ECLI:NL:RBMNE:2024:6288

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
16.102301.22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van steekverwondingen en openlijk geweld, veroordeling voor bedreiging

Op 15 november 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1980, die werd beschuldigd van het toebrengen van steekverwondingen en openlijk geweld. De zaak kwam ter terechtzitting op 1 november 2024, waar de officier van justitie, mr. D.E. Hooydonk, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen en mr. R.H. Lagerweij, hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten 1 en 2, die betrekking hadden op het steken van [slachtoffer 1] en het plegen van openlijk geweld tegen [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte deze feiten had gepleegd, aangezien niemand het steken daadwerkelijk had gezien en de verklaringen in het dossier inconsistent waren.

Wel werd de verdachte veroordeeld voor feit 3, bedreiging van [slachtoffer 3], waarbij hij dreigende woorden had geuit over brandstichting. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging zodanig was dat deze redelijke vrees kon opwekken bij de benadeelde. De verdachte kreeg een geldboete van € 350,00, te vervangen door 7 dagen hechtenis bij niet-betaling. De rechtbank hield rekening met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit was begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte van de feiten 1 en 2 werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.102301.22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.E. Hooydonk en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. H.J. Veen, advocaat te Utrecht, alsmede mr. R.H. Lagerweij, namens benadeelde partij [slachtoffer 1] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
Primair
op 22 april 2022 in Nieuwegein heeft geprobeerd [slachtoffer 1] te doden door hem met een mes te steken;
Subsidiair
op 22 april 2022 in Nieuwegein heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes te steken;
Meer subsidiair
op 22 april 2022 in Nieuwegein [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
Feit 2
op 22 april 2022 in Nieuwegein openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] door hem met een mes te steken, terwijl dit door verdachte gepleegde geweld voor [slachtoffer 1] lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad
en/of
openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] door hem met een moersleutel tegen het hood te slaan, terwijl dit door verdachte gepleegde geweld voor [slachtoffer 2] lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
Feit 3
op 22 april 2022 in Nieuwegein [slachtoffer 3] heeft bedreigd door te zeggen “kijk maar goed achterom, ik steek de boel in de fik. Ik laat de boel ontploffen” en/of “kijk nog maar even naar jullie mooie terras want vanavond blaas ik hem op”.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie gaat er vanuit dat verdachte op 22 april 2024 in Nieuwegein bij Café [café] was. Werknemers en bezoekers van het café verklaren dat verdachte zich daar vervelend gedroeg nadat zijn Bacardi cola was weggehaald. Nadat hij was weggegaan, is hij terug zijn gekomen met twee andere personen, [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) en een onbekend gebleven persoon met de voornaam [A] .
[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) is door iemand uit de groep van verdachte als eerste op zijn hoofd geslagen met een zwaar ijzeren voorwerp. Daarna heeft een groep personen behorende bij het café, waaronder [slachtoffer 2] , zich tegen verdachte en [medeverdachte] gekeerd. Als de politie ter plaatse komt, ligt verdachte gewond op de straat en is [medeverdachte] , eveneens gewond, gevlucht naar restaurant [restaurant] . Ook blijkt er een persoon uit de groep van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] , steekverwondingen te hebben opgelopen.
De officier van justitie acht de onder 3 ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie ziet onvoldoende bewijs voor de feiten 1 en 2 en komt voor die feiten tot een vrijspraak.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het feit 1 en 2 ten laste gelegde. Voor wat betreft het derde ten laste gelegde feit bevat het dossier weliswaar het wettige bewijs, maar heeft de verdediging twijfels of de bedreiging zodanig is geweest dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd. De standpunten van de verdediging worden, voor zover relevant voor de beoordeling van het bewijs, onder het kopje ‘het oordeel van de rechtbank’ besproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Er zitten in het dossier verschillende verklaringen. Verklaringen die in de loop van de tijd in sommige gevallen (al dan niet op detailniveau) veranderen. Niet valt uit te sluiten dat betrokkenen met elkaar hebben gesproken en elkaar (onbewust) hebben beïnvloed. Dit alles maakt dat de rechtbank de verklaringen met behoedzaamheid leest.
Vrijspraak feit 1
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd. [slachtoffer 1] komt er pas later achter dat hij steekverwondingen heeft opgelopen. Het is niet duidelijk wanneer en door wie die steekverwondingen zijn veroorzaakt, nu niemand het steken daadwerkelijk heeft gezien. De rechtbank spreekt verdachte vrij van feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair.
Vrijspraak feit 2
Zoals hiervoor vermeld is niet bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft gestoken. Ook kan op basis van het dossier niet worden bewezen dat hij aan dit geweld een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Verdachte heeft dus geen openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer 1] . Verdachte wordt verder verweten dat hij openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] . De rechtbank is wat deze verdenking betreft van oordeel dat ook op dit punt op basis van het dossier niet bewezen kan worden dat verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. Dat is ook niet het geval nu verdachte [medeverdachte] (en de onbekend gebleven ‘ [A] ’) meenam naar (de locatie van) het café, nadat hij daar eerder in onmin was weggegaan. Niet verdachte, maar medeverdachte [medeverdachte] , heeft namelijk de eerste klap uitgedeeld. Onduidelijk blijft wat de precieze aanleiding hiervoor is geweest en of verdachte daar iets mee te maken had. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde.
Bewijsmiddelen feit 3 [1]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3]
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft op 24 april 2022 aangifte gedaan van bedreiging. Hierin heeft zij het volgende, zakelijk weergegeven, verklaard:
Ik ben eigenaar van café [café] in Nieuwegein. Op vrijdag 22 april 2022 was ik daar aan het werk. [2] Die dag was er een man vervelend aanwezig op mijn terras. [3] Ik hoorde de man roepen “kijk maar goed achterom, ik steek de boel in de fik. Ik laat de boel ontploffen”. [4]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige]
Getuige Arts heeft op 26 april 2022 bij de politie, kort en zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Ik was op 22 april 2022 serveerster bij café [café] in Nieuwegein. [5] Die dag was er een klant bij ons die zich vervelend gedroeg. Toen ik de boel had afgesloten riep die man naar [slachtoffer 3] [de rechtbank begrijpt: aangeefster [slachtoffer 1] ] “kijk nog maar even om naar jullie mooie terras want vanavond blaas ik hem op”. [6] Later zag ik die man met een bebloed gezicht op straat liggen. [7]
Een proces-verbaal van bevindingen
Verbalisant [verbalisant] heeft het volgende, zakelijk weergegeven, opgeschreven:
Op 22 april 2022 kwam ik af op een melding van een vechtpartij in Nieuwegein. Ik zag dat er een persoon op de grond lag met een hoofdwond. Ik vond bij deze persoon een identiteitskaart waaruit bleek dat het [verdachte] betrof. [8]
Bewijsoverwegingen feit 3
De rechtbank komt op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen tot het oordeel dat verdachte de ten laste gelegde bedreiging heeft gepleegd. Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat bij aangeefster niet de redelijke vrees heeft kunnen ontstaan dat het feit waarmee is gedreigd zou kunnen worden gepleegd, volgt de rechtbank dit verweer niet. Het gaat erom dat de bedreiging zodanig was, en onder zodanige omstandigheden was gedaan, dat die in algemene zin redelijke vrees kon opwekken. Verdachte was de hele dag al vervelend en was al meerdere malen teruggekomen naar het café, omdat hij boos was dat zijn Bacardi cola was weggehaald. Hij leek bovendien onder invloed en was onvoorspelbaar. Onder die omstandigheden kan naar objectieve maatstaven de redelijke vrees ontstaan dat verdachte zijn woorden omzet in daden.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op omstreeks 22 april 2022 te Nieuwegein [slachtoffer 3] heeft bedreigd met- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstond,- brandstichting,door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen:"kijk maar goed achterom, ik steek de boel in de fik. Ik laat de boel ontploffen” en/of“kijk nog maar even naar jullie mooie terras want vanavond blaas ik hem op",althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 1 en 2 ten laste gelegde en het onder feit 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstaat en bedreiging met brandstichting

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 30 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 15 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. Volgens de oriëntatiepunten van de rechtbank wordt in geval van een bedreiging een geldboete opgelegd. Verder heeft de verdediging voorgesteld het bij de 7 dagen die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht te laten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het bewezenverklaarde
Verdachte was op 22 april 2022 vervelend aanwezig bij café [café] in Nieuwegein. Nadat hem al een paar keer vriendelijk was gevraagd te vertrekken, bleef hij terugkomen en heeft hij uiteindelijk de eigenaresse van het café bedreigd. Later is hij teruggekomen met anderen en heeft er een flink uit de hand gelopen vechtpartij plaatsgevonden. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij een grote rol heeft gespeeld bij het ontstaan van die vechtpartij. Hij heeft die dag bewust meermaals de confrontatie opgezocht, terwijl hij ook weg had kunnen gaan. Dat heeft hij niet gedaan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel justitiële documentatie (‘strafblad’) betreffende verdachte van 24 september 2024 waaruit volgt dat hij eerder is veroordeeld voor een bedreiging. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee.
Oplegging van de straf
De oriëntatiepunten van de rechtbank nemen bij een bedreiging zonder wapen een geldboete van € 250,00 als uitgangspunt. De rechtbank weegt als strafverzwarende omstandigheid dat verdachte een grote en kwalijke rol heeft gespeeld in het ontstaan van de massale vechtpartij. Datzelfde geldt voor het feit dat hij eerder is veroordeeld voor hetzelfde feit. In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij uiteindelijk, na het opzoeken van die confrontatie zelf flink te grazen is genomen. Hij was hevig aan het bloeden toen de politie arriveerde en op foto’s die later van hem zijn gemaakt is te zien dat hij flinke blauwe verkleuringen in zijn gezicht heeft overgehouden aan het geweld. Tot slot houdt de rechtbank rekening met een overschrijding van de redelijke termijn met bijna 8 maanden.
Anders dan de officier van justitie, neemt de rechtbank een geldboete als uitgangspunt en ziet zij geen aanleiding een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen. Zonder overschrijding van de redelijke termijn zou een geldboete van € 450,-- passend zijn geweest. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat € 350,00 geldboete, te vervangen door 7 dagen hechtenis, een passende straf is. De dagen die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht worden hierop in mindering gebracht naar de maatstaf van € 50,00 per dag hechtenis. Dat betekent dat verdachte, met 7 dagen voorarrest, geen geldboete meer verschuldigd is.

9.BESLAG

Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het in beslag genomen geld, de kleding en de telefoon terug mogen naar verdachte. De rechtbank zal het in beslag genomen mes (G2980356) onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Het voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar het feit waarvan hij wordt verdacht aangetroffen. Dit voorwerp kan bovendien dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven, dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 7.135,25. Dit bedrag bestaat uit € 1.135,26 materiële schade en € 6.000,00 immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, nu verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c, 36b, 36c en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte voor van het onder 3 bewezen verklaarde tot een geldboete van
€ 350,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 7 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de geldboete in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van € 50,00 per dag;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerp:
  • Spijkerbroek, grijs (G2980380);
  • Schoenen, bruin (G2980610);
  • Jas, zwart (G2980610);
  • Vest, grijs (G2980611);
  • Geld, 724,55 (G2980366);
  • Telefoon, Nokia (G2980597);
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
 Mes, Ikea, rood (G2980356);
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Maas, voorzitter, mrs. L.M.G. de Weerd en J.B. Duinkerken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.Y. van Almelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 november 2024.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1hij op of omstreeks 22 april 2022 te Nieuwegein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 1] meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borstkas, althans het lichaam, heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 april 2022 te Nieuwegein, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borstkas, althans het lichaam, heeft gestoken/gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 april 2022 te Nieuwegein [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borstkas, althans het lichaam, te steken/snijden;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Feit 2hij op of omstreeks 22 april 2022 te Nieuwegein openlijk, te weten de Herenstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] door die [slachtoffer 1]
meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borstkas, althans het lichaam, te steken/snijden, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten twee steekverwondingen en/of een klaplong, voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad
en/of
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] door die [slachtoffer 2] eenmaal met een moersleutel/steeksleutel/momentsleutel met kracht op het hoofd, althans het lichaam, te slaan, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een bult op het hoofd en/of een gebroken kaak, voor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
Feit 3hij op of omstreeks 22 april 2022 te Nieuwegein [slachtoffer 3] heeft bedreigd met
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstond,
- brandstichting,
door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen:
"kijk maar goed achterom, ik steek de boel in de fik. Ik laat de boel ontploffen” en/of
“kijk nog maar even naar jullie mooie terras want vanavond blaas ik hem op",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 april 2023, genummerd 2023101614, opgemaakt door districtsrecherche West-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 360. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 202.
3.Pagina 203.
4.Pagina 204.
5.Pagina 56.
6.Pagina 57.
7.Pagina 58.
8.Pagina 38.