Op 17 oktober 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort. De verzoeker had op 11 juni 2024 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn handhavingsverzoek. Na een besluit van verweerder op 18 juni 2024 heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder heeft op 4 oktober 2024 gereageerd op dit verzoek.
De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek om proceskostenvergoeding te beoordelen zonder dat partijen voor een zitting hoeven te verschijnen. De rechtbank heeft vastgesteld dat, aangezien het beroep is ingetrokken omdat verweerder aan verzoeker tegemoet is gekomen, verweerder de proceskosten van verzoeker moet vergoeden. Dit is in overeenstemming met de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 218,75 aan proceskosten, berekend op basis van de bijstand door een gemachtigde. Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 187,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze beslissing binnen zes weken na verzending.