ECLI:NL:RBMNE:2024:6237
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake woningsluiting op basis van de Opiumwet
Op 8 november 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening in verband met de sluiting van een huurwoning. De burgemeester had op 8 augustus 2024 besloten om de woning van verzoeker te sluiten voor de duur van drie maanden, op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Verzoeker, die in voorlopige hechtenis verbleef, diende op 4 november 2024 een verzoek in om het besluit van de burgemeester te schorsen, omdat hij geen onderdak had en op straat dreigde te komen staan.
De voorzieningenrechter overwoog dat de woning al sinds 18 augustus 2024 gesloten was en dat verzoeker na de schorsing van zijn voorlopige hechtenis 12 dagen had gewacht met het indienen van het verzoek. De rechter merkte op dat verzoeker kennelijk elders onderdak had en dat de woning op 13 november 2024 weer geopend zou worden. De gemachtigde van verzoeker had niet gereageerd op verzoeken van de griffier om het spoedeisend belang nader te onderbouwen, wat de rechter als een tekortkoming beschouwde.
Uiteindelijk concludeerde de voorzieningenrechter dat de late indiening van het verzoek en het gebrek aan nadere toelichting afbreuk deden aan het gestelde spoedeisend belang. De rechter zag geen evidente fouten in het besluit van de burgemeester en wees het verzoek om voorlopige voorziening af, zonder dat een zitting nodig was. De burgemeester hoefde geen proceskosten of griffierecht te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.