen met het geweld door verdachte met een ijzeren voorwerp op het hoofd te slaan. Daarna is verdachte hevig geweld gaan toepassen tegen benadeelde, maar door met het geweld te beginnen, blijft een deel van de schade voor rekening van benadeelde. De rechtbank begroot het eigen aandeel van benadeelde op 50%, en daarmee ook de vergoedingsplicht van verdachte op 50% van de door benadeelde geleden schade.
De rechtbank zal daarom de vordering tot een bedrag van (50 % van €385,00 + € 200,00 + € 800,00) € 692,50 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 april 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 692,50, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 22 april 2022 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 13 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[benadeelde 1]
Benadeelde geeft in de vordering aan dat de verzekeraar de aankoopwaarde van de gestolen sierraden heeft vergoed, maar dat de marktwaarde van de sieraden op het moment van diefstal (veel) hoger waren. Dit heeft de benadeelde partij op geen enkele manier onderbouwd, waardoor de vordering niet voor toewijzing vatbaar is. Het opvragen van nadere stukken aan de benadeelde en een (verdere) behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[benadeelde 2]
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor zover deze ziet op de gevorderde materiële schade afwijzen. Reden daarvoor is dat de gevorderde schade onvoldoende rechtstreeks verband houdt met het gepleegde strafbare feit. Hoewel voorstelbaar is dat benadeelde angstig is geworden, zijn er geen redenen om aan te nemen dat verdachte zich opnieuw naar de woning van benadeelde zal begeven om daar een inbraak te plegen. De kosten die benadeelde heeft gemaakt voor het nemen van beveiligingsmaatregelen komen niet voor rekening van verdachte.
De rechtbank overweegt wat betreft de immateriële schade als volgt. Toewijzing van een vergoeding voor immateriële schade is slechts aan de orde indien er een wettelijke grondslag voor bestaat op grond van artikel 6:106 BW. Zoals gezegd is het invoelbaar dat benadeelde angstig is geworden als gevolg van de inbraak. Dit levert echter op zichzelf nog aantasting in de persoon op andere wijze op, zoals is vereist in voornoemd artikel. Het opvragen van nadere stukken aan de benadeelde en een (verdere) behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 141, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 9 maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 3 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 692,50;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 692,50 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2022 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 13 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
  • verklaart [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
  • wijst de vordering van [benadeelde 2] af voor wat betreft de gevorderde materiële schade;
  • verklaart [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering voor wat betreft de gevorderde immateriële schade en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.G.M. de Weerd, voorzitter, mrs. A. Maas en J.B. Duinkerken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.Y. van Almelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 november 2024.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage:
Tenlastelegging (parketnummer 16.063969.23)
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 april 2022 te Nieuwegein openlijk, te weten op/aan de Herenstraat en/of de Nedereindseweg, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door
- die [slachtoffer 1] te trappen/schoppen tegen het hoofd en/of het lichaam, en/of
- die [slachtoffer 1] met een voorwerp te slaan op/tegen het hoofd, althans het lichaam, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een snijwond op de rug, een schram/schaafwond op de linkerhand en/of schrammen/krasletsels op de linkerarm, voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad
en/of
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] , door meermalen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] te trappen/schoppen, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten meerdere fracturen in het gezicht, althans het hoofd en/of meerdere kneuzingen in/op het lichaam, voor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
Tenlastelegging (parketnummer 16.223873.24)
1
hij op of omstreeks 21 oktober 2023 te [woonplaats] , in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de woning gelegen aan de [adres] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 29 oktober 2023 te [woonplaats] , in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de woning gelegen aan de [adres] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
3
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2023 t/m 11 november 2023 te [woonplaats] ,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de woning gelegen aan de [adres] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, sieraden en/of geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 april 2023, genummerd 2023101614, opgemaakt door districtsrecherche West-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 360. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 350.
3.Pagina 351.
4.Pagina 350.
5.Pagina 96.
6.Pagina 93.
7.Pagina 327.
8.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 februari 2024, genummerd PL0900-2024022540, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 73 (A). Daarnaast is er een los proces-verbaal van bevindingen van 16 juli 2024 aan het dossier gevoegd, genummerd PL0900-2023332536-7, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 2 (B). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
9.Pagina 6 (A).
10.Pagina 71 tot en met 73 (A).
11.Pagina 55 en 56 (A).
12.Pagina 16 (A).
13.Pagina 1 (B)
14.Pagina 63 en 64 (A).
15.Pagina 58 en 59 (A).
16.Pagina 21 en 22 (A).
17.Pagina 48 (A).
18.Pagina 66 en 67(A).
19.Pagina 61 en 62(A).