ECLI:NL:RBMNE:2024:6287

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 september 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
UTR 24/4203 en UTR 24/4342
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp en de status van algemene voorzieningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door N. Prins, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten, vertegenwoordigd door mr. M.M. van Miltenburg. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de herziening van haar maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp, die per 1 april 2024 zou ingaan. De herziening was gebaseerd op het standpunt van verweerder dat de wasverzorging een algemene voorziening is, waar eiseres gebruik van kan maken. Eiseres betwistte dit en voerde aan dat verweerder al sinds juli 2022 op de hoogte was van haar situatie en dat de herziening onterecht was.

De rechtbank heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. Eiseres ontving eerder 125 minuten per week voor huishoudelijke hulp en 35 minuten voor wasverzorging. De rechtbank oordeelde dat de was- en strijkservice inderdaad een algemene voorziening is die de maatwerkvoorziening voor wasverzorging uitsluit. Eiseres had niet voldoende onderbouwd dat zij haar wasverzorging weer zelfstandig kon doen, ondanks haar eerdere verklaringen. De rechtbank concludeerde dat de herziening van de maatwerkvoorziening per 1 april 2024 terecht was en dat het beroep ongegrond werd verklaard.

Daarnaast werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de beslissing in de hoofdzaak geen grond meer bood voor het treffen van een dergelijke maatregel. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor vergoeding van griffierechten, gezien de uitkomst van de zaak. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 24/4203 en UTR 24/4342
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 12 september 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres/verzoekster

(gemachtigde: N. Prins),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. van Miltenburg).

Inleiding

1. Bij besluit van 20 december 2023 heeft verweerder de aan eiseres/verzoekster (hierna te noemen: eiseres) toegekende maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) per 1 april 2024 herzien.
2. Bij besluit van 2 mei 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
3. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
4. De rechtbank heeft het beroep en het verzoek op 29 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Feiten

5. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1935 en ontvangt hulp bij het huishouden op grond van de Wmo.
6. Bij besluit van 10 december 2020 is aan eiseres 125 minuten per week toegekend voor een schoon en leefbaar huis en 35 minuten per week voor de wasverzorging. Bij besluit van 3 juli 2023 is deze indicatie ongewijzigd voortgezet.
7. Bij besluit van 30 juli 2024 is aan eiseres 125 minuten per week toegekend voor een schoon en leefbaar huis en 35 minuten per week in verband met extra vervuiling. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat zij zich kan vinden in dit besluit.

Beoordeling door de rechtbank

8. Verweerder heeft zich in de bestreden besluitvorming op het standpunt gesteld dat de wasverzorging een algemene voorziening is die aan het toekennen van een maatwerkvoorziening in de weg staat. Volgens verweerder kan eiseres per 1 april 2024 gebruik maken van een was-en strijkservice. Daarom is de toegekende maatwerkvoorziening voor de wasverzorging van 35 minuten per week herzien en vervallen per 1 april 2024.
9. Eiseres voert in beroep aan dat verweerder ten onrechte haar maatwerkvoorziening voor hulp bij het huishouden met 35 minuten heeft herzien per 1 april 2024. Volgens eiseres was verweerder er sinds juli 2022 van op de hoogte dat eiseres zelf haar was deed. Dit blijkt uit het bezoekverslag van juli 2022. De toegekende maatwerkvoorziening van (in totaal) 160 minuten was bestemd om haar huis schoon en leefbaar te houden. Eisers voert tot slot aan dat verweerder de korting met 35 minuten ten onrechte per 1 april 2024 heeft laten ingaan terwijl was afgesproken dat deze (nog) niet gold voor degenen waarvan het bezwaar nog niet behandeld was.
10. De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat de was- en strijkservice een algemene voorziening is die aan het verstrekken van een maatwerkvoorziening voor het doen van was- en strijktaken in de weg staat. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 april 2024 [1] .
11. Uit het door eiseres op 5 december 2020 ondertekende plan van aanpak blijkt dat zij haar wasverzorging niet meer zelfstandig kan doen door toegenomen problemen met haar linkerarm en evenwicht. Daarom is bij besluit van 10 december 2020 door verweerder 35 minuten toegekend voor de wasverzorging (in aanvulling op de 125 minuten die eiseres al had voor een schoon en leefbaar huis). Bij het besluit van 3 juli 2023 is deze indicatie niet gewijzigd. Uit de gedingstukken blijkt verder niet dat verweerder er na 5 december 2020 mee bekend was dat eiseres haar was weer zelf kon doen. Dat eiseres dit met pen heeft geschreven op een plan van aanpak van 2 maart 2022 ten behoeve van een aanvraag om een driewielfiets is hiervoor onvoldoende. Daar komt bij dat het juist in het voordeel van eiseres is geweest dat zij haar toegekende maatwerkvoorziening voor de wasverzorging heeft behouden terwijl zij - naar eigen zeggen – sinds 2022 in staat was om haar wasverzorging zelf te doen. De conclusie is dan ook dat verweerder de toegekende maatwerkvoorziening voor de wasverzorging terecht heeft herzien per 1 april 2024 in verband met het bestaan van een algemene voorziening.
12. Wat betreft de door verweerder gehanteerde overgangstermijn heeft verweerder in het verweerschrift toegelicht dat is voldaan aan de toezegging dat de maatwerkvoorziening niet eerder is herzien dan 6 weken na de datum van het besluit op bezwaar. Eiseres heeft niet onderbouwd dat verweerder zich niet aan deze toezegging heeft gehouden. De enkele verwijzing naar het plan van aanpak van 24 juli 2024 is hiervoor onvoldoende.
13. Ook wat verder door eiseres is aangevoerd leidt niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Het beroep is ongegrond.
14. Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen.
15. Omdat het beroep gegrond is en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen bestaat voor een vergoeding van de griffierechten geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van
mr.M. van Ettikhoven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
12 september 2024.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kan, voor zover het beroep betreft, binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.