In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen, omdat zij van mening is dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 11 maart 2023 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, heeft op 13 februari 2024 uitspraak gedaan in deze zaak (zaaknummer UTR 23/6211). Verweerder heeft op 25 januari 2024 een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is, omdat de zaak op basis van de ingediende stukken kan worden beoordeeld.
De rechtbank overweegt dat eiseres terecht beroep heeft ingesteld, aangezien de beslistermijn door verweerder is overschreden. Eiseres heeft haar beroep ingediend meer dan twee weken na de ingebrekestelling, die op 13 december 2023 is verzonden. De rechtbank oordeelt dat verweerder alsnog een besluit moet nemen en stelt een termijn van uiterlijk 18 april 2024 voor het nemen van dit besluit. Tevens wordt verweerder verplicht om een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat hij deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die op € 218,75 is vastgesteld, en dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- door verweerder moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.