ECLI:NL:RBMNE:2024:6213

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
UTR 24/2950
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht en gebrek aan beroepsgronden

In deze zaak heeft eiseres op 19 april 2024 beroep ingesteld tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap, genomen op 19 maart 2024. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 23 oktober 2024 vastgesteld dat eiseres het griffierecht van € 51,- niet heeft betaald, wat een vereiste is voor de behandeling van het beroep. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat de zaak niet inhoudelijk kon worden behandeld door het ontbreken van de betaling van het griffierecht.

De rechtbank heeft eiseres op 24 mei 2024 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen vier weken betaald moest worden. Deze brief werd echter onbestelbaar geretourneerd. Vervolgens is de brief op 12 juni 2024 per gewone post verzonden, met de waarschuwing dat de termijn niet opnieuw aanvangt. Eiseres heeft geen betaling gedaan en ook geen redenen opgegeven voor het niet betalen van het griffierecht.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat eiseres geen beroepsgronden heeft ingediend en dat het beroepschrift niet in de Nederlandse taal was geschreven. Eiseres kreeg op 27 augustus 2024 de gelegenheid om deze gebreken te herstellen, maar heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals bepaald in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft daarom besloten het beroep niet inhoudelijk te behandelen en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen sprake van een vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/2950

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap [plaats] ,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld op 19 april 2024 tegen het besluit van verweerder van 19 maart 2024.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiseres heeft namelijk het griffierecht niet betaald, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 51,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiseres niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft eiseres op 24 mei 2024 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat eiseres het griffierecht binnen vier weken moet betalen aan de rechtbank. Deze brief is onbestelbaar aan de rechtbank geretourneerd. Hierna is deze brief, ter voldoening aan het bepaalde in artikel 8:38 van de Awb, op 12 juni 2024 per gewone post verzonden aan eiseres. Daarbij is vermeld dat de in de brief van 24 mei 2024 genoemde termijn niet opnieuw aanvangt.
5. De rechtbank heeft het bedrag niet ontvangen. Eiseres heeft daar geen reden voor gegeven.
6. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres niet heeft aangegeven waarom zij het niet eens is met het besluit (de beroepsgronden) en dat zij het beroepschrift niet in de Nederlandse taal heeft geschreven. De rechtbank heeft eiseres op 27 augustus 2024 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat zij dit gebrek uiterlijk 24 september 2024 kan herstellen. Deze brief is verstuurd via het digitale systeem van de rechtbank. Eiseres heeft hiervan een melding ontvangen. Omdat eiseres digitaal deelneemt aan het systeem, geldt de brief van
27 augustus 2024 als een aangetekende brief.
7. Eiseres heeft niet gereageerd op deze brief.
8. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
9. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.