In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 21 november 2024, wordt het verzoek van verzoekster om vergoeding van proceskosten behandeld. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A. Laghmouchi, heeft een verzoek ingediend tegen de Dienst Toeslagen, die als verweerder optreedt. De rechtbank heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
De zaak betreft een beroep dat verzoekster heeft ingesteld op 13 mei 2024, omdat verweerder niet tijdig een beslissing op bezwaar had genomen met betrekking tot de compensatie voor kinderopvangtoeslag. Op 27 juni 2024 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen, waardoor verzoekster haar beroep op 14 augustus 2024 heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding, maar verweerder heeft hier niet op gereageerd. Wel heeft verweerder in eerdere correspondentie aangegeven dat verzoekster in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, en daarnaast moet verweerder ook het griffierecht van € 51,- aan verzoekster betalen.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoekster, en deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 november 2024. De griffier, J.M.J. Kooistra, was verhinderd om de uitspraak mede te ondertekenen, maar de beslissing is wel in het openbaar gedaan.