ECLI:NL:RBMNE:2024:6267

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
16.014070.24; 16.173442.23 (gev. ttz); 21.001739.20 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens poging tot doodslag en meerdere geweldsdelicten

Op 13 november 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Polen en zonder vaste woon- of verblijfplaats, die wordt beschuldigd van meerdere geweldsdelicten. De zaak betreft onder andere een poging tot doodslag op 13 januari 2024 in Emmeloord, waarbij de verdachte met een mes een postbezorger in de schouder heeft gestoken. De rechtbank heeft op 30 oktober 2024 een terechtzitting gehouden, waar de officier van justitie, mr. J. Boon, en de raadsman van de verdachte, mr. W. Hendrickx, hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om kennis te nemen van de zaak. De verdachte is vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, waaronder de poging tot zware mishandeling en bedreiging, omdat er onvoldoende bewijs was. Echter, de rechtbank achtte de poging tot doodslag en andere geweldsdelicten, zoals mishandeling en vernieling, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en verplichtingen tot behandeling en reclassering. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.014070.24; 16.173442.23 (gev. ttz); 21.001739.20 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats] (Polen),
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J. Boon en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De rechtbank hernummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16.014070.24 en 16.173442.23 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 tot en met 9.
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1
primair: op 13 januari 2024 in Emmeloord heeft geprobeerd [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, door haar met een mes in de schouder te steken,
subsidiairten laste gelegd als poging tot zware mishandeling,
meer subsidiairten laste gelegd als mishandeling,
feit 2: op 13 januari 2024 in Emmeloord [slachtoffer 2] heeft mishandeld,
feit 3: op 13 januari 2024 in [woonplaats] [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met een mes,
feit 4: op 13 januari 2024 in Emmeloord een ruit van de woning van [slachtoffer 3] en een ruit van de woning van [slachtoffer 4] heeft vernield,
feit 5: op 10 januari 2024 in Emmeloord [slachtoffer 5] heeft mishandeld,
feit 6
primair: op 12 januari 2024 in Emmeloord [slachtoffer 6] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door hem tegen zijn hoofd en lichaam te slaan en te schoppen,
subsidiairten laste gelegd als mishandeling,
feit 7: op 13 juli 2023 in Emmeloord [slachtoffer 7] heeft bedreigd door lampenolie over het lichaam van [slachtoffer 7] te gooien en vervolgens een aansteker in haar richting te houden,
feit 8: op 13 juli 2023 in Emmeloord een ruit van de voordeur, beddengoed en kleding van [slachtoffer 7] heeft vernield,
feit 9: op 14 september 2023 in [woonplaats] zijn moeder [slachtoffer 3] heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 5 tenlastegelegde zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
De officier acht het onder 1 primair, 2, 3, 4, 6 primair, 7, 8 en 9 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 6 primair en 7 tenlastegelegde. Daarnaast dient verdachte partieel te worden vrijgesproken van het onder 6 subsidiair ten laste gelegde schoppen.
Ten aanzien van het onder 2, 3, 4, 5, 7, 8 en 9 tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraken
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 6 primair en 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Vrijspraak van feit 6 primair
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan aangever. Voor de beantwoording van de vraag of het toegebrachte letsel als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt, kijkt de rechtbank naar de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op volledig herstel.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft aangever [slachtoffer 6] op 15 januari 2024 in het ziekenhuis bezocht en ziet dat aangever aangezichtsletsel heeft. Ook zijn volgens verbalisant [verbalisant 1] de ogen van aangever opgezwollen, is de huid rond beide ogen roodgekleurd en zit er een bloeduitstorting tussen de wenkbrauwen. In het dossier bevindt zich ook een foto van het letsel in het gezicht van aangever. Aangever heeft verklaard dat verdachte hem heeft geschopt en geslagen en dat zijn kunstgebit door een schop van verdachte in zijn mond is gebroken. Verbalisant [verbalisant 1] heeft delen van een kunstgebit op het nachtkastje van aangever zien liggen.
Daaruit kan worden opgemaakt dat aangever flink wat letsel had. De rechtbank beschikt echter niet over objectieve gegevens waaruit blijkt dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Een medisch oordeel over de herstelperiode, de huidige toestand en eventuele toekomstperspectieven ontbreekt. Aangever heeft weliswaar in het ziekenhuis gelegen, maar informatie over (de noodzaak tot) medisch ingrijpen ontbreekt. De rechtbank is van oordeel dat het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] en de verklaring van aangever zelf over het letsel, onvoldoende zijn om vast te kunnen stellen dat aangever zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en zal hem daarvan vrijspreken.
Vrijspraak van feit 7
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat verdachte en aangeefster [slachtoffer 7] op 13 juli 2023 ruzie hebben gehad met elkaar. De verklaringen van verdachte en aangeefster over de gang van zaken lopen uiteen.
Volgens aangeefster heeft verdachte lampenolie over zichzelf, de vloer en het bed gegoten. Vervolgens zou hij haar hebben bedreigd door te zeggen dat hij haar in brand ging steken. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 13 juli 2023 ruzie had met aangeefster en dat zij lampenolie over zichzelf en over hem heeft gegoten.
Dat verdachte naar lampenolie rook, is bevestigd door verbalisant [verbalisant 2] .
De buurvrouw van aangeefster, getuige [getuige 1] , heeft verdachte en aangeefster die avond horen ruziemaken en heeft aangeefster
“Blijf van me af. Au. Hou op.”horen roepen.
Volgens verdachte heeft aangeefster dit geroepen toen hij de lampenolie van haar probeerde af te pakken.
De waarnemingen van de verbalisant en de buurvrouw sluiten niet uit dat de ruzie is verlopen zoals verdachte heeft verklaard. Er zijn ook geen andere gronden op basis waarvan kan worden vastgesteld dat de verklaring van aangeefster aannemelijker is dan die van verdachte. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 7 tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 primair [1]
Het
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 1] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vandaag, 13 januari 2024, was ik aan het werk als postbezorger in Emmeloord. Ik zag dat een man voorbij kwam lopen en hij een bebloed gezicht had. Ik zag ook dat de man door het lint ging en een mes in één van zijn handen vasthield. Ik zag dat de bewoonster van perceelnummer [huisnummer] probeerde de man tegen te houden. De bewoonster van perceelnummer [huisnummer] riep tegen mij dat zij de politie ging bellen. Ik zag dat de man met het mes hierop reageerde. Hij keek opeens in mijn richting na de woorden van de vrouw van perceelnummer [huisnummer] . Ik zag dat hij naar mij toe kwam lopen. De man was toen ongeveer één meter bij mij vandaan. Ik zag vervolgens dat de man de hand waarmee hij het mes vasthield omhoog hief en met een bovenwaartse slag in mijn richting stak. Ik zag dat de man dit opzettelijk deed en met kracht. Ik draaide mij op dat moment om want ik wilde vluchten. Ik voelde gelijk hierop dat ik werd geraakt door het mes. Ik voelde een prik in mijn rug ter hoogte van mijn rechterschouder. [2]
[slachtoffer 1] heeft
bij de rechter-commissarisop 13 juni 2024, onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Waar maakt u uit op dat hij door het lint ging?
Hij was helemaal van het padje af. Hij was razend. Hij had het mes dreigend vast.
Wat gebeurde er toen?
Hij had het mes omhoog. De getuige steekt haar hand omhoog in een vuist en geeft aan dat het lemmetgedeelte naar haar gericht was. Hij stak in mijn schouder. Ik probeerde eigenlijk al weg te gaan. Ik had mij al omgedraaid, maar ik stond nog stil. Als mijn fiets er niet tussen stond had hij mij elders geraakt.
Raakte hij u in uw schouder omdat u al gedraaid was?
Ja, omdat ik al gedraaid was. Ik was al gedraaid en toen stak hij. Het draaien en het steken gebeurde niet tegelijkertijd.
Ik heb nog wat vragen over het letsel. Moest het gehecht worden?
Nee, dat kwam door de dikke trui en het jasje. Dat heeft het tegengehouden. [3]
Het
rapport forensisch DNA-onderzoekvan het TMFI van 9 april 2024, opgemaakt door M. Moorlag, forensisch DNA-deskundige, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Resultaat van het (vergelijkend) DNA-onderzoek:Bemonstering DNA-profiel Mogelijke donor van DNA
Mes lemmet (AAPZ4979NL) Enkelvoudig DNA-profiel van Verdachte [verdachte]
een man waarvan de frequentie
van voorkomen kleiner is dan
één op één miljard.
Mes stootrand (AAPZ4980NL) Enkelvoudig DNA-profiel van Verdachte [verdachte]
een man waarvan de frequentie
van voorkomen kleiner is dan
één op één miljard.
Mes heft (AAPZ4981NL) Enkelvoudig DNA-profiel van Verdachte [verdachte]
een man waarvan de frequentie
van voorkomen kleiner is dan
één op één miljard. [4]
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 primair
Voor een bewezenverklaring van een poging tot doodslag moet volgens vaste jurisprudentie sprake zijn van (voorwaardelijk) opzet, gericht op de dood van het slachtoffer. Voorwaardelijk opzet op dat gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de dood zou kunnen intreden. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Verdachte moet die kans ook bewust hebben aanvaard.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank de ten laste gelegde poging tot doodslag op aangeefster [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen. Verdachte liep met het mes in zijn hand op aangeefster af. Aangeefster probeerde weg te komen en draaide zich om, waarna verdachte bovenhands en met kracht het mes in haar rechterschouder heeft gestoken. Door aangeefster met kracht een messteek toe te brengen in het bovenlichaam, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster als gevolg van zijn handelen zou komen te overlijden en is het opzet van verdachte minst genomen in voorwaardelijke zin daarop gericht geweest. Anders gezegd, verdachte nam de mogelijkheid voor lief dat het slachtoffer bij zijn aanval het leven zou laten. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat zich in het bovenlichaam waar aangeefster is gestoken, belangrijke (slag)aderen en vitale organen bevinden. Door met een mes met kracht in die richting te steken, kunnen zodanige verwondingen optreden dat de dood hiervan het gevolg is. Dat deze handeling geen zwaar lichamelijk letsel heeft meegebracht, is niet aan verdachte te danken, maar aan de ontwijkende manoeuvres van aangeefster en de kleding die zij aan had, namelijk een dikke trui en gewatteerde jas.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
Het
proces-verbaal van aangifte,houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 2] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 13 januari 2024 was ik in Emmeloord. Ik werd aangesproken door een passant. Ik hoorde dat hij tegen mij zei dat er verderop een man liep met een bebloed gezicht. Ik reed in de richting van de man met het bebloede gezicht. Ik belde naar 112. Ik zag dat de man op mij afkwam. Ik hoorde dat hij riep “Niet de politie bellen!” Ik zag dat hij steeds dichterbij kwam. Ik ben hierop weggelopen, maar de man kwam achter mij aan. Ik zag dat deze man dichterbij kwam. We stonden tegenover elkaar en ik kreeg een vuistslag op mijn gezicht. Ik voelde meteen veel pijn aan mijn hoofd. Ik voelde ook meteen een zwelling opkomen op de plek waar deze man mij had geraakt. [5]
De
geneeskundige verklaringvan [A] van 13 januari 2024, inhoudende:
Wond van 1-2 cm.
Gering bloedverlies.
Geen operaties of blijvend letsel. [6]
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3 en feit 4
Het
proces-verbaal van aangiftemet bijlage, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 3] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vandaag, 13 januari 2024, was ik thuis in [woonplaats] . Ik zag dat [verdachte] voor de deur stond. [verdachte] was boos en ik zag dat hij onder invloed was. [verdachte] liep mijn woning in. Ik zag dat [verdachte] naar de keuken liep. Ik zag dat [verdachte] een mes uit de lade pakte. Ik wilde [verdachte] tegenhouden maar ik voelde dat hij me met kracht wegduwde. Ik zei dat hij niet naar buiten moest gaan. Ik zag dat [verdachte] zich omdraaide en met de punt van het mes in mijn richting wees. Ik zag dat hij een stap naar voren deed met het mes in mijn richting. Ik zag dat hij een stekende beweging naar mij maakte met het mes. Ik voelde me daardoor bedreigd. Ik dacht dat [verdachte] mij dood wilde maken met het mes.
Ik zag dat [verdachte] richting mijn schuur liep. Ik ben in mijn woning blijven staan. Ik had op dat moment geen zicht meer op [verdachte] . Ik hoorde een harde klap en ik hoorde daarna direct glasgerinkel. Ik zag dat het raam van mijn keuken kapot was. Ik zag direct daarna [verdachte] mijn tuin uitlopen. Ik zag dat niemand anders in mijn tuin was. [7]
Het
proces-verbaal van aangiftemet bijlage, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 4] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 13 januari 2024 zag ik [verdachte] voor mijn voordeur staan. Ik hoorde [verdachte] iets schreeuwen in het Pools. Ik zag dat [verdachte] een fiets van mij uit mijn schuur pakte en tegen mijn raam aan gooide. Ik zag dat mijn raam hierdoor barste. Ik zag dat hij een mes pakte. Ik zag dat [verdachte] mijn kant op liep met het mes. Ik deed de voordeur snel dicht. Ik zag dat het mes in de deur kwam. [8]
[slachtoffer 4] heeft
bij de rechter-commissarisop 13 juni 2024, verder nog onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Rechter-commissaris: u zette [verdachte] bij de deur van zijn moeder. En toen?
Hij ging naar zijn moeder. Ik heb gezien dat hij op een gegeven moment aan kwam rennen met een mes in zijn hand, vanuit de tuin van zijn moeder. Toen is hij naar mij toegekomen. Hij kwam achter mij aan met dat mes. [9]
In een
proces-verbaal van bevindingenmet bijlage van verbalisant [verbalisant 3] , houdende een omschrijving van de camerabeelden van de [adres] in [woonplaats] , is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Ik zag op de camerabeelden dat om 12:57 uur een vrouw in beeld verscheen. Ik hoorde dat politiemedewerkers zeiden dat zij de vrouw ambtshalve herkenden als de moeder van de verdachte [verdachte] . Ik zag dat er om 12:58 uur een man in beeld verscheen. Ik zag dat de vrouw achteruit stapte toen de man dichter in haar buurt kwam. Ik herkende deze man als verdachte [verdachte] . Ik zag dat de man in de richting van de naastgelegen tuin liep. Ik zag dat de verdachte een mes in zijn rechterhand vasthield. [10]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 5
Het
proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5], opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] op 10 januari 2024, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 10 januari 2024 bevond ik, aangever [slachtoffer 5] , mij thuis in [woonplaats] . Ik zag [verdachte] voor mijn raam staan. Ik opende het keukenraam op een kiertje. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij wilde praten. Ik zei dat hij weg moest gaan. Toen zag ik dat [verdachte] met zijn arm naar binnen stak en ik zag en voelde dat hij mij vastpakte bij mijn kraag. Ik riep naar [verdachte] dat hij me los moest laten en dat hij weg moest gaan. Ik zag dat [verdachte] een blikje in zijn rechterhand had en zag dat [verdachte] zijn rechterarm naar achteren bewoog en met kracht richting mijn hoofd zwaaide. Ik voelde een scherpe pijn op mijn achterhoofd toen [verdachte] met het blikje op mijn achterhoofd sloeg. Ik probeerde [verdachte] op afstand te houden door het keukenraam heen maar hij sloeg mij toch nog drie of vier keer op mijn achterhoofd met het blikje.
(Noot verbalisant: Ik zie op het achterhoofd van de heer [slachtoffer 5] rode vlekken en krassen op de huid en ik ruik een bierlucht in het haar van de heer [slachtoffer 5] . [11]
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 5
Het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan kan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige De verklaring van aangever alleen is dus onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Het dossier bevat echter ook een waarneming van verbalisant [verbalisant 4] . Dit betreft een eigen waarneming van de verbalisant van het letsel van aangever vlak na het feit. Deze waarneming geeft steun aan en bevestigt de verklaring van aangever. Er is daarmee voldaan aan het bewijsminimum als bedoeld in artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank is van oordeel dat het onder 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 6 subsidiair
Het proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 6] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 12 januari 2024 ben ik naar [slachtoffer 7] gegaan. Toen ik daar aankwam kreeg ik ruzie met [verdachte] . Hij heeft mij met zijn vuisten geslagen. Hij heeft mij met kracht geslagen en geschopt. Ook toen ik nog op de grond lag. Ik heb erg veel pijn. Mijn hele kunstgebit is in stukken geschopt toen deze nog in mijn mond zat. Ik ben overal zwaar gekneusd, ook op mijn borstkas. De dokter zei dat ik ook een soort bloedprop in mijn hoofd heb. Verder ben ik helemaal blauw en heb ik zware hoofdpijn. [12]
In een
proces-verbaal van bevindingenmet bijlage van verbalisant [verbalisant 1] , houdende een omschrijving van de toestand van aangever na de mishandeling, is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Op 15 januari 2024, waren wij, verbalisanten, in het [ziekenhuis] om een bezoek te brengen slachtoffer [slachtoffer 6] . Bij aankomst in het ziekenhuis werd door de verpleegkundige vertelt dat [slachtoffer 6] met een brilhematoom was binnengebracht. Wij zagen dat hij in bed lag en aangezichtsletsel had. Wij zagen dat [slachtoffer 6] geen tanden in zijn mond had en vermoedelijk daardoor moeilijk te verstaan was. Wij zagen dat er delen van een kunstgebit op het nachtkastje lag. Verder zagen wij dat zijn beide ogen waren opgezwollen en de huid rond zijn beide ogen roodgekleurd was. Ook zagen wij dat hij een bloeduitstorting had tussen zijn wenkbrauwen. [13]
Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Ik heb [slachtoffer 6] op 12 januari 2024 meerdere malen geslagen
.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 6 subsidiair
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en aangever op 12 januari 2024 met elkaar hebben gevochten. Verdachte heeft bekend dat hij aangever meerdere malen heeft geslagen. Volgens de verdediging heeft verdachte aangever echter niet geschopt. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangever dat verdachte hem ook heeft geschopt. Volgens aangever heeft verdachte zijn kunstgebit stuk geschopt toen dit in zijn mond zat en verbalisant [verbalisant 1] heeft delen van een kunstgebit op het nachtkastje van aangever zien liggen toen hij aangever in het ziekenhuis bezocht. Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen is voor de rechtbank op overtuigende wijze komen vast te staan dat verdachte aangever op 12 januari 2024 meerdere malen heeft geslagen en geschopt.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 8 [14]
Het proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 7] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 13 juli 2023 was ik in mijn woning in [woonplaats] . Ik hoorde [verdachte] beneden van de flat. Ik heb [verdachte] binnen gelaten en toen werd [verdachte] direct boos. [verdachte] is toen naar mijn voordeur gelopen en heeft de ruit van mijn voordeur vernield. [15]
In een
proces-verbaal van verhoor van getuige[getuige 1] , heeft deze getuige onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Op 13 juli 2023 was ik in mijn woning in [woonplaats] . Ik heb vanuit het keukenraam zicht op de voordeur van nummer [huisnummer] (de rechtbank begrijpt: de woning van [slachtoffer 7] ). Ik zag [verdachte] . Ik hoorde [verdachte] schreeuwen: “Laat me binnen.” Ik zag dat hij vervolgens op de deur sloeg en nogmaals schreeuwde dat hij naar binnen wilde. Ik zag volgens mij dat hij met beide vuisten op de deur sloeg. Ik hoorde kort daarop dat het raam kapot werd geslagen. Ik hoorde het raam kinkelen. [16]
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 9 [17]
In een proces-verbaal van bevindingenvan verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Op 15 september 2023 verklaarde [slachtoffer 3] kort samengevat dat:
- [slachtoffer 3] , [verdachte] en [getuige 2] de hele avond biertjes en uit een fles sterke drank hebben gedronken;
- plotseling de sfeer omsloeg en [verdachte] verbaal agressief werd naar zijn moeder, [slachtoffer 3] ;
- [slachtoffer 3] tegen [verdachte] zei dat hij de woning uit moest;
- [verdachte] zijn moeder, [slachtoffer 3] , van de bank trok;
- [slachtoffer 3] op de grond terechtkwam;
- [verdachte] met zijn vuisten zes tot acht keer op het gezicht van [slachtoffer 3] heeft geslagen.
Ik, [verbalisant 6] , zag dat [slachtoffer 3] letsel had op haar gezicht. Ik zag op haar gezicht blauwe plekken en een blauwe plek op haar rechterelleboog. [18]
In een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Ik, [verbalisant 6] , sprak met [getuige 2] . Ik hoorde dat [getuige 2] verklaarde dat:
- [verdachte] zijn moeder [slachtoffer 3] van de bank heeft getrokken;
- [slachtoffer 3] op de grond terechtkwam;
- [verdachte] met zijn vuisten meerdere malen op het hoofd/bovenlichaam van [slachtoffer 3] sloeg. [19]
Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard:
Ik heb mijn moeder [slachtoffer 3] op 14 september 2023 een duw gegeven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1:hijopof omstreeks13 januari 2024 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,
althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met kracht een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerpin de schouder, althans in het lichaamvan die [slachtoffer 1] heeft gestoken
en/of geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2:hijopof omstreeks13 januari 2024 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,
althans in Nederland,[slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem eenmaalof meerdere malenin het gezicht te slaan;
feit 3:hijopof omstreeks13 januari 2024 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,
althans in Nederland,[slachtoffer 3] en/of[slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
- door met een mes een stekende beweging in de richting van die [verdachte] te maken en/of
- door met een mes op die [slachtoffer 4] en/of de voordeur van die [slachtoffer 4] (dreigend) af te lopen en/ofhet mes in de voordeur te stekenen/of te duwen;
feit 4:hijopof omstreeks13 januari 2024 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,althans in Nederland,opzettelijk en wederrechtelijk
- een raam/ruit van het pand, gelegen aan de [adres] te [woonplaats], in elk
geval enig goed,dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] in elk geval aan een
ander toebehoorde(n), en/of
- een raam/ruit en/of de voordeur van het pand, gelegen aan de [adres] te
Emmeloord, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk
geval aan een ander toebehoorde heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 5:hijopof omstreeks10 januari 2024 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,
althans in Nederland,[slachtoffer 5] heeft mishandeld door hemeen of meerdere malenmet een bierblik op het hoofd te slaan;
feit 6:hijopof omstreeks12 januari 2024 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,althans in Nederland,[slachtoffer 6] heeft mishandeld dooreen ofmeerdere malen tegen het hoofd en/of gezicht en/of romp,althans tegen het lichaam van die [slachtoffer 6]te slaan en te/of
schoppenen/of duwen;
feit 8:hijopof omstreeks13 juli 2023 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, in elk
geval in Nederland,opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de voordeuren/of de voordeur en/of beddengoed en/of kleding, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)heeft vernield, beschadigd,
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 9:hijopof omstreeks14 september 2023 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder
zijn moeder, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door meermaals, althans eenmaal,met (gebalde) vuist tegen het gezicht, althans het lichaam, van die [slachtoffer 3] te slaan/stompenen/ofdie [slachtoffer 3] met kracht van de bank tetrekken en/of teduwen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:
poging tot doodslag
feit 2, feit 5 en feit 6 subsidiair:
telkens: mishandeling
feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd
feit 4 en feit 8:
telkens: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd
feit 9:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn moeder

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot
- een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • opname in een zorginstelling;
  • ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • meewerken aan middelencontrole;
- de vrijheidsbeperkende maatregel conform artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht: een contactverbod ten aanzien van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] voor de duur van 3 jaren, per overtreding 1 maand hechtenis met een maximum van 6 maanden.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden, het uit te oefenen reclasseringstoezicht en de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De officier van justitie heeft tot slot gevorderd verdachte ter zake van het bewezen geachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een lagere straf moet worden opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd. De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk op te leggen en hieraan de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals door de reclassering geadviseerd. De raadsman heeft verzocht geen contactverbod ten aanzien van [slachtoffer 7] op te leggen. Voorts dient rekening te worden gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht dat van toepassing is en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere geweldsdelicten, te weten een poging tot doodslag en meerdere mishandelingen, vernielingen en bedreigingen. Verdachte heeft een postbezorger in haar schouder gestoken, terwijl zij gewoon bezig was haar werk te doen. Zij had niets te maken met de ruzie die verdachte had met [slachtoffer 4] of anderen. Dat het lichamelijke letsel van het slachtoffer beperkt is gebleven, is niet aan het handelen van verdachte te danken. Het had heel anders kunnen aflopen. Het slachtoffer heeft verklaard dat zij enorme angst heeft ervaren en heeft gevreesd voor haar leven en dat is zeer voorstelbaar.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn moeder. Verdachte heeft zijn moeder mishandeld in haar eigen huis, een plek waar zij zich veilig zou moeten voelen. De rechtbank vindt dat strafverzwarend. Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een voorbijganger op straat, opnieuw een willekeurig slachtoffer die op het verkeerde moment op de verkeerde plaats was, en van de buurman van zijn moeder en een kennis. Verdachte had kennelijk nauwelijks een aanleiding nodig om erop los te slaan en hij heeft door zijn handelen de slachtoffers pijn toegebracht en hun lichamelijke integriteit geschonden.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan drie vernielingen, namelijk van de ruiten van de voordeuren van zijn moeder, de buurman van zijn moeder en zijn toenmalige vriendin. Daarmee heeft verdachte getoond geen enkel respect te hebben voor het eigendom van een ander. Dit is een hinderlijk feit waarmee verdachte voor schade bij anderen heeft gezorgd.
Tot slot heeft verdachte zijn moeder en haar buurman bedreigd door met een mes stekende bewegingen richting hen te maken en een mes in de voordeur van de buurman te steken. Het spreekt voor zich dat verdachte door zijn handelen angstgevoelens bij beide slachtoffers teweeg heeft gebracht.
In alle gevallen gedroeg verdachte zich onder invloed van middelen agressief naar de slachtoffers. Verdachte heeft door dit geweld gezorgd voor overlast en angstgevoelens bij de betrokken personen. Ook wordt door gewelddadige feiten zoals verdachte die heeft gepleegd het veiligheidsgevoel in de samenleving in bredere zin aangetast. Verdachte heeft in korte tijd voor een spoor van vernieling en geweld gezorgd. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
De persoon van verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 10 september 2024 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten. Deze veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank weegt dat in het nadeel van verdachte mee bij de bepaling van de straf. Ook houdt de rechtbank in de strafbepaling rekening met toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van twee Pro Justitia rapporten van 10 en 12 juli 2024 en een rapport van de reclassering van 18 september 2024. Er is, samengevat, als volgt gerapporteerd.
Pro Justitia-rapporten, opgesteld door R. Bout, GZ-psycholoog en A.C. van Dijk en C.M. Gouverneur, psychiaters
Vastgesteld is dat bij verdachte sprake is van een posttraumatische stressstoornis, stoornis in het gebruik van diverse middelen, zwakbegaafdheid en aanwijzingen voor ADHD. De psychische stoornissen waren ten tijde van de bewezenverklaarde feiten aanwezig. Door het middelengebruik ten tijde van de bewezenverklaarde feiten kwam verdachte in conflict met zijn omgeving. Verdachte raakte sneller in conflict vanwege zijn draaglast voortkomend uit traumatische levensgebeurtenissen en de daardoor onder druk staande emotieregulatie. Hierdoor schoot de impulscontrole van verdachte tekort en kwam hij tot het plegen van onderhavige strafbare feiten. Het gebruik van stimulantia en alcohol ondermijnde de impulscontrole van verdachte verder. Hoewel verdachte bekend is met het drempelverlagende effect van zowel alcohol als stimulantia, kan hij, vanwege zijn stoornis in het gebruik van desbetreffende middelen, zijn gedrag moeilijk aanpassen aan deze kennis. Daarnaast hangt het gebruik van desbetreffende middelen samen met de vastgestelde PTSS vanwege de functie van het onderdrukken van pijnlijke herinneringen aan trauma’s. De deskundigen adviseren om bij een bewezenverklaring verdachte het hem tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Het recidiverisico op korte termijn wordt ingeschat op matig tot hoog. Het recidiverisico op lange termijn wordt ingeschat op hoog als verdachte niet abstinent van alcohol en stimulantia blijft.
De deskundigen adviseren verdachte een klinische behandeling te laten ondergaan voor zijn verslavingsproblematiek met als uiteindelijk doel de kans op impulsief en gewelddadig gedrag te verminderen. De klinische behandeling kan plaatsvinden in een sterk gestructureerde kliniek met een hoog beveiligingsniveau, zoals een Forensische Verslavingskliniek (FVK). Na de klinische fase van de behandeling, die volgens de deskundigen ongeveer een jaar zal duren, zal verdachte kunnen uitstromen naar een begeleide woonvorm en daarnaast ambulante behandeling ondergaan. De bovenstaande behandeling zou, bij een veroordeling, kunnen plaatsvinden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf.
Reclasseringsadvies
De reclassering schat het recidiverisico hoog in. De reclassering volgt het advies uit de Pro Jusitia-rapporten en acht een langdurige klinische opname noodzakelijk. Een gestructureerde klinische setting waar verdachte abstinent is van middelen is van belang. Binnen de klinische setting kan behandeling gericht op de psychische en verslavingsproblematiek worden gestart. De reclassering adviseert aansluitend klinische behandeling, zodat de behandeling kan worden voortgezet zodra verdachte uit de gestructureerde omgeving van de kliniek komt. Tevens adviseert de reclassering het wonen in een begeleide of beschermde woonvorm. Er dient te worden toegewerkt naar stabiliteit op de leefgebieden nu verdachte onvoldoende in staat lijkt om hier zelf naar toe te werken. Ook adviseert de reclassering middelencontrole om het middelengebruik te kunnen monitoren en is een meldplicht geïndiceerd om erop toe te zien dat verdachte zich aan de voorwaarden houdt.
Toerekenbaarheid
De rechtbank neemt ten aanzien van de diagnostiek en de geadviseerde verminderde toerekening de conclusies van de deskundigen over. Gelet op de problematiek van verdachte is de rechtbank van oordeel dat hij tijdens de bewezenverklaarde feiten werd beperkt in zijn keuzevrijheid en daarmee niet geheel vrij zijn wil kon bepalen. De rechtbank acht verdachte daarom ten aanzien van het bewezenverklaarde in een verminderde mate toerekeningsvatbaar en houdt hier rekening mee bij het bepalen van de straf.
De op te leggen straf en maatregel
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan acht strafbare feiten. De omstandigheden maken dat de rechtbank in deze zaak geen andere straf passend acht dan een forse en deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank mede acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Mede omdat de rechtbank ten aanzien van het onder 6 primair en 7 tenlastegelegde niet tot een bewezenverklaring komt, acht de rechtbank een enigszins lagere straf dan is gevorderd op zijn plaats.
De gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf is enerzijds bedoeld om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal naast de algemene voorwaarden ook bijzondere voorwaarden opleggen in de vorm van een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole. De rechtbank is van oordeel dat een proeftijd van drie jaren passend en ook noodzakelijk is, gelet op het belang van behandeling van verdachte en zodat verdachte gemotiveerd blijft zich te weerhouden van het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten.
De rechtbank ziet ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten
aanleiding om een vrijheidsbeperkende maatregel, te weten een contactverbod, op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte op te leggen. De maatregel houdt in dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 6] . De rechtbank bepaalt dat deze maatregel voor de duur van drie jaren zal gelden. De vervangende hechtenis wordt vastgesteld op één maand voor iedere keer dat verdachte niet aan de maatregel voldoet, met een maximum van zes maanden. De rechtbank ziet geen aanleiding om ook een contactverbod ten aanzien van [slachtoffer 7] op te leggen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van meerdere personen, te weten een poging tot doodslag en meerdere mishandelingen, vernielingen en bedreigingen. Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden, het toezicht door de reclassering en de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de rechtbank de vordering tenuitvoerlegging toe te wijzen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Zwolle, van 17 februari 2023 (parketnummer 21-001739-20) is aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken opgelegd. De hierboven bewezenverklaarde feiten zijn na het wijzen van dit arrest en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezenverklaarde feiten heeft verdachte de aan het arrest verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Om die reden zal deze voorwaardelijk opgelegde straf alsnog ten uitvoer worden gelegd.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38v, 38w, 45, 57, 63, 285, 287, 300, 350, van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 6 primair en 7 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6 subsidiair, 8 en 9 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
12 (twaalf) maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 3 (drie) jarenvast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
  • zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Leiden aan de Perzikweg 1-7, 2321 DG Leiden of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
  • zich laat opnemen in FVK Rotterdam of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • zich laat behandelen door een nader te bepalen zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat noodzakelijk acht. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek van verdachte kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen als de zorginstelling dat noodzakelijk acht;
  • verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
 meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
waarbij aan de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Oplegging vrijheidsbeperkende maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidvoor de duur van 3 (drie) jaren;
- beveelt dat verdachte zich onthoudt van contact met:
o [slachtoffer 1] , geboren op [1962] te [geboorteplaats] ;
o [slachtoffer 2] , geboren op [1958] te [geboorteplaats] ;
o [slachtoffer 4] , geboren op [1999] te [geboorteplaats] ;
o [slachtoffer 6] , geboren op [1981] te [geboorteplaats] (Polen);
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval door de verdachte niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 (één) maand voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 (zes) maanden. Toepassing van de vervangende jeugddetentieheft de verplichtingen ingevolge de maatregel niet op;
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 21.001739.20
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Zwolle, bij arrest van 17 februari 2023 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Koorevaar, voorzitter, mr. B.F. Hammerle en mr. A.M. Loots, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Tressel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 november 2024.
Mr. Koorevaar, mr. Loots en mr. Tressel zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16.014070.24:
feit 1 primair:
hij op of omstreeks 13 januari 2024 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,
althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met kracht een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de schouder, althans in het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken
en/of geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 13 januari 2024 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,
althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met kracht een
mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de schouder, althans in het
lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of geduwd, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 13 januari 2024 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,
althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de (rechter) schouder, althans in het lichaam van die [slachtoffer 1] te steken en/of duwen;
feit 2:
hij op of omstreeks 13 januari 2024 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,
althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem een of meerdere malen in het gezicht te slaan;
feit 3:
hij op of omstreeks 13 januari 2024 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,
althans in Nederland, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
- door met een mes een stekende beweging in de richting van die [verdachte] te

maken en/of

- door met een mes op die [slachtoffer 4] heeft en/of de voordeur van die [slachtoffer 4] (dreigend) af te lopen en/of het mes in de voordeur te steken en/of te duwen;
feit 4:
hij op of omstreeks 13 januari 2024 te [woonplaats] , gemeente Noordoostpolder, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk
- een raam/ruit van het pand, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] , in elk
geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] in elk geval aan een
ander toebehoorde(n), en/of
- een raam/ruit en/of de voordeur van het pand, gelegen aan de [adres] te
[woonplaats] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk
geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 5:
hij op of omstreeks 10 januari 2024 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,
althans in Nederland, [slachtoffer 5] heeft mishandeld door hem een of meerdere malen met een bierblik op het hoofd te slaan;
feit 6:
hij op of omstreeks 12 januari 2024 te [woonplaats] , gemeente Noordoostpolder, althans in Nederland, aan [slachtoffer 6] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten inwendige verwondingen in de mond en/of een mogelijke scheldebasisfractuur en/of een bloedstolsel in het hoofd, heeft toegebracht door een of meerdere malen tegen het hoofd en/of gezicht en/of romp, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer 6] heeft geslagen en/of geschopt en/of
geduwd;
subsidiair:
hij op of omstreeks 12 januari 2024 te [woonplaats] , gemeente Noordoostpolder, althans in Nederland, [slachtoffer 6] heeft mishandeld door een of meerdere malen tegen het hoofd en/of gezicht en/of romp, althans tegen het lichaam van die [slachtoffer 6] te slaan en/of
schoppen en/of duwen;
16.173442.23
feit 1:
hij op of omstreeks 13 juli 2023 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, in elk
geval in Nederland, [slachtoffer 7] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door
- lampenolie over het lichaam van die [slachtoffer 7] en/of de vloer en/of het bed van die

[slachtoffer 7] te gooien/gieten en/of

- (vervolgens) een aansteker in de richting van die [slachtoffer 7] te houden/te tonen en/of
- tegen die [slachtoffer 7] te zeggen/schreeuwen dat hij, verdachte, haar in brand gaat

steken, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;

feit 2:
hij op of omstreeks 13 juli 2023 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, in elk
geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de voordeur en/of de voordeur en/of beddengoed en/of kleding, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7]
, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd,
onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 3:
hij op of omstreeks 14 september 2023 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder
zijn moeder, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door meermaals, althans eenmaal, met (gebalde) vuist tegen het gezicht, althans het lichaam, van die [slachtoffer 3] te slaan/stompen en/of die [slachtoffer 3] met kracht van de bank te trekken en/of te duwen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 januari 2024, genummerd 2024013220, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 116. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 66 t/m 72.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris, P.M. Leijten, op 13 juni 2024, pagina’s 5 en 6.
4.Rapport forensisch DNA-onderzoek van 9 april 2024, pagina’s 118 en 119.
5.Pagina’s 75 en 76.
6.De geneeskundige verklaring [B] , pagina 3.
7.Pagina’s 79 t/m 85.
8.Pagina’s 87 t/m 91.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 4] bij de rechter-commissaris, P.M. Leijten, op 13 juni 2024, pagina 5.
10.Pagina’s 49 t/m 51.
11.Pagina’s 93 en 94.
12.Pagina’s 101 en 102.
13.Pagina’s 107 t/m 109.
14.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 juli 2024, genummerd 2023212101, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 37. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
15.Pagina 36.
16.Pagina 23.
17.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 september 2023, genummerd 2023281385, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 48. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
18.Pagina 31.
19.Pagina 34.