ECLI:NL:RBMNE:2024:6232

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
UTR 24/241
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding wegens onredelijk laat ingediend beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op bezwaar

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 30 oktober 2024, wordt het verzoek van verzoekers om het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht te veroordelen in de proceskosten afgewezen. Verzoekers, vertegenwoordigd door mr. J.W. Adriaansens, hadden beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar door het college. Op 23 februari 2024 heeft het college alsnog een nieuw besluit genomen, waarna verzoekers hun beroep hebben ingetrokken, maar tegelijkertijd een verzoek om proceskostenvergoeding hebben ingediend. Het college heeft op 16 april 2024 op dit verzoek gereageerd.

De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. Echter, in dit geval oordeelt de rechtbank dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De rechtbank wijst erop dat er meer dan vijf jaar is verstreken sinds de eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die het college had opgedragen om een nieuw besluit te nemen. Verzoekers hebben in deze periode geen contact met het college onderhouden, waardoor zij redelijkerwijs niet meer konden vertrouwen op een tijdige beslissing.

De rechtbank concludeert dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen onredelijk laat is ingediend en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/241

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 oktober 2024 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] uit [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. J.W. Adriaansens),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: R.M. Wiersma).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekers om het college te veroordelen in de proceskosten die verzoekers hebben gemaakt wegens hun beroep tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit op bezwaar door het college.
2. Op 23 februari 2024 heeft het college alsnog een nieuw besluit op bezwaar genomen, waarna verzoekers hun beroep hebben ingetrokken onder het gelijktijdige verzoek om een proceskostenveroordeling. Het college heeft op 16 april 2024 op het proceskostenverzoek gereageerd.
3. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1] Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.

Beoordeling door de rechtbank

4. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2] In dit geval oordeelt de rechtbank dat er geen aanleiding bestaat voor een proceskostenvergoeding.
5. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het college op 14 november 2018 opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen. [3] De rechtbank stelt vast dat er ruim vijf jaar is verstreken tussen die uitspraak en de ingebrekestelling van verzoekers wegens niet tijdig beslissen. De rechtbank is van oordeel dat het beroep niet tijdig beslissen onredelijk laat is ingediend. De rechtbank overweegt daarbij dat verzoekers tussen de uitspraak van de Afdeling en de ingebrekestelling geen contact met het college hebben onderhouden. De rechtbank is van oordeel dat verzoekers daarom redelijkerwijs niet meer in het vertrouwen konden verkeren dat het college alsnog een beslissing zou nemen.
6. Gelet op het voornoemde is de rechtbank van oordeel dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Dit betekent dat verzoekers geen proceskostenvergoeding krijgen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. S.N. van Ooijen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht.