ECLI:NL:RBMNE:2024:6262

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
13 november 2024
Zaaknummer
11314985 UV EXPL 24-209 LT/44506
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning na sluiting op grond van de Opiumwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op 13 november 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Woongroen en twee gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. M.J. Jeths, vorderde ontruiming van de woning aan [adres] in [woonplaats] na de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst. Dit gebeurde naar aanleiding van de sluiting van de woning door de burgemeester op 23 juli 2024, omdat er in de woning handelshoeveelheden softdrugs en een vuurwapen waren aangetroffen. De gedaagden, die met hun twee minderjarige kinderen in de woning verbleven, waren het niet eens met de ontruimingsvordering. De kantonrechter verleende verstek tegen [gedaagde sub 1], die niet was verschenen, en behandelde de zaak met [gedaagde sub 2].

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagden geen recht of titel meer hadden om in de woning te verblijven, gezien de ernstige overtredingen van de Opiumwet. De rechter vond het niet aannemelijk dat [gedaagde sub 2] geen weet had van de drugs en het vuurwapen in de woning. Ondanks haar argumenten over het belang van de kinderen, oordeelde de kantonrechter dat de ontruiming gerechtvaardigd was. Woongroen bood [gedaagde sub 2] een tijdelijke huurovereenkomst aan voor een sociale huurwoning, onder strikte voorwaarden. De kantonrechter besloot de vordering van Woongroen toe te wijzen en de proceskosten te compenseren, zodat elke partij de eigen kosten draagt.

De beslissing houdt in dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de woning moeten ontruimen, met de mogelijkheid van uitstel indien de woning nog gesloten is. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. D.C.P.M. Straver.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 11314985 UV EXPL 24-209 LT/44506
Kort geding vonnis van 13 november 2024
inzake
de stichting
Stichting Woongroen,
gevestigd en kantoorhoudend in Zeist,
verder ook te noemen: Woongroen,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.J. Jeths,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde sub 1] ,
gedaagde partij,
niet verschenen,
2.
[gedaagde sub 2],
wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde sub 2] ,
gedaagde partij
gemachtigde: mr. J. Pearson.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 oktober 2024 met producties 1 tot en met 6;
  • de aanvullende productie 7 van Woongroen;
  • producties 1 tot en met 7 van [gedaagde sub 2] ;
  • de mondelinge behandeling van 18 oktober 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
  • de pleitnota van mr. J. Pearson.
1.2.
Besloten is dat vandaag uitspraak wordt gedaan in de zaak.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben met Woongroen een huurovereenkomst gesloten voor de woning aan [adres] in [woonplaats] . [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] wonen hier met hun twee minderjarige kinderen. De burgemeester heeft de woning met ingang van 23 juli 2024 voor drie maanden gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet, omdat in de woning handelshoeveelheden softdrugs, versnijdingsmiddelen, verpakkingsmateriaal en een vuurwapen zijn aangetroffen. Woongroen heeft de huurovereenkomst naar aanleiding daarvan buitengerechtelijk ontbonden op 4 september 2024. Volgens Woongroen hebben [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hierdoor geen recht of titel meer om in de woning te verblijven. Woongroen wil daarom dat zij worden veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen zeven dagen. [gedaagde sub 2] is het niet eens met die vordering. De kantonrechter wijst de vordering toe.

3.De beoordeling

Verstekverlening tegen [gedaagde sub 1]
3.1.
De kantonrechter verleent verstek tegen [gedaagde sub 1] . Hij is namelijk op de juiste manier en op tijd opgeroepen, maar is niet op de mondelinge behandeling verschenen, heeft geen antwoord ingezonden en heeft niet om uitstel verzocht. Omdat [gedaagde sub 2] wel is verschenen in deze procedure, zal dit vonnis tussen alle partijen als een vonnis op tegenspraak worden gewezen. [1]
Spoedeisend belang
3.2.
Woongroen heeft een spoedeisend belang. Dat spoedeisend belang is gegeven met de aard van de vordering.
Ontruiming
3.3.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] moeten de woning ontruimen.
3.4.
Omdat in de woning (onder meer) handelshoeveelheden softdrugs en een vuurwapen zijn aangetroffen en de woning als gevolg daarvan op grond van artikel 13b van de Opiumwet door de burgemeester is gesloten, mocht Woongroen de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbinden. [2] [gedaagde sub 2] vindt dat het richting haar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Woongroen van deze ontbindingsbevoegdheid gebruik heeft gemaakt, althans dat de ontruimingsvordering tegenover haar en haar kinderen moet worden afgewezen. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de drugs en het vuurwapen van [gedaagde sub 1] waren, haar inmiddels ex-partner, en dat zij niet wist dat deze zaken zich in de woning bevonden. De kantonrechter vindt het echter niet aannemelijk dat [gedaagde sub 2] geen weet had van de aanwezigheid van drugs en een vuurwapen in de woning. Het wapen lag in een niet afgesloten nachtkastje van [gedaagde sub 1] , in de slaapkamer die [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] deelden. De drugs lag op verschillende plekken in de woning, waaronder in het nachtkastje van [gedaagde sub 1] , in de ruimte waar de wasmachine van het gezin staat én in de koelkast in de keuken bovenop een pak boter. Het lag dus allemaal verspreid door de woning op plekken waar [gedaagde sub 2] ook regelmatig moet zijn geweest. Bovendien is er een foto aangetroffen op de telefoon van [gedaagde sub 1] waarop is te zien dat het bed van de logeerkamer nog dit jaar vol heeft gelegen met grote pakketten soft drugs. De kantonrechter gaat ervan uit dat [gedaagde sub 2] ook daarvan op de hoogte moet zijn geweest.
3.5.
[gedaagde sub 2] heeft er nog op gewezen dat er geen overlastklachten van omwonenden zijn en dat niet is gebleken dat er aanloop was van drugsgebruikers naar de woning. Maar dat maakt de zaak in dit geval niet minder ernstig. Er zijn namelijk voldoende aanwijzingen dat de woning niet alleen werd gebruikt voor het stallen van (grote hoeveelheden) softdrugs, maar ook diende om de handel in hard drugs te faciliteren. Dat gebeurde vanuit de garage die [gedaagde sub 1] huurde van Woongroen en vanuit de woning van een nabij wonend familielid. [gedaagde sub 2] moet worden geacht ook hiervan op de hoogte te zijn geweest. Zij heeft desgevraagd namelijk de sleutel van de garage aan de politie gegeven. Dat maakt dat Woongroen er naar het oordeel van de kantonrechter terecht van is uitgegaan dat de woning bekend is binnen een crimineel circuit met alle risico’s van dien.
3.6.
Bij de mondelingen behandeling is uitvoerig stil gestaan bij de het belang van de kleine kinderen van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] . Zij hebben niet gevraagd om deze situatie en hebben belang bij een veilige woonomgeving. [gedaagde sub 2] heeft toegelicht dat zij dit belang heel goed beseft en heeft daar zelf de consequenties aan verbonden voor haar relatie met [gedaagde sub 1] . Zij heeft namelijk geconcludeerd dat in de woning van haar kinderen geen plaats is voor [gedaagde sub 1] en de activiteiten waarvan hij wordt verdacht. Ook Woongroen ziet het belang van de minderjarige kinderen en daarom hebben partijen na de mondelinge behandeling een regeling kunnen treffen. Woongroen heeft het volgende aanbod gedaan, waarmee [gedaagde sub 2] akkoord is gegaan:
“(…)
Woongroen wil gezien de Burgemeestersluiting en hetgeen er op het adres [adres] te [woonplaats] gebeurd is vasthouden aan de gevorderde ontruiming. Woongroen is echter bereid een eenmalig aanbod te doen voor een passende sociale huurwoning t.b.v. mevrouw [gedaagde sub 2] en haar twee minderjarige kinderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde sub 2] bereid is een huurovereenkomst in de vorm van een tijdelijke Laatste Kansovereenkomst voor de bepaalde tijd van 2 jaar aan te gaan (i.d.z.v. artikel 22a RTIV). In de huurovereenkomst zijn als uitdrukkelijke voorwaarden naast de algemene voorwaarden opgenomen dat [gedaagde sub 2] de heer [gedaagde sub 1] niet tot de woning zal toelaten/zal laten verblijven ook niet voor kort bezoek, en uw [gedaagde sub 2] niet in strijd zal handelen met de Opiumwet noch Opiumwet gerelateerde activiteiten zal verrichten. Indien een van deze voorwaarden wordt geschonden wordt de huurovereenkomst na ommekomst van de bepaalde tijd niet verlengd dan wel wordt ontbinding van de huurovereenkomst verzocht. Indien [gedaagde sub 2] zich aan de voorwaarden houdt dan is de intentie om de huurovereenkomst voort te zetten na 2 jaar.Op de eenmalige aanbieding heeft [gedaagde sub 2] geen invloed, de woning zal passend zijn voor [gedaagde sub 2] en haar twee minderjarige kinderen. [gedaagde sub 2] dient de inkomensgegevens 2023/2024 tijdig aanleveren voor de woningtoewijzing.
(…)
Omdat de woningen niet voor het oprapen liggen zal de toewijzing van de nieuwe woning waarschijnlijk pas plaats kunnen vinden na de opening van de woning per 15 november 2024. Dit houdt in dat [gedaagde sub 2] terug zal keren in de woning aan de [straat] en vanuit de woning aan [adres] zal verhuizen naar de woning die eenmalig wordt aangeboden. Een termijn waarbinnen het eenmalig aanbod wordt gedaan is niet te geven, het streven is om het aanbod z.s.m. te doen afhankelijk van het aanbod op de huurmarkt.
(…)”
Ervan uitgaande dat conform dit akkoord van dit vonnis gebruik zal worden gemaakt zal de kantonrechter de vordering van Woongroen toewijzen.
Proceskosten
3.7.
De kantonrechter ziet aanleiding de proceskosten te compenseren. Dit betekent dat elke partij de eigen kosten moet dragen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, dan wel – indien een eerdere ontruiming onmogelijk blijkt te zijn vanwege het besluit
tot sluiting – om binnen zeven dagen na de periode waarin de woning is gesloten, de woning aan [adres] in [woonplaats] te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Woongroen zijn, en de sleutels af te geven aan Woongroen;
4.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2024.

Voetnoten

1.Artikel 140 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.Artikel 7:231 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.