ECLI:NL:RBMNE:2024:6265

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
10936175 \ AC EXPL 24-436
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van schadevergoeding uit vervoersovereenkomst en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft eiser, h.o.d.n. [handelsnaam], gedaagde, gevestigd in [vestigingsplaats], gedagvaard voor de kantonrechter in verband met een schadevergoeding uit een vervoersovereenkomst. De vordering betreft schade aan vijf pallets met blikjes frisdrank die op 13 januari 2022 van Rotterdam naar Scheemda zijn vervoerd. Eiser vordert een schadevergoeding van € 7.603,84, maar gedaagde stelt dat de vordering is verjaard en dat de schade op basis van de Algemene Vervoers Condities (AVC) beperkt is.

De kantonrechter heeft op 13 november 2024 geoordeeld dat de vordering van eiser is verjaard. De verjaringstermijn voor vorderingen uit vervoersovereenkomsten bedraagt één jaar en begint op de dag na aflevering, in dit geval op 14 januari 2022. Eiser heeft niet aangetoond dat de verjaringstermijn is gestuit, ondanks dat hij op de hoogte was van het verweer van gedaagde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de enkele stelling van eiser dat er is gecommuniceerd met de verzekeraar van gedaagde onvoldoende is om te concluderen dat de verjaringstermijn is gestuit.

Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat eiser de proceskosten moet betalen, omdat hij in het ongelijk is gesteld. De proceskosten zijn begroot op € 813,00, inclusief de kosten van de gemachtigde van gedaagde. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing moet worden nageleefd, ook als eiser in hoger beroep gaat. De uitspraak is gedaan door kantonrechter mr. V.E.J.A. Boots en is openbaar uitgesproken op 13 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 10936175 \ AC EXPL 24-436 VL/58599
Vonnis van 13 november 2024
in de zaak van
[eiser] , h.o.d.n. [handelsnaam],
wonend in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: F. Engelage,
tegen
[gedaagde],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J. Mulder.

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft [gedaagde] op 2 februari 2024 gedagvaard voor de kantonrechter. [gedaagde] heeft op 27 maart 2024 schriftelijk op de dagvaarding gereageerd.
1.2.
De mondelinge behandeling was op 11 oktober 2024. [eiser] was aanwezig. Hij werd bijgestaan door mevrouw [A] rolgemachtigde. Namens [gedaagde] was de heer [B] , KAM-coördinator bij [gedaagde] , aanwezig. Hij werd bijgestaan door mr. Mulder. Partijen hebben antwoord gegeven op vragen van de kantonrechter. De griffier heeft hiervan aantekeningen gemaakt. Tenslotte heeft de kantonrechter bepaald dat er een vonnis zal komen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] heeft in opdracht van [eiser] op 13 januari 2022 vijf pallets met blikjes frisdrank vervoerd van Rotterdam naar Scheemda. Tijdens het transport is een aantal pallets en blikjes beschadigd geraakt. [eiser] wil dat [gedaagde] de waarde van de totale lading, € 7.603,84, aan hem vergoedt. [gedaagde] is het hier niet mee eens. Volgens haar is de vordering van [eiser] verjaard en is de schade op basis van de toepasselijke AVC (Algemene Vervoers Condities) beperkt. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser] af, omdat de vordering tot schadevergoeding is verjaard. Dit wordt hieronder toegelicht.

3.De beoordeling

De verjaringstermijn is 1 jaar
3.1.
[eiser] en [gedaagde] hebben een vervoersovereenkomst gesloten. Een vordering die voortkomt uit een vervoersovereenkomst, verjaart na verloop van 1 jaar. [1] Dit betekent dat [eiser] na het aflopen van de verjaringstermijn zijn vordering niet meer kan afdwingen. De verjaringstermijn begint op de dag na aflevering [2] , in dit geval dus op 14 januari 2022.
De verjaringstermijn is niet gestuit
3.2.
De verjaringstermijn kan op twee manieren worden gestuit:
1. door een schriftelijke aanmaning of een schriftelijke mededeling waarin [eiser] op ondubbelzinnige wijze kenbaar maakt dat hij zich zijn recht op schadevergoeding voorbehoudt; [3]
2) door erkenning van de vordering door [gedaagde] . [4]
Als een verjaringstermijn wordt gestuit, begint deze weer opnieuw te lopen. [5] Het is aan [eiser] om te stellen en zo nodig te bewijzen dat de verjaringstermijn is gestuit.
3.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de vordering van [eiser] is verjaard, omdat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd dat de verjaringstermijn is gestuit. Op het moment dat [eiser] de dagvaarding aanbracht, wist hij dat [gedaagde] van mening was dat de vordering was verjaard. [eiser] had dit verweer van [gedaagde] in zijn dagvaarding moeten opnemen en had op dat moment ook al kunnen aanvoeren welke stuitingshandelingen zijn verricht. Dit heeft hij niet gedaan, ook niet na het lezen van de conclusie van antwoord van [gedaagde] . De enkele stelling ter zitting dat ‘is gecommuniceerd met de verzekeraar van [gedaagde] ’ zonder enige verwijzing naar producties, is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat, en zo ja wanneer de verjaringstermijn zou zijn gestuit.
3.4.
Wel heeft [gedaagde] gewezen op een brief van 12 oktober 2022 [6] van [eiser] aan TVM (de verzekeraar van [gedaagde] , hierna: TVM). Volgens [gedaagde] kan deze brief niet worden aangemerkt als stuitingshandeling, omdat de brief niet aan [gedaagde] maar aan haar verzekeraar is gestuurd. De kantonrechter laat in het midden of correspondentie van [eiser] aan TVM kan worden aangemerkt als stuitingshandeling. Ook als deze brief de verjaringstermijn zou hebben gestuit dan zou de vordering van [eiser] inmiddels zijn verjaard. [eiser] heeft namelijk niet gesteld dat in de periode na deze brief nog een stuitingshandeling is verricht. Het dossier bevat enkele correspondentiestukken tussen [eiser] en TVM in de periode na 12 oktober 2022, maar deze ziet de kantonrechter niet – zeker niet zonder toelichting van [eiser] – als mededeling van [eiser] waarin hij zich op ondubbelzinnige wijze zijn recht op schadevergoeding voorbehoudt. Ook leest de kantonrechter hier niet een erkenning van de vordering door [gedaagde] in. Mocht de brief van 12 oktober 2022 de verjaringstermijn hebben gestuit, dan zou de vordering van [eiser] op 13 oktober 2023 dus alsnog zijn verjaard.
Rente en buitengerechtelijke incassokosten
3.5.
Omdat de vordering tot schadevergoeding zal worden afgewezen, zullen ook de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
[eiser] moet de proceskosten betalen
3.6.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. [gedaagde] wil dat [eiser] haar daadwerkelijk gemaakte proceskosten vergoedt. De kantonrechter veroordeelt [eiser] echter in de standaard proceskosten. Een vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte proceskosten wordt namelijk alleen in buitengewone omstandigheden toegekend, bijvoorbeeld bij misbruik van procesrecht of het onrechtmatig instellen van een procedure. De kantonrechter is van oordeel dat hiervan geen sprake is. Het staat namelijk vast dat [eiser] een schadevordering had op [gedaagde] en [eiser] had niet op voorhand moeten begrijpen dat het beroep op verjaring zou slagen.
3.7.
De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
813,00
Uitvoerbaar bij voorraad
3.8.
De kantonrechter zal de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J.A. Boots en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2024.

Voetnoten

1.Artikel 28 AVC en artikel 8:1711 BW.
2.Artikel 8:1714 BW.
3.Artikel 3:317 lid 1 BW.
4.Artikel 3:318 BW.
5.Artikel 3:319 BW.
6.Productie 3 bij dagvaarding.