ECLI:NL:RBMNE:2024:6265
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verjaring van schadevergoeding uit vervoersovereenkomst en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft eiser, h.o.d.n. [handelsnaam], gedaagde, gevestigd in [vestigingsplaats], gedagvaard voor de kantonrechter in verband met een schadevergoeding uit een vervoersovereenkomst. De vordering betreft schade aan vijf pallets met blikjes frisdrank die op 13 januari 2022 van Rotterdam naar Scheemda zijn vervoerd. Eiser vordert een schadevergoeding van € 7.603,84, maar gedaagde stelt dat de vordering is verjaard en dat de schade op basis van de Algemene Vervoers Condities (AVC) beperkt is.
De kantonrechter heeft op 13 november 2024 geoordeeld dat de vordering van eiser is verjaard. De verjaringstermijn voor vorderingen uit vervoersovereenkomsten bedraagt één jaar en begint op de dag na aflevering, in dit geval op 14 januari 2022. Eiser heeft niet aangetoond dat de verjaringstermijn is gestuit, ondanks dat hij op de hoogte was van het verweer van gedaagde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de enkele stelling van eiser dat er is gecommuniceerd met de verzekeraar van gedaagde onvoldoende is om te concluderen dat de verjaringstermijn is gestuit.
Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat eiser de proceskosten moet betalen, omdat hij in het ongelijk is gesteld. De proceskosten zijn begroot op € 813,00, inclusief de kosten van de gemachtigde van gedaagde. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing moet worden nageleefd, ook als eiser in hoger beroep gaat. De uitspraak is gedaan door kantonrechter mr. V.E.J.A. Boots en is openbaar uitgesproken op 13 november 2024.