ECLI:NL:RBMNE:2024:6264

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
11136240 \ AC EXPL 24-1366
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betwisting van beëindiging betalingsregeling voor collegegeld door gedaagde

In deze zaak vordert de Stichting Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU) betaling van collegegeld van gedaagde, die onderwijs heeft gevolgd bij HKU. De betalingsregeling die was getroffen tussen HKU en gedaagde is beëindigd omdat gedaagde een nieuwe factuur van zijn zorgverzekeraar niet tijdig kon betalen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de beëindiging van de betalingsregeling onterecht was, omdat gedaagde de maandelijkse termijnen van de regeling wel had voldaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde nog een openstaand bedrag van € 529,63 aan HKU verschuldigd is, en dat HKU recht heeft op buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De kantonrechter heeft bepaald dat HKU een nieuwe betalingsregeling met gedaagde zal moeten treffen, aangezien gedaagde niet aanwezig was op de mondelinge behandeling. De proceskosten worden niet aan gedaagde opgelegd, omdat de procedure onnodig was door de onterechte beëindiging van de betalingsregeling. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11136240 \ AC EXPL 24-1366 VL/58599
Vonnis van 13 november 2024
in de zaak van
STICHTING HOGESCHOOL VOOR DE KUNSTEN UTRECHT,
gevestigd in Utrecht,
eisende partij,
hierna te noemen: HKU,
gemachtigde: [gemachtigde] , werkzaam bij GGN Mastering Credit B.V. (hierna: GGN),
tegen
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
HKU heeft [gedaagde] op 7 mei 2024 gedagvaard voor de kantonrechter. [gedaagde] heeft op 12 juni 2024 mondeling op de dagvaarding gereageerd. De kantonrechter heeft een mondelinge behandeling bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling was op 17 oktober 2024. Namens HKU waren mevrouw [A] en de heer [B] aanwezig, bijgestaan door de heer [gemachtigde] van GGN. [gedaagde] was, hoewel op de juiste wijze opgeroepen, niet aanwezig. HKU heeft een aantal vragen van de kantonrechter beantwoord en de griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat is besproken. Vervolgens heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] heeft onderwijs gevolgd bij HKU en hij heeft het collegegeld van het collegejaar 2022-2023 niet volledig betaald. Er stond in oktober 2023 nog € 576,25 waarvoor partijen een betalingsregeling van € 40,00 per maand hebben afgesproken. Na het treffen van de betalingsregeling heeft [gedaagde] € 46,62 betaald aan (de gemachtigde van) HKU. HKU zegt dat de betalingsregeling is vervallen, omdat [gedaagde] deze niet is nagekomen. HKU wil daarom dat [gedaagde] het openstaande bedrag van € 529,63 aan haar betaalt. Daarbij wil ze dat [gedaagde] de rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten aan haar betaalt. [gedaagde] is het hier niet mee eens en zegt dat hij de betalingsregeling altijd is nagekomen en dat hij dacht dat de schuld was afgelost. De kantonrechter wijst de vorderingen van HKU toe, maar bepaalt dat [gedaagde] niet de proceskosten van HKU hoeft te betalen.

3.De beoordeling

Vervallen betalingsregeling
3.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft HKU toegelicht waarom de betalingsregeling is vervallen. Het klopt dat [gedaagde] de maandtermijn van € 40,00 telkens heeft betaald, maar de betalingsregeling was getroffen voor drie dossiers, waarvan twee van Zilveren Kruis. In de betalingsregeling was vermeld dat die zou komen te vervallen als een nieuwe rekening van Zilveren Kruis niet op tijd zouden worden betaald en dat is gebeurd. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] onredelijk is benadeeld doordat GGN de schulden van [gedaagde] aan HKU en aan Zilveren Kruis heeft opgenomen in één betalingsregeling, waardoor met het niet betalen van een rekening van Zilveren Kruis ook de betalingsregeling met HKU is vervallen. Om dit te voorkomen had GGN twee aparte betalingsregelingen kunnen treffen. Veel extra werk zal dat niet opleveren, omdat ook bij de gevolgde werkwijze de maandtermijn over drie dossiers moest worden verdeeld. GGN had er ook voor kunnen kiezen om alleen de betalingsregeling met Zilveren Kruis te beëindigen en de afgesproken betalingsregeling voort te zetten voor de schuld aan HKU. HKU heeft niet kunnen toelichten waarom de betalingsregeling tussen haar en [gedaagde] afhankelijk was van het niet betalen van een nieuwe vordering van Zilveren Kruis. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de betalingsregeling tussen [gedaagde] en HKU ten onrechte is beëindigd.
3.2.
Uiteindelijk zal [gedaagde] het openstaande bedrag wel aan HKU moeten betalen. HKU heeft dat berekend op € 529,63 en dat is door [gedaagde] niet gemotiveerd betwist, zodat de kantonrechter daarvan uitgaat. Omdat [gedaagde] niet op de mondelinge behandeling is verschenen, kon geen nieuwe betalingsregeling worden afgesproken en de kantonrechter mag zelf geen betalingsregeling vaststellen. De kantonrechter gaat ervan uit dat HKU een nieuwe (voor [gedaagde] haalbare) betalingsregeling zal afspreken met [gedaagde] .
Buitengerechtelijke incassokosten
3.3.
HKU vordert een bedrag van € 104,59 aan buitengerechtelijke incassokosten, inclusief btw. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. HKU heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Het gevorderde bedrag komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
Rente
3.4.
HKU vordert een bedrag van € 45,55 aan tot aan de dagvaarding verschenen wettelijke rente. Omdat de hoofdsom zal worden toegewezen en [gedaagde] de rente niet heeft betwist, zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen.
3.5.
HKU vordert ook de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding over de hoofdsom van € 529,63 en de verschenen wettelijke rente van € 45,55. Omdat de verschenen wettelijke rente niet ouder is dan een jaar, kan hierover geen wettelijke rente worden toegewezen. De kantonrechter zal de wettelijke rente vanaf de dagvaarding daarom alleen toewijzen over de hoofdsom en de buitengerechtelijke incassokosten.
De proceskosten
3.6.
Omdat de kantonrechter van oordeel is dat de betalingsregeling niet beëindigd had mogen worden, en deze procedure dus onnodig is, wordt [gedaagde] niet veroordeeld in de proceskosten. Dit betekent dat beide partijen hun eigen proceskosten moeten dragen.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.7.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan HKU van een bedrag van € 679,77, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van 634,22 vanaf de dag van de dagvaarding tot het moment dat het volledige bedrag is betaald;
4.2.
bepaalt dat beide partijen hun eigen proceskosten dragen;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst al het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2024.