4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraken
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 6 primair en 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Vrijspraak van feit 6 primair
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan aangever. Voor de beantwoording van de vraag of het toegebrachte letsel als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt, kijkt de rechtbank naar de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op volledig herstel.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft aangever [slachtoffer 6] op 15 januari 2024 in het ziekenhuis bezocht en ziet dat aangever aangezichtsletsel heeft. Ook zijn volgens verbalisant [verbalisant 1] de ogen van aangever opgezwollen, is de huid rond beide ogen roodgekleurd en zit er een bloeduitstorting tussen de wenkbrauwen. In het dossier bevindt zich ook een foto van het letsel in het gezicht van aangever. Aangever heeft verklaard dat verdachte hem heeft geschopt en geslagen en dat zijn kunstgebit door een schop van verdachte in zijn mond is gebroken. Verbalisant [verbalisant 1] heeft delen van een kunstgebit op het nachtkastje van aangever zien liggen.
Daaruit kan worden opgemaakt dat aangever flink wat letsel had. De rechtbank beschikt echter niet over objectieve gegevens waaruit blijkt dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Een medisch oordeel over de herstelperiode, de huidige toestand en eventuele toekomstperspectieven ontbreekt. Aangever heeft weliswaar in het ziekenhuis gelegen, maar informatie over (de noodzaak tot) medisch ingrijpen ontbreekt. De rechtbank is van oordeel dat het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] en de verklaring van aangever zelf over het letsel, onvoldoende zijn om vast te kunnen stellen dat aangever zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en zal hem daarvan vrijspreken.
Vrijspraak van feit 7
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat verdachte en aangeefster [slachtoffer 7] op 13 juli 2023 ruzie hebben gehad met elkaar. De verklaringen van verdachte en aangeefster over de gang van zaken lopen uiteen.
Volgens aangeefster heeft verdachte lampenolie over zichzelf, de vloer en het bed gegoten. Vervolgens zou hij haar hebben bedreigd door te zeggen dat hij haar in brand ging steken. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 13 juli 2023 ruzie had met aangeefster en dat zij lampenolie over zichzelf en over hem heeft gegoten.
Dat verdachte naar lampenolie rook, is bevestigd door verbalisant [verbalisant 2] .
De buurvrouw van aangeefster, getuige [getuige 1] , heeft verdachte en aangeefster die avond horen ruziemaken en heeft aangeefster
“Blijf van me af. Au. Hou op.”horen roepen.
Volgens verdachte heeft aangeefster dit geroepen toen hij de lampenolie van haar probeerde af te pakken.
De waarnemingen van de verbalisant en de buurvrouw sluiten niet uit dat de ruzie is verlopen zoals verdachte heeft verklaard. Er zijn ook geen andere gronden op basis waarvan kan worden vastgesteld dat de verklaring van aangeefster aannemelijker is dan die van verdachte. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 7 tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 primair
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 1] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vandaag, 13 januari 2024, was ik aan het werk als postbezorger in Emmeloord. Ik zag dat een man voorbij kwam lopen en hij een bebloed gezicht had. Ik zag ook dat de man door het lint ging en een mes in één van zijn handen vasthield. Ik zag dat de bewoonster van perceelnummer [huisnummer] probeerde de man tegen te houden. De bewoonster van perceelnummer [huisnummer] riep tegen mij dat zij de politie ging bellen. Ik zag dat de man met het mes hierop reageerde. Hij keek opeens in mijn richting na de woorden van de vrouw van perceelnummer [huisnummer] . Ik zag dat hij naar mij toe kwam lopen. De man was toen ongeveer één meter bij mij vandaan. Ik zag vervolgens dat de man de hand waarmee hij het mes vasthield omhoog hief en met een bovenwaartse slag in mijn richting stak. Ik zag dat de man dit opzettelijk deed en met kracht. Ik draaide mij op dat moment om want ik wilde vluchten. Ik voelde gelijk hierop dat ik werd geraakt door het mes. Ik voelde een prik in mijn rug ter hoogte van mijn rechterschouder.
[slachtoffer 1] heeft
bij de rechter-commissarisop 13 juni 2024, onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Waar maakt u uit op dat hij door het lint ging?
Hij was helemaal van het padje af. Hij was razend. Hij had het mes dreigend vast.
Wat gebeurde er toen?
Hij had het mes omhoog. De getuige steekt haar hand omhoog in een vuist en geeft aan dat het lemmetgedeelte naar haar gericht was. Hij stak in mijn schouder. Ik probeerde eigenlijk al weg te gaan. Ik had mij al omgedraaid, maar ik stond nog stil. Als mijn fiets er niet tussen stond had hij mij elders geraakt.
Raakte hij u in uw schouder omdat u al gedraaid was?
Ja, omdat ik al gedraaid was. Ik was al gedraaid en toen stak hij. Het draaien en het steken gebeurde niet tegelijkertijd.
Ik heb nog wat vragen over het letsel. Moest het gehecht worden?
Nee, dat kwam door de dikke trui en het jasje. Dat heeft het tegengehouden.
Het
rapport forensisch DNA-onderzoekvan het TMFI van 9 april 2024, opgemaakt door M. Moorlag, forensisch DNA-deskundige, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Resultaat van het (vergelijkend) DNA-onderzoek:Bemonstering DNA-profiel Mogelijke donor van DNA
Mes lemmet (AAPZ4979NL) Enkelvoudig DNA-profiel van Verdachte [verdachte]
een man waarvan de frequentie
van voorkomen kleiner is dan
één op één miljard.
Mes stootrand (AAPZ4980NL) Enkelvoudig DNA-profiel van Verdachte [verdachte]
een man waarvan de frequentie
van voorkomen kleiner is dan
één op één miljard.
Mes heft (AAPZ4981NL) Enkelvoudig DNA-profiel van Verdachte [verdachte]
een man waarvan de frequentie
van voorkomen kleiner is dan
één op één miljard.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 primair
Voor een bewezenverklaring van een poging tot doodslag moet volgens vaste jurisprudentie sprake zijn van (voorwaardelijk) opzet, gericht op de dood van het slachtoffer. Voorwaardelijk opzet op dat gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de dood zou kunnen intreden. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Verdachte moet die kans ook bewust hebben aanvaard.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank de ten laste gelegde poging tot doodslag op aangeefster [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen. Verdachte liep met het mes in zijn hand op aangeefster af. Aangeefster probeerde weg te komen en draaide zich om, waarna verdachte bovenhands en met kracht het mes in haar rechterschouder heeft gestoken. Door aangeefster met kracht een messteek toe te brengen in het bovenlichaam, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster als gevolg van zijn handelen zou komen te overlijden en is het opzet van verdachte minst genomen in voorwaardelijke zin daarop gericht geweest. Anders gezegd, verdachte nam de mogelijkheid voor lief dat het slachtoffer bij zijn aanval het leven zou laten. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat zich in het bovenlichaam waar aangeefster is gestoken, belangrijke (slag)aderen en vitale organen bevinden. Door met een mes met kracht in die richting te steken, kunnen zodanige verwondingen optreden dat de dood hiervan het gevolg is. Dat deze handeling geen zwaar lichamelijk letsel heeft meegebracht, is niet aan verdachte te danken, maar aan de ontwijkende manoeuvres van aangeefster en de kleding die zij aan had, namelijk een dikke trui en gewatteerde jas.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
Het
proces-verbaal van aangifte,houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 2] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 13 januari 2024 was ik in Emmeloord. Ik werd aangesproken door een passant. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat er verderop een man liep met een bebloed gezicht. Ik reed in de richting van de man met het bebloede gezicht. Ik belde naar 112. Ik zag dat de man op mij afkwam. Ik hoorde dat hij riep “Niet de politie bellen!” Ik zag dat hij steeds dichterbij kwam. Ik ben hierop weggelopen, maar de man kwam achter mij aan. Ik zag dat deze man dichterbij kwam. We stonden tegenover elkaar en ik kreeg een vuistslag op mijn gezicht. Ik voelde meteen veel pijn aan mijn hoofd. Ik voelde ook meteen een zwelling opkomen op de plek waar deze man mij had geraakt.
De
geneeskundige verklaringvan [A] van 13 januari 2024, inhoudende:
Wond van 1-2 cm.
Gering bloedverlies.
Geen operaties of blijvend letsel.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3 en feit 4
Het
proces-verbaal van aangiftemet bijlage, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 3] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vandaag, 13 januari 2024, was ik thuis in [woonplaats] . Ik zag dat [verdachte] voor de deur stond. [verdachte] was boos en ik zag dat hij onder invloed was. [verdachte] liep mijn woning in. Ik zag dat [verdachte] naar de keuken liep. Ik zag dat [verdachte] een mes uit de lade pakte. Ik wilde [verdachte] tegenhouden maar ik voelde dat hij me met kracht wegduwde. Ik zei dat hij niet naar buiten moest gaan. Ik zag dat [verdachte] zich omdraaide en met de punt van het mes in mijn richting wees. Ik zag dat hij een stap naar voren deed met het mes in mijn richting. Ik zag dat hij een stekende beweging naar mij maakte met het mes. Ik voelde me daardoor bedreigd. Ik dacht dat [verdachte] mij dood wilde maken met het mes.
Ik zag dat [verdachte] richting mijn schuur liep. Ik ben in mijn woning blijven staan. Ik had op dat moment geen zicht meer op [verdachte] . Ik hoorde een harde klap en ik hoorde daarna direct glasgerinkel. Ik zag dat het raam van mijn keuken kapot was. Ik zag direct daarna [verdachte] mijn tuin uitlopen. Ik zag dat niemand anders in mijn tuin was.
Het
proces-verbaal van aangiftemet bijlage, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 4] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 13 januari 2024 zag ik [verdachte] voor mijn voordeur staan. Ik hoorde [verdachte] iets schreeuwen in het Pools. Ik zag dat [verdachte] een fiets van mij uit mijn schuur pakte en tegen mijn raam aan gooide. Ik zag dat mijn raam hierdoor barste. Ik zag dat hij een mes pakte. Ik zag dat [verdachte] mijn kant op liep met het mes. Ik deed de voordeur snel dicht. Ik zag dat het mes in de deur kwam.
[slachtoffer 4] heeft
bij de rechter-commissarisop 13 juni 2024, verder nog onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Rechter-commissaris: u zette [verdachte] bij de deur van zijn moeder. En toen?
Hij ging naar zijn moeder. Ik heb gezien dat hij op een gegeven moment aan kwam rennen met een mes in zijn hand, vanuit de tuin van zijn moeder. Toen is hij naar mij toegekomen. Hij kwam achter mij aan met dat mes.
In een
proces-verbaal van bevindingenmet bijlage van verbalisant [verbalisant 3] , houdende een omschrijving van de camerabeelden van de [adres] in [woonplaats] , is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Ik zag op de camerabeelden dat om 12:57 uur een vrouw in beeld verscheen. Ik hoorde dat politiemedewerkers zeiden dat zij de vrouw ambtshalve herkenden als de moeder van de verdachte [verdachte] . Ik zag dat er om 12:58 uur een man in beeld verscheen. Ik zag dat de vrouw achteruit stapte toen de man dichter in haar buurt kwam. Ik herkende deze man als verdachte [verdachte] . Ik zag dat de man in de richting van de naastgelegen tuin liep. Ik zag dat de verdachte een mes in zijn rechterhand vasthield.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 5
Het
proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5], opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] op 10 januari 2024, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 10 januari 2024 bevond ik, aangever [slachtoffer 5] , mij thuis in [woonplaats] . Ik zag [verdachte] voor mijn raam staan. Ik opende het keukenraam op een kiertje. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij wilde praten. Ik zei dat hij weg moest gaan. Toen zag ik dat [verdachte] met zijn arm naar binnen stak en ik zag en voelde dat hij mij vastpakte bij mijn kraag. Ik riep naar [verdachte] dat hij me los moest laten en dat hij weg moest gaan. Ik zag dat [verdachte] een blikje in zijn rechterhand had en zag dat [verdachte] zijn rechterarm naar achteren bewoog en met kracht richting mijn hoofd zwaaide. Ik voelde een scherpe pijn op mijn achterhoofd toen [verdachte] met het blikje op mijn achterhoofd sloeg. Ik probeerde [verdachte] op afstand te houden door het keukenraam heen maar hij sloeg mij toch nog drie of vier keer op mijn achterhoofd met het blikje.
(Noot verbalisant: Ik zie op het achterhoofd van de heer [slachtoffer 5] rode vlekken en krassen op de huid en ik ruik een bierlucht in het haar van de heer [slachtoffer 5] .
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 5
Het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan kan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige De verklaring van aangever alleen is dus onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Het dossier bevat echter ook een waarneming van verbalisant [verbalisant 4] . Dit betreft een eigen waarneming van de verbalisant van het letsel van aangever vlak na het feit. Deze waarneming geeft steun aan en bevestigt de verklaring van aangever. Er is daarmee voldaan aan het bewijsminimum als bedoeld in artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank is van oordeel dat het onder 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 6 subsidiair
Het proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 6] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 12 januari 2024 ben ik naar [slachtoffer 7] gegaan. Toen ik daar aankwam kreeg ik ruzie met [verdachte] . Hij heeft mij met zijn vuisten geslagen. Hij heeft mij met kracht geslagen en geschopt. Ook toen ik nog op de grond lag. Ik heb erg veel pijn. Mijn hele kunstgebit is in stukken geschopt toen deze nog in mijn mond zat. Ik ben overal zwaar gekneusd, ook op mijn borstkas. De dokter zei dat ik ook een soort bloedprop in mijn hoofd heb. Verder ben ik helemaal blauw en heb ik zware hoofdpijn.
In een
proces-verbaal van bevindingenmet bijlage van verbalisant [verbalisant 1] , houdende een omschrijving van de toestand van aangever na de mishandeling, is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Op 15 januari 2024, waren wij, verbalisanten, in het [ziekenhuis] om een bezoek te brengen slachtoffer [slachtoffer 6] . Bij aankomst in het ziekenhuis werd door de verpleegkundige vertelt dat [slachtoffer 6] met een brilhematoom was binnengebracht. Wij zagen dat hij in bed lag en aangezichtsletsel had. Wij zagen dat [slachtoffer 6] geen tanden in zijn mond had en vermoedelijk daardoor moeilijk te verstaan was. Wij zagen dat er delen van een kunstgebit op het nachtkastje lag. Verder zagen wij dat zijn beide ogen waren opgezwollen en de huid rond zijn beide ogen roodgekleurd was. Ook zagen wij dat hij een bloeduitstorting had tussen zijn wenkbrauwen.
Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Ik heb [slachtoffer 6] op 12 januari 2024 meerdere malen geslagen
.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 6 subsidiair
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en aangever op 12 januari 2024 met elkaar hebben gevochten. Verdachte heeft bekend dat hij aangever meerdere malen heeft geslagen. Volgens de verdediging heeft verdachte aangever echter niet geschopt. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangever dat verdachte hem ook heeft geschopt. Volgens aangever heeft verdachte zijn kunstgebit stuk geschopt toen dit in zijn mond zat en verbalisant [verbalisant 1] heeft delen van een kunstgebit op het nachtkastje van aangever zien liggen toen hij aangever in het ziekenhuis bezocht. Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen is voor de rechtbank op overtuigende wijze komen vast te staan dat verdachte aangever op 12 januari 2024 meerdere malen heeft geslagen en geschopt.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 8
Het proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 7] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 13 juli 2023 was ik in mijn woning in [woonplaats] . Ik hoorde [verdachte] beneden van de flat. Ik heb [verdachte] binnen gelaten en toen werd [verdachte] direct boos. [verdachte] is toen naar mijn voordeur gelopen en heeft de ruit van mijn voordeur vernield.
In een
proces-verbaal van verhoor van getuige[getuige 1] , heeft deze getuige onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Op 13 juli 2023 was ik in mijn woning in [woonplaats] . Ik heb vanuit het keukenraam zicht op de voordeur van nummer [huisnummer] (de rechtbank begrijpt: de woning van [slachtoffer 7] ). Ik zag [verdachte] . Ik hoorde [verdachte] schreeuwen: “Laat me binnen.” Ik zag dat hij vervolgens op de deur sloeg en nogmaals schreeuwde dat hij naar binnen wilde. Ik zag volgens mij dat hij met beide vuisten op de deur sloeg. Ik hoorde kort daarop dat het raam kapot werd geslagen. Ik hoorde het raam kinkelen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 9
In een proces-verbaal van bevindingenvan verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Op 15 september 2023 verklaarde [slachtoffer 3] kort samengevat dat:
- [slachtoffer 3] , [verdachte] en [getuige 2] de hele avond biertjes en uit een fles sterke drank hebben gedronken;
- plotseling de sfeer omsloeg en [verdachte] verbaal agressief werd naar zijn moeder, [slachtoffer 3] ;
- [slachtoffer 3] tegen [verdachte] zei dat hij de woning uit moest;
- [verdachte] zijn moeder, [slachtoffer 3] , van de bank trok;
- [slachtoffer 3] op de grond terechtkwam;
- [verdachte] met zijn vuisten zes tot acht keer op het gezicht van [slachtoffer 3] heeft geslagen.
Ik, [verbalisant 6] , zag dat [slachtoffer 3] letsel had op haar gezicht. Ik zag op haar gezicht blauwe plekken en een blauwe plek op haar rechterelleboog.
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Ik, [verbalisant 6] , sprak met [getuige 2] . Ik hoorde dat [getuige 2] verklaarde dat:
- [verdachte] zijn moeder [slachtoffer 3] van de bank heeft getrokken;
- [slachtoffer 3] op de grond terechtkwam;
- [verdachte] met zijn vuisten meerdere malen op het hoofd/bovenlichaam van [slachtoffer 3] sloeg.
Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Ik heb mijn moeder [slachtoffer 3] op 14 september 2023 een duw gegeven.